Sander van der Eijk,
persvoorlichter ministerie van Justitie,
s.a.van.der.eijk@minjus.nl
Geachte heer,
Met belangstelling heb ik het persbericht over Holland Gateway gelezen.
Ik lees daarin onder meer:
"Holland Gateway biedt naast een gastvrij welkom verschillende diensten, zoals:
(...)
• Assistentie bij procedures (aanvragen van een verblijfsvergunning, inschrijven van een onderneming)"
Begrijp ik het goed dat:
- Mensen daar juridische bijstand krijgen als ze als kennismigrant een verblijfsvergunning willen aanvragen?
- Deze juridische bijstand gratis is?
Er zijn hier een aantal aspecten waardoor ik dit vreemd zou vinden:
a)Bij de gefinancierde rechstbijstand (pro deo zaken) wordt het doen van een aanvraag niet vergoed en moet de aanvrager zelf de deskundige bijstand betalen. Het argument om geen toevoeging te verlenen is dat deze procedures zo eenvoudig zijn dat iemand ze zelf zou moeten kunnen.
b)Juist het geven van juridische bijstand en hulp bij het doen van aanvragen voor een verblijfsvergunning is de broodwinning van menig juridisch adviseur of advocaat. En als de overheid dit nu opeens vanuit de overheidsmiddelen dit gratis gaat doen dit wel een hoop inkomsten en werkgelegenheid onder juristen scheelt;
c)Dus een IND-er (of door de IND betaalde medewerker) helpt met het doen van de aanvragen en de IND gaat ook op die aanvraag beslissen?
Misschien dat ik het allemaal verkeerd begrijp. Daarom ben ik benieuwd naar uw uitleg.
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Informatie over het Nederlandse vreemdelingenrecht en nationaliteitsrecht, inburgering, diversiteit, expats, vluchtelingen en gezinshereniging enz. Maar ook vacatures voor juristen die bezig willen houden in een internationale setting of zich in het vreemdelingenrecht willen verdiepen.
- immigration law blog on Dutch visa, residence permits, citizenship, nationality etc. -
Redactie mevr. mr M.W.W. Raspe (berichten uit de media zijn niet altijd ook haar mening)
29 september 2009
Heemskerk en Albayrak openen businesscentrum Holland Gateway op Schiphol
Staatssecretaris Heemskerk (Economische Zaken) en staatssecretaris Albayrak (Justitie) hebben op 28 september 2009 het businesscentrum Holland Gateway in het World Trade Centrum op Schiphol geopend. Holland Gateway is een businesscentrum dat tot doel heeft om buitenlandse ondernemingen en kennismigranten welkom te heten in Nederland. Beide bewindspersonen verrichten de opening samen met Pieter Verboom (Schiphol), Sandra van Baalen (UWV) en de Kamer van Koophandel.
Bij internationale beslissingen over handel, investeringen en vestiging spelen factoren als gastvrijheid een belangrijke rol. Staatssecretaris Heemskerk probeert deze dan ook positief te beïnvloeden. "De Nederlandse economie heeft grote belangen bij een groei van de export en buitenlandse investeringen. Zij zorgen voor afzet voor Nederlandse bedrijven en daarmee voor werkgelegenheid. Iemand een warm welkom geven is dan van groot belang. Gastvrijheid zorgt ervoor dat buitenlandse investeerders en bedrijven Nederland blijven zien als Gateway to Europe."
Holland Gateway past in de plannen van het kabinet om de positie van Nederland als vestigingsland te versterken. Ook zorgt het voor een versterkt imago van Nederlandse goederen, diensten en kennis bij buitenlandse ondernemers. Holland Gateway past in het beleid van het kabinet om Nederland aantrekkelijker te maken voor hoogwaardige kennismigranten. "Daarom bundelen we de krachten van de organisaties die betrokken zijn bij immigratie. Zodat de arbeids- of kennismigranten bij binnenkomst in Nederland niet tegen een muur van regels en bureaucratie oplopen. Zodat ze meteen geholpen door de juiste accountmanager", aldus Albayrak.
Holland Gateway biedt naast een gastvrij welkom verschillende diensten, zoals:
• Informatie over zakendoen in Nederland (ondernemersklimaat, arbeidsmarkt, regelgeving)
• Assistentie bij procedures (aanvragen van een verblijfsvergunning, inschrijven van een onderneming)
• Doorverwijsfunctie naar het Nederlandse netwerk van publieke en private partijen
" Holland Gateway past uitstekend in de maatschappelijke rol die Schiphol wil vervullen en die erop gericht is het unieke netwerk van verbindingen te behouden en te versterken. Schiphol biedt als mainport met zijn 262 verbindingen een strategische, internationale, en economische omgeving om 'Holland Gateway' tot een succes te maken," aldus Pieter Verboom, CFO Schiphol Group.
Holland Gateway beschikt over een lounge, spreekkamers en een auditorium. Ook is businesscentrum geschikt voor het ontvangen van economische contacten bij vertrek uit of na aankomst in Nederland. Holland Gateway is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van Economische Zaken (Netherlands Foreign Investment Agency), het ministerie van Justitie (Immigatie en Naturalisatie Dienst), de Kamers van Koophandel en Schiphol Group.
Meer informatie:
Ruud Stevens, woordvoerder staatssecretaris Heemskerk, 06-461 52 406, r.p.stevens@minez.nl
Sander van der Eijk, persvoorlichter ministerie van Justitie, 070-3706332/06-23934258, s.a.van.der.eijk@minjus.nl
Elcke van Piggelen, persvoorlichter Schiphol Group, 020-6012019/ 06-12229756 Piggelen_e@schiphol.nl
Op 29 september is vanaf 13:00 uur een video van de opening Holland Gateway beschikbaar op http://www.schipholtv.com/.
Bron: http://www.ez.nl/Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/Persberichten_2009/September_2009/Heemskerk_en_Albayrak_openen_businesscentrum_Holland_Gateway_op_Schiphol
Bij internationale beslissingen over handel, investeringen en vestiging spelen factoren als gastvrijheid een belangrijke rol. Staatssecretaris Heemskerk probeert deze dan ook positief te beïnvloeden. "De Nederlandse economie heeft grote belangen bij een groei van de export en buitenlandse investeringen. Zij zorgen voor afzet voor Nederlandse bedrijven en daarmee voor werkgelegenheid. Iemand een warm welkom geven is dan van groot belang. Gastvrijheid zorgt ervoor dat buitenlandse investeerders en bedrijven Nederland blijven zien als Gateway to Europe."
Holland Gateway past in de plannen van het kabinet om de positie van Nederland als vestigingsland te versterken. Ook zorgt het voor een versterkt imago van Nederlandse goederen, diensten en kennis bij buitenlandse ondernemers. Holland Gateway past in het beleid van het kabinet om Nederland aantrekkelijker te maken voor hoogwaardige kennismigranten. "Daarom bundelen we de krachten van de organisaties die betrokken zijn bij immigratie. Zodat de arbeids- of kennismigranten bij binnenkomst in Nederland niet tegen een muur van regels en bureaucratie oplopen. Zodat ze meteen geholpen door de juiste accountmanager", aldus Albayrak.
Holland Gateway biedt naast een gastvrij welkom verschillende diensten, zoals:
• Informatie over zakendoen in Nederland (ondernemersklimaat, arbeidsmarkt, regelgeving)
• Assistentie bij procedures (aanvragen van een verblijfsvergunning, inschrijven van een onderneming)
• Doorverwijsfunctie naar het Nederlandse netwerk van publieke en private partijen
" Holland Gateway past uitstekend in de maatschappelijke rol die Schiphol wil vervullen en die erop gericht is het unieke netwerk van verbindingen te behouden en te versterken. Schiphol biedt als mainport met zijn 262 verbindingen een strategische, internationale, en economische omgeving om 'Holland Gateway' tot een succes te maken," aldus Pieter Verboom, CFO Schiphol Group.
Holland Gateway beschikt over een lounge, spreekkamers en een auditorium. Ook is businesscentrum geschikt voor het ontvangen van economische contacten bij vertrek uit of na aankomst in Nederland. Holland Gateway is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van Economische Zaken (Netherlands Foreign Investment Agency), het ministerie van Justitie (Immigatie en Naturalisatie Dienst), de Kamers van Koophandel en Schiphol Group.
Meer informatie:
Ruud Stevens, woordvoerder staatssecretaris Heemskerk, 06-461 52 406, r.p.stevens@minez.nl
Sander van der Eijk, persvoorlichter ministerie van Justitie, 070-3706332/06-23934258, s.a.van.der.eijk@minjus.nl
Elcke van Piggelen, persvoorlichter Schiphol Group, 020-6012019/ 06-12229756 Piggelen_e@schiphol.nl
Op 29 september is vanaf 13:00 uur een video van de opening Holland Gateway beschikbaar op http://www.schipholtv.com/.
Bron: http://www.ez.nl/Actueel/Pers_en_nieuwsberichten/Persberichten_2009/September_2009/Heemskerk_en_Albayrak_openen_businesscentrum_Holland_Gateway_op_Schiphol
Handige website over het Belgische vreemdelingenrecht
Voor een ieder die in Belgie verblijf beoogt of voor Nederlandse juristen die er vragen over krijgen:
http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht/
http://www.vmc.be/vreemdelingenrecht/
Jammer genoeg is de website HEEL langzaam met laden.
Je vindt er heel veel informatie.
Zij hebben ook aparte maillijsten:
Publicaties
Het Vlaams Minderhedencentrum informeert
De afdeling rechtspositie van het VMC informeert geïnteresseerden via verschillende kanalen over de evoluties binnen het vreemdelingenrecht in België.
U kan zich abonneren op onze tweewekelijkse electronische 'nieuwsbrief vreemdelingenrecht en IPR'. Deze op de praktijk gerichte nieuwsbrief informeert u via korte artikels over belangrijke rechtspraak en wetswijzigingen die een invloed hebben op de rechtspositie van vreemdelingen.
Via de 'mailing wetgeving' houden we u op de hoogte van alle recente wetswijzigingen inzake vreemdelingenrecht die gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad en het Europees Publicatieblad.
De medische nieuwsbrief vreemdelingen informeert u over wijzigingen inzake gezondheid en vreemdelingenrecht
Het Vlaams Minderhede
ncentrum is co-auteur van het losbladige werk "Lokale besturen en vreemdelingen". Dit is een praktijkgericht handboek voor alle lokale besturen.
Tenslotte verzorgt de afdeling eveneens de het redactiesecretariaat van het Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht, een juridisch-wetenschappelijk tijdschrift met toonaangevende rechtspraak, rechtsleer en wetgeving betreffende de rechtspositie van vreemdelingen in België.
Over bepaalde onderwerpen kan u via de VMC website een brochure bestellen.
En overzichten met cursussen (wat blijkbaar in het Vlaams vorming heet):
Vormingscyclus Vreemdelingenrecht (ADDE)
Datum:oktober tot december 2009
locatie: UCL, Auditoire BARB 94, Bâtiment Sainte Barbe (SCO6A) 1er étage, Place Sainte Barbe, 1, 1348 Louvain-la-Neuve
voor: geen grondige voorkennis vreemdelingenrecht vereist
waarover: 16/10:verblijf algemeen, kort verblijf, regularisatie, gezinshereniging met derdelanders, studenten en buitenlandse onderzoekers; 30/10: vrij vekeer EU-ers en familieleden, status langdurig ingezetene; 13/11: Asiel en subsidiaire bescherming, slachtoffers mensenhandel en -smokkel, niet begeleide minderjarige vreemdelingen; 27/11: werk en sociale steun; 11/12: nationaliteit, staatloosheid en IPR
meer info: vormingsagenda ADDE
Praktische vorming asielrecht (Vluchtelnigenwerk Vlaanderen - EVF-project)
Datum: donderdag 5 november (9u30 tot 17u)
locatie: zaal Mimosa, Vooruitgangsstraat 323 1030 Brussel (voormiddag); lokalen van DVZ en CGVS (namiddag)
voor: maximaal 20 personen
waarover:asielprocedure - subsidiaire bescherming; bezoek aan dienst dispatching, Printrak, Asiel, uitleg werking CGVS en bezoek gehoorlokalen
meer info: jennifer@vluchtelingenwerk.be
Datum:oktober tot december 2009
locatie: UCL, Auditoire BARB 94, Bâtiment Sainte Barbe (SCO6A) 1er étage, Place Sainte Barbe, 1, 1348 Louvain-la-Neuve
voor: geen grondige voorkennis vreemdelingenrecht vereist
waarover: 16/10:verblijf algemeen, kort verblijf, regularisatie, gezinshereniging met derdelanders, studenten en buitenlandse onderzoekers; 30/10: vrij vekeer EU-ers en familieleden, status langdurig ingezetene; 13/11: Asiel en subsidiaire bescherming, slachtoffers mensenhandel en -smokkel, niet begeleide minderjarige vreemdelingen; 27/11: werk en sociale steun; 11/12: nationaliteit, staatloosheid en IPR
meer info: vormingsagenda ADDE
Praktische vorming asielrecht (Vluchtelnigenwerk Vlaanderen - EVF-project)
Datum: donderdag 5 november (9u30 tot 17u)
locatie: zaal Mimosa, Vooruitgangsstraat 323 1030 Brussel (voormiddag); lokalen van DVZ en CGVS (namiddag)
voor: maximaal 20 personen
waarover:asielprocedure - subsidiaire bescherming; bezoek aan dienst dispatching, Printrak, Asiel, uitleg werking CGVS en bezoek gehoorlokalen
meer info: jennifer@vluchtelingenwerk.be
Training Course "The Common European Asylum System: Ten years on - Developments to date and future challenges" (ELENA)
Datum: 13-15 november 2009
locatie: Wenen
voor: legal counsellors and lawyers
waarover: focus on various aspects of the Common European Asylum System (CEAS). The course will study the protection standards set in the EC Qualification Directive, Asylum Procedures Directive and Reception Conditions Directive, their implementation in national law and the emerging jurisprudence of the European Court of Justice in this field. In addition the course will examine the Dublin system, its impact on asylum seekers and possible legal challenges before national courts and the European Court of Human Rights. Finally, it will also look into future challenges for the CEAS and amendments to EU asylum legislation
meer info: ELENA training courses
Mineurs étrangers non accompagnés (org. asbl Jeunesse et Droit ism Service Droit des jeunes)
Datum: 12 en 26 november 2009 (9u30 tot 16u30)
locatie: Université de Paix, Boulevard du Nord 4 Namur
voor: voor professionelen werkzaam in de jeugdzorg
waarover:wie zijn nbm; verblijfsprocedures; voodij, opvang en huisvesting; onderwijs
meer info: http://www.jdj.be/
Vorming kinderrechten en migratie (kadert in een reeks van 4 sessies rond kinderrechten)
Datum: 13 november 2009
locatie: 2000 antwerpen, Rodestraat 14, Stadscampus, gebouw R, lokaal 212
voor: jeugdwerkers, welzijnswerkers, juristen, beleidsmedewerkers, advocaten, magistraten, ...
waarover: Kind of vreemdeling?; een kijk op minderjarige vluchtelingen vanuit botsende perspectieven (Ilse Derlyn, Vakgroep Orthopedagogiek UG) - Kinderrechten in migratie: potentieel en grenzen (Wouter Vandenhole, Unicef-leerstoel kinderrechten UA) - Aan de praktijk getoetst: een duurzame oplossing vanuit de kinderrechten voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (o.a. Julie Ryngaert, onderzoekster UA)
meer info: website Universiteit Antwerpen
Datum: 13-15 november 2009
locatie: Wenen
voor: legal counsellors and lawyers
waarover: focus on various aspects of the Common European Asylum System (CEAS). The course will study the protection standards set in the EC Qualification Directive, Asylum Procedures Directive and Reception Conditions Directive, their implementation in national law and the emerging jurisprudence of the European Court of Justice in this field. In addition the course will examine the Dublin system, its impact on asylum seekers and possible legal challenges before national courts and the European Court of Human Rights. Finally, it will also look into future challenges for the CEAS and amendments to EU asylum legislation
meer info: ELENA training courses
Mineurs étrangers non accompagnés (org. asbl Jeunesse et Droit ism Service Droit des jeunes)
Datum: 12 en 26 november 2009 (9u30 tot 16u30)
locatie: Université de Paix, Boulevard du Nord 4 Namur
voor: voor professionelen werkzaam in de jeugdzorg
waarover:wie zijn nbm; verblijfsprocedures; voodij, opvang en huisvesting; onderwijs
meer info: http://www.jdj.be/
Vorming kinderrechten en migratie (kadert in een reeks van 4 sessies rond kinderrechten)
Datum: 13 november 2009
locatie: 2000 antwerpen, Rodestraat 14, Stadscampus, gebouw R, lokaal 212
voor: jeugdwerkers, welzijnswerkers, juristen, beleidsmedewerkers, advocaten, magistraten, ...
waarover: Kind of vreemdeling?; een kijk op minderjarige vluchtelingen vanuit botsende perspectieven (Ilse Derlyn, Vakgroep Orthopedagogiek UG) - Kinderrechten in migratie: potentieel en grenzen (Wouter Vandenhole, Unicef-leerstoel kinderrechten UA) - Aan de praktijk getoetst: een duurzame oplossing vanuit de kinderrechten voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (o.a. Julie Ryngaert, onderzoekster UA)
meer info: website Universiteit Antwerpen
Leges voor naturalisatie per 1 januari 2010 omhoog
De leges voor naturalisatie gaan per 1 januari 2010 omhoog. Daarnaast komt het onderscheid tussen een hoog en een laag naturalisatietarief te vervallen.
Hiervoor in de plaats komt een gereduceerd tarief voor staatloze vreemdelingen en vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel. Verzoekers uit deze groep krijgen € 50,- korting op het geldende tarief. Ook voor kinderen die meenaturaliseren met hun ouders zal in de toekomst een vergoeding verplicht zijn.
Het tarief voor een meerderjarige naturalisandus wordt vastgesteld op € 567,- (tot 1 januari 2010 is dit respectievelijk € 252,- voor het lage tarief en € 380,- voor het hoge tarief) en € 719,- voor een echtpaar en geregistreerd partners (tot 1 januari is dit respectievelijk € 355,- voor het lage tarief en € 482,- voor het hoge tarief.) Een aanvraag voor medeverlening van de Nederlandse nationaliteit van een minderjarig kind is vastgesteld op € 85,-.
Minister Hirsch Ballin van Justitie besprak de verhoging dit jaar in maart met de Tweede Kamer. De algemene maatregel van rijksbestuur daartoe is op 25 september 2009 gepubliceerd in het Staatsblad.
Bron: Persbericht Justitie
http://www.ind.nl/nl/inbedrijf/actueel/Leges_voor_naturalisatie_per_1_januari_2010_omhoog.asp
Hiervoor in de plaats komt een gereduceerd tarief voor staatloze vreemdelingen en vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel. Verzoekers uit deze groep krijgen € 50,- korting op het geldende tarief. Ook voor kinderen die meenaturaliseren met hun ouders zal in de toekomst een vergoeding verplicht zijn.
Het tarief voor een meerderjarige naturalisandus wordt vastgesteld op € 567,- (tot 1 januari 2010 is dit respectievelijk € 252,- voor het lage tarief en € 380,- voor het hoge tarief) en € 719,- voor een echtpaar en geregistreerd partners (tot 1 januari is dit respectievelijk € 355,- voor het lage tarief en € 482,- voor het hoge tarief.) Een aanvraag voor medeverlening van de Nederlandse nationaliteit van een minderjarig kind is vastgesteld op € 85,-.
Minister Hirsch Ballin van Justitie besprak de verhoging dit jaar in maart met de Tweede Kamer. De algemene maatregel van rijksbestuur daartoe is op 25 september 2009 gepubliceerd in het Staatsblad.
Bron: Persbericht Justitie
http://www.ind.nl/nl/inbedrijf/actueel/Leges_voor_naturalisatie_per_1_januari_2010_omhoog.asp
Raad van State over UNHCR-Note over Aghanistan en de Khad/WAD (uitspraak)
LJN: BJ8654, Raad van State , 200901907/1/V1
Datum uitspraak: 24-09-2009
Datum publicatie: 28-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afghanistan / KhAD/WAD / Ambtsbericht 29 februari 2000 / UNHCR-note 13 mei 2008
De hiervoor weergegeven passages van de UNHCR-Note bevatten op relevante onderdelen andere informatie dan hetgeen in het ambtsbericht is vermeld. De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat de UNHCR-Note moet worden aangemerkt als een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambtsbericht. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen. In punt 1 van de UNHCR-Note is vermeld dat de in de notitie vervatte informatie deels is gebaseerd op discussies met Giustozzi. De visie van Giustozzi op de KhAD/WAD, die, voor zover hier van belang, ertoe strekt dat niet kan worden bevestigd dat destijds alle (onder-)officieren van die organisatie zich gedurende hun diensttijd schuldig hebben gemaakt aan schendingen van mensenrechten, was reeds bekend ten tijde van voormelde uitspraak van 30 november 2004. In rechtsoverweging 2.1.5 van die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de door Giustozzi uitgebrachte rapporten, waaronder dat van 28 september 2003, onvoldoende aanleiding geven om aan de informatie in het ambtsbericht te twijfelen. Dat de UNHCR de door Giustozzi ingenomen standpunten in haar notitie heeft overgenomen, maakt dit niet anders. Dit geldt evenzeer voor de in de aangevallen uitspraak geciteerde stukken van Giustozzi van 6 april 2005 en 6 maart 2006, nu de daarin getrokken conclusies terughoudend zijn geformuleerd en verwijzingen naar de bronnen van de daaraan ten grondslag liggende feiten ontbreken. Voorts is de herkomst van de informatie in de UNHCR-Note, afgezien van de verwijzing naar Giustozzi, voor het overige niet nader gespecificeerd dan als afkomstig van goed geïnformeerde bronnen, zoals personen die destijds waren verbonden aan de KhAD/WAD. Hiermee is niet inzichtelijk in hoeverre deze bronnen kunnen worden gekwalificeerd als objectief, onafhankelijk en betrouwbaar. De informatie afkomstig van een gezaghebbende organisatie als de UNHCR dient in de regel met bijzondere aandacht in de beschouwingen te worden betrokken, maar nu geen inzicht is geboden in de bronnen die aan de in de genoemde notitie vervatte informatie ten grondslag zijn gelegd, komt reeds hierom aan die informatie geen doorslaggevende betekenis toe. Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA. tegen het Verenigd Koninkrijk (JV 2008/329), waarnaar de rechtbank in dit verband heeft verwezen, leidt niet tot het oordeel dat in dit geval concrete aanknopingspunten voor twijfel moeten worden aangenomen, nu ook in dat arrest wordt benadrukt dat bij de beoordeling van de beschikbare landeninformatie de bij de desbetreffende rapporten gehanteerde bronnen in aanmerking moeten worden genomen. Uit voormeld arrest, noch uit de andere arresten van het EHRM die in de aangevallen uitspraak zijn genoemd, kan worden afgeleid dat de staatssecretaris niet zou mogen uitgaan van de conclusies in het ambtsbericht, omdat die niet door andere gezaghebbende organisaties zijn bevestigd. Verder kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, uit de door de minister in een aan de rechtbank gerichte brief van 4 augustus 2008 geuite twijfel of een herhaald onderzoek bij dezelfde bronnen die destijds ten behoeve van het ambtsbericht zijn geraadpleegd betrouwbare resultaten zou opleveren, niet worden afgeleid dat ook gerechtvaardigde twijfel bestaat over de door die bronnen destijds verstrekte informatie. In voornoemde brief is immers uitdrukkelijk vermeld dat de minister nog steeds achter de destijds door deze bronnen verstrekte informatie staat en dat de twijfel over een herhaald onderzoek slechts is ingegeven door de internationale bekendheid van het Nederlandse beleid ten aanzien van het tegenwerpen van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag aan voormalige (onder-)officieren van de KhAD/WAD. In het licht van het vorenstaande kan ten slotte ook in de door de rechtbank in haar oordeel betrokken omstandigheid dat het vanwege de geringe onderzoeksmogelijkheden in Afghanistan vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat informatie kan worden verkregen ter weerlegging van het ambtsbericht, geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris zich ter zake van het door hem gevoerde beleid niet op de conclusies in het ambtsbericht heeft mogen baseren. Gezien het voorgaande heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, zich terecht op het standpunt gesteld dat het ambtsbericht ten grondslag mocht worden gelegd aan het besluit van 26 september 2007. Hieruit volgt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling persoonlijk verantwoordelijk is voor het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder a en b, van het Vluchtelingenverdrag. De grief slaagt derhalve.
Bron; rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 24-09-2009
Datum publicatie: 28-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afghanistan / KhAD/WAD / Ambtsbericht 29 februari 2000 / UNHCR-note 13 mei 2008
De hiervoor weergegeven passages van de UNHCR-Note bevatten op relevante onderdelen andere informatie dan hetgeen in het ambtsbericht is vermeld. De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat de UNHCR-Note moet worden aangemerkt als een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambtsbericht. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen. In punt 1 van de UNHCR-Note is vermeld dat de in de notitie vervatte informatie deels is gebaseerd op discussies met Giustozzi. De visie van Giustozzi op de KhAD/WAD, die, voor zover hier van belang, ertoe strekt dat niet kan worden bevestigd dat destijds alle (onder-)officieren van die organisatie zich gedurende hun diensttijd schuldig hebben gemaakt aan schendingen van mensenrechten, was reeds bekend ten tijde van voormelde uitspraak van 30 november 2004. In rechtsoverweging 2.1.5 van die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de door Giustozzi uitgebrachte rapporten, waaronder dat van 28 september 2003, onvoldoende aanleiding geven om aan de informatie in het ambtsbericht te twijfelen. Dat de UNHCR de door Giustozzi ingenomen standpunten in haar notitie heeft overgenomen, maakt dit niet anders. Dit geldt evenzeer voor de in de aangevallen uitspraak geciteerde stukken van Giustozzi van 6 april 2005 en 6 maart 2006, nu de daarin getrokken conclusies terughoudend zijn geformuleerd en verwijzingen naar de bronnen van de daaraan ten grondslag liggende feiten ontbreken. Voorts is de herkomst van de informatie in de UNHCR-Note, afgezien van de verwijzing naar Giustozzi, voor het overige niet nader gespecificeerd dan als afkomstig van goed geïnformeerde bronnen, zoals personen die destijds waren verbonden aan de KhAD/WAD. Hiermee is niet inzichtelijk in hoeverre deze bronnen kunnen worden gekwalificeerd als objectief, onafhankelijk en betrouwbaar. De informatie afkomstig van een gezaghebbende organisatie als de UNHCR dient in de regel met bijzondere aandacht in de beschouwingen te worden betrokken, maar nu geen inzicht is geboden in de bronnen die aan de in de genoemde notitie vervatte informatie ten grondslag zijn gelegd, komt reeds hierom aan die informatie geen doorslaggevende betekenis toe. Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA. tegen het Verenigd Koninkrijk (JV 2008/329), waarnaar de rechtbank in dit verband heeft verwezen, leidt niet tot het oordeel dat in dit geval concrete aanknopingspunten voor twijfel moeten worden aangenomen, nu ook in dat arrest wordt benadrukt dat bij de beoordeling van de beschikbare landeninformatie de bij de desbetreffende rapporten gehanteerde bronnen in aanmerking moeten worden genomen. Uit voormeld arrest, noch uit de andere arresten van het EHRM die in de aangevallen uitspraak zijn genoemd, kan worden afgeleid dat de staatssecretaris niet zou mogen uitgaan van de conclusies in het ambtsbericht, omdat die niet door andere gezaghebbende organisaties zijn bevestigd. Verder kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, uit de door de minister in een aan de rechtbank gerichte brief van 4 augustus 2008 geuite twijfel of een herhaald onderzoek bij dezelfde bronnen die destijds ten behoeve van het ambtsbericht zijn geraadpleegd betrouwbare resultaten zou opleveren, niet worden afgeleid dat ook gerechtvaardigde twijfel bestaat over de door die bronnen destijds verstrekte informatie. In voornoemde brief is immers uitdrukkelijk vermeld dat de minister nog steeds achter de destijds door deze bronnen verstrekte informatie staat en dat de twijfel over een herhaald onderzoek slechts is ingegeven door de internationale bekendheid van het Nederlandse beleid ten aanzien van het tegenwerpen van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag aan voormalige (onder-)officieren van de KhAD/WAD. In het licht van het vorenstaande kan ten slotte ook in de door de rechtbank in haar oordeel betrokken omstandigheid dat het vanwege de geringe onderzoeksmogelijkheden in Afghanistan vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat informatie kan worden verkregen ter weerlegging van het ambtsbericht, geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris zich ter zake van het door hem gevoerde beleid niet op de conclusies in het ambtsbericht heeft mogen baseren. Gezien het voorgaande heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, zich terecht op het standpunt gesteld dat het ambtsbericht ten grondslag mocht worden gelegd aan het besluit van 26 september 2007. Hieruit volgt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling persoonlijk verantwoordelijk is voor het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder a en b, van het Vluchtelingenverdrag. De grief slaagt derhalve.
Bron; rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Vacature: vacancy Dutch and French speaking Immigration Consultant in Brussels
Job Title: Dutch and French speaking Immigration Consultant
Skills: Fluent Dutch, French and English, Belgian Immigration law experience.
Salary: 30-60k€
Location: Brussels, Belgium
Your Duties and Responsibilities:
- Overall responsibility for country operations and Consultant development;
- Establish, implement and maintain standards and processes for the immigration team;
- Continue to develop the company’s brand with Belgian authorities and new and potential clients;
- Provide general practice leadership and management - supervise work of Consultants and Senior Consultants;
- Design, implement and maintain best operations organisation model and ideal staffing model;
- Perform ongoing recruitment and training;
- Manage Belgian inbound practice on a day to day basis, ensuring high levels of professionalism, customer service and overall performance;
- Keep up to date technically on Belgian immigration law and document information in system making sure it is also distributed;
- Ensure billing accuracy and integrity;
- Overall case management quality control;
- Developing and updating office and training manuals;
- Active member of any relevant immigration associations;
- Contribution to legal publications;
- Conduct staff reviews and identify talent for growth;
- Internal and external training provision.
Required credentials for the position:
- Graduate level education and / or related professional qualification;
- In-depth knowledge of local immigration law and practice with business experience
- Excellent communication skills including the ability to convey matters clearly and confidently;
- Ability to build excellent team relationships;
- Effective delegation skills and ensuring tasks are well executed;
- Excellent management skills;
- Ability to cope under pressure and operate during stressful situations;
- Adaptability / flexibility;
- Problem analysis;
- Customer service orientation.
If you are interested, please email your CV to language@people-first.co.uk
Deze vacature was geplaatst op de groep "vreemdelingenrecht" op Linkedin
Skills: Fluent Dutch, French and English, Belgian Immigration law experience.
Salary: 30-60k€
Location: Brussels, Belgium
Your Duties and Responsibilities:
- Overall responsibility for country operations and Consultant development;
- Establish, implement and maintain standards and processes for the immigration team;
- Continue to develop the company’s brand with Belgian authorities and new and potential clients;
- Provide general practice leadership and management - supervise work of Consultants and Senior Consultants;
- Design, implement and maintain best operations organisation model and ideal staffing model;
- Perform ongoing recruitment and training;
- Manage Belgian inbound practice on a day to day basis, ensuring high levels of professionalism, customer service and overall performance;
- Keep up to date technically on Belgian immigration law and document information in system making sure it is also distributed;
- Ensure billing accuracy and integrity;
- Overall case management quality control;
- Developing and updating office and training manuals;
- Active member of any relevant immigration associations;
- Contribution to legal publications;
- Conduct staff reviews and identify talent for growth;
- Internal and external training provision.
Required credentials for the position:
- Graduate level education and / or related professional qualification;
- In-depth knowledge of local immigration law and practice with business experience
- Excellent communication skills including the ability to convey matters clearly and confidently;
- Ability to build excellent team relationships;
- Effective delegation skills and ensuring tasks are well executed;
- Excellent management skills;
- Ability to cope under pressure and operate during stressful situations;
- Adaptability / flexibility;
- Problem analysis;
- Customer service orientation.
If you are interested, please email your CV to language@people-first.co.uk
Deze vacature was geplaatst op de groep "vreemdelingenrecht" op Linkedin
Lubbers overstijgt platvloersheid niet (artikel over het vreemdelingenbeleid door CU kamerlid)
Ruud Lubbers schrijft (Nederlands Dagblad 22 september) dat Nederland een ruimer toelatingsbeleid voor vreemdelingen moet gaan voeren. Volgens de ChristenUnie is dit niet veel meer dan een kostenafweging, omdat er de komende tijd grote behoefte is aan arbeid, en vreemdelingen kunnen in die behoefte voorzien.
In de asieldebatten die de laatste twee jaar in de Tweede Kamer worden gevoerd, zijn instroomcijfers steeds belangrijker. Het laatste overleg werd gedomineerd door de rechtse fracties van VVD, PVV en TON, die de instroom van vreemdelingen aan de kaak stellen. De lijn is ongeveer: 'dit kabinet faalt op asiel, want de instroom stijgt'. De PVV gaat nog een stap verder. Deze partij wil weten hoe veel de 'massa-immigratie' Nederland kost. Of: wat allochtonen Nederland kosten.
Deze partijen gaan totaal voorbij aan de situatie in landen van herkomst en al helemaal aan de verantwoordelijkheid die een welvarend land als Nederland heeft voor de nood van mensen uit andere delen in de wereld. Die verantwoordelijkheid staat onder meer beschreven in het VN-vluchtelingenverdrag. De motivatie om de categoriale bescherming voor asielzoekers uit Somalië op te heffen, lag bij de eerdergenoemde partijen bij de hoge instroom uit dat land. Er wordt niet gekeken naar de situatie in Somalië, naar de totale rechteloosheid in dat land en de hoge mate van geweld.
Verfrissend
Bij al die exclusieve aandacht voor het probleem van te hoge instroom is het wel verfrissend om een CDA'er als Lubbers te horen betogen dat we juist blij moeten zijn met vreemdelingen en een ruimer toelatingsbeleid moeten nastreven. We hebben daar immers zelf baat bij. Toch ontstijgt Lubbers met zijn voorstellen helaas niet de platvloersheid van het debat zoals dat nu gevoerd wordt. Ook hij blijft steken in een kosten-batenanalyse die zo goed mogelijk moet uitpakken voor Nederland.
Daarbij gaat ook hij voorbij aan de dilemma's die er in het vreemdelingenbeleid zijn. Net zoals oorlog, rampen en vervolging reële problemen zijn waar Nederland verantwoordelijkheid in moet nemen. Zo zijn mensenhandel, mensensmokkel helaas ook echte problemen. Criminele organisaties, zoals de bende van Saban B., maken misbruik van de regels die bijvoorbeeld Nederland hanteert voor de toelating van vreemdelingen. Erger nog is dat die bendes misbruik maken van mensen die hopen op een beter leven. Het is een realiteit dat bendes mensen ronselen om ze naar westerse landen te smokkelen. Deze bendes hebben hun methoden aangepast op bijvoorbeeld Nederlandse wetgeving.
We kennen inmiddels allemaal de grimmige verhalen van Nigeriaanse meisjes die onder invloed van voodoo-rituelen naar Nederland worden gebracht, hier asiel aanvragen met een aangeleerd vluchtverhaal en lopende de procedure 'verdwijnen'.
De grens tussen mensensmokkel en mensenhandel vervaagt steeds meer. Dat betekent dat gesmokkelde mensen in het land van aankomst in handen komen van mensenhandelaars en worden uitgebuit in bijvoorbeeld de prostitutie of illegale arbeid.
Vreemdelingenbeleid moet barmhartig en rechtvaardig zijn. Als het goed is sluiten die twee elkaar niet uit. Diegenen die bescherming verdienen, moeten die krijgen. Wij mogen daar als samenleving zegen van verwachten, misschien wel in de vorm van een gemotiveerde groep nieuwe Nederlanders die ook hun bijdrage aan onze samenleving hebben.
Ed Anker is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie.
Bron: http://www.nd.nl/artikelen/2009/september/29/lubbers-overstijgt-platvloersheid-niet
In de asieldebatten die de laatste twee jaar in de Tweede Kamer worden gevoerd, zijn instroomcijfers steeds belangrijker. Het laatste overleg werd gedomineerd door de rechtse fracties van VVD, PVV en TON, die de instroom van vreemdelingen aan de kaak stellen. De lijn is ongeveer: 'dit kabinet faalt op asiel, want de instroom stijgt'. De PVV gaat nog een stap verder. Deze partij wil weten hoe veel de 'massa-immigratie' Nederland kost. Of: wat allochtonen Nederland kosten.
Deze partijen gaan totaal voorbij aan de situatie in landen van herkomst en al helemaal aan de verantwoordelijkheid die een welvarend land als Nederland heeft voor de nood van mensen uit andere delen in de wereld. Die verantwoordelijkheid staat onder meer beschreven in het VN-vluchtelingenverdrag. De motivatie om de categoriale bescherming voor asielzoekers uit Somalië op te heffen, lag bij de eerdergenoemde partijen bij de hoge instroom uit dat land. Er wordt niet gekeken naar de situatie in Somalië, naar de totale rechteloosheid in dat land en de hoge mate van geweld.
Verfrissend
Bij al die exclusieve aandacht voor het probleem van te hoge instroom is het wel verfrissend om een CDA'er als Lubbers te horen betogen dat we juist blij moeten zijn met vreemdelingen en een ruimer toelatingsbeleid moeten nastreven. We hebben daar immers zelf baat bij. Toch ontstijgt Lubbers met zijn voorstellen helaas niet de platvloersheid van het debat zoals dat nu gevoerd wordt. Ook hij blijft steken in een kosten-batenanalyse die zo goed mogelijk moet uitpakken voor Nederland.
Daarbij gaat ook hij voorbij aan de dilemma's die er in het vreemdelingenbeleid zijn. Net zoals oorlog, rampen en vervolging reële problemen zijn waar Nederland verantwoordelijkheid in moet nemen. Zo zijn mensenhandel, mensensmokkel helaas ook echte problemen. Criminele organisaties, zoals de bende van Saban B., maken misbruik van de regels die bijvoorbeeld Nederland hanteert voor de toelating van vreemdelingen. Erger nog is dat die bendes misbruik maken van mensen die hopen op een beter leven. Het is een realiteit dat bendes mensen ronselen om ze naar westerse landen te smokkelen. Deze bendes hebben hun methoden aangepast op bijvoorbeeld Nederlandse wetgeving.
We kennen inmiddels allemaal de grimmige verhalen van Nigeriaanse meisjes die onder invloed van voodoo-rituelen naar Nederland worden gebracht, hier asiel aanvragen met een aangeleerd vluchtverhaal en lopende de procedure 'verdwijnen'.
De grens tussen mensensmokkel en mensenhandel vervaagt steeds meer. Dat betekent dat gesmokkelde mensen in het land van aankomst in handen komen van mensenhandelaars en worden uitgebuit in bijvoorbeeld de prostitutie of illegale arbeid.
Vreemdelingenbeleid moet barmhartig en rechtvaardig zijn. Als het goed is sluiten die twee elkaar niet uit. Diegenen die bescherming verdienen, moeten die krijgen. Wij mogen daar als samenleving zegen van verwachten, misschien wel in de vorm van een gemotiveerde groep nieuwe Nederlanders die ook hun bijdrage aan onze samenleving hebben.
Ed Anker is Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie.
Bron: http://www.nd.nl/artikelen/2009/september/29/lubbers-overstijgt-platvloersheid-niet
Workshop 'Inburgeren in Vlaanderen'
Een bijzondere workshop voor de beleidsontwikkeling in Nederland
Waarom?
In samenwerking met Kom-Pas, Inburgering Gent organiseert Stimulansz een bijzondere tweedaagse workshop over Inburgering in Gent. Tijdens deze workshop worden de mogelijkheden verkend om de Vlaamse aanpak toe te passen in Nederland. Is de aanpak in Vlaanderen dan zo interessant? Ja, uit de Mipex (Migrant Integration Policy Index) blijkt dat België er beter in slaagt om migranten te integreren dan Nederland. Wat de toegang tot de arbeidsmarkt betreft scoort België in 2006 een 3 (best practice), Nederland een 1 (slecht).
De inburgering in Vlaanderen is toebedeeld aan 7 regionaal werkende instellingen. Kom-Pas, Inburgering Gent is daar een van. De directeur formuleerde het succes van de Belgische aanpak als volgt: ‘een klein budget dwingt tot creativiteit’. Daarnaast is sprake van een aanpak die aansluit op het individuele niveau van de deelnemers.
Voor meer informatie aan over de aanpak in Vlaanderen klik hier .
Wanneer?
De workshop vindt plaats op donderdag 8 en vrijdag 9 oktober 2009 in Gent.
Gelet op de reisafstand is gekozen voor een tweedaagse workshop. De tweede dag wordt afgerond met een Nederlands blok, waarbij de Vlaamse praktijk wordt ingekaderd in de Nederlandse mogelijkheden (beleid, financiering en organisatie).
Programma
donderdag 8 oktober
11.00 u. Welkom door de Gentse schepen (wethouder) Sociale Zaken, dhr. Tom Balthazar
11.15 - 12.00 u. Toelichting het wettelijk kader inburgering Vlaanderen, Inge Hellemans, administratie Binnenlands Bestuur, afdeling inburgering
(toelichting 25 minuten + 20 minuten vraagstelling).
12.00 - 12.30 u. Voorstelling Kom-Pas, inburgering Gent door Koen De Mesmaeker, directeur Inburgering Gent.
(Met nadruk op concrete werking, principes gehanteerd bij de werking en samenwerkingsverbanden)
lunch
14.00 - 16.30 u. Opsplitsing in 2 of 3 groepen en wisselend:
Kennismaking met een startles Maatschappelijke Oriëntatie (MO). In de cursussen MO wordt sinds eind 2008 een nieuwe methodiek gehanteerd waarbij de cursisten zelf kunnen aangeven aan welke domeinen en thema’s zij behoefte hebben. De lessen overstijgen het ex-kathedra lesgeven en hoe dit praktisch georganiseerd wordt.
Kennismaking met de Trajectbegeleiding. Hoe verloopt de trajectbegeleiding? Hoe verloopt registratie en andere betrokken partijen?
Kennismaking met het Huis van het Nederlands . Toelichting bij het taalaanbod NT2 in Vlaanderen en Gent. Toelichting bij de toewijzing van het geschikte aanbod NT2 aan de inburgeraars. Kennismaking met de covaartest, een test om de cognitieve vaardigheden te meten en hieraan een gepast aanbod NT2 te formuleren.
20.00u. Social evening
vrijdag 9 oktober
10.00 - 11.30 u. Toeleiding naar de arbeidsmarkt
Overdracht inburgeraars met een keuze voor professioneel perspectief naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbegeleiding (VDAB)
11.30 - 12.30 u. Toeleiding specifiek groepen naar inburgering en arbeid (nieuwe EU-burgers ic vooral Roma)
lunch
13.30 - 15.00 u. De Vlaamse aanpak ingeburgerd in de Nederlandse praktijk
15.00 u. Afsluiting met drankje en uitreiking inburgeringsattest
Kosten deelname
Voor gemeenten/organisaties die een Stimulansz-abonnement hebben, bedragen de kosten € 875,00 per persoon. Niet-abonnees betalen € 1.093,00 per deelnemer. Alle prijzen zijn exclusief 19% btw.
In de kosten zijn de lunches, social evening en de overnachting van donderdag op vrijdag inbegrepen.
Aanmelden
U kunt het aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend naar het secretariaat van Stimulansz sturen. U ontvangt ongeveer een week voorafgaand aan de bijeenkomst de bevestiging van uw inschrijving, de exacte locatie en een routebeschrijving. Facturatie zal achteraf plaatsvinden.
Informatie
Hebt u vragen of wilt u meer informatie? Neemt u dan gerust contact met ons op via info@stimulansz.nl, of via 030 - 298 28 00.
Bron: http://www.stimulansz.nl/StimulanszSwordSite/Stimulansz/Bijeenkomsten/Workshop_Inburgeren_in_Vlaanderen
Waarom?
In samenwerking met Kom-Pas, Inburgering Gent organiseert Stimulansz een bijzondere tweedaagse workshop over Inburgering in Gent. Tijdens deze workshop worden de mogelijkheden verkend om de Vlaamse aanpak toe te passen in Nederland. Is de aanpak in Vlaanderen dan zo interessant? Ja, uit de Mipex (Migrant Integration Policy Index) blijkt dat België er beter in slaagt om migranten te integreren dan Nederland. Wat de toegang tot de arbeidsmarkt betreft scoort België in 2006 een 3 (best practice), Nederland een 1 (slecht).
De inburgering in Vlaanderen is toebedeeld aan 7 regionaal werkende instellingen. Kom-Pas, Inburgering Gent is daar een van. De directeur formuleerde het succes van de Belgische aanpak als volgt: ‘een klein budget dwingt tot creativiteit’. Daarnaast is sprake van een aanpak die aansluit op het individuele niveau van de deelnemers.
Voor meer informatie aan over de aanpak in Vlaanderen klik hier .
Wanneer?
De workshop vindt plaats op donderdag 8 en vrijdag 9 oktober 2009 in Gent.
Gelet op de reisafstand is gekozen voor een tweedaagse workshop. De tweede dag wordt afgerond met een Nederlands blok, waarbij de Vlaamse praktijk wordt ingekaderd in de Nederlandse mogelijkheden (beleid, financiering en organisatie).
Programma
donderdag 8 oktober
11.00 u. Welkom door de Gentse schepen (wethouder) Sociale Zaken, dhr. Tom Balthazar
11.15 - 12.00 u. Toelichting het wettelijk kader inburgering Vlaanderen, Inge Hellemans, administratie Binnenlands Bestuur, afdeling inburgering
(toelichting 25 minuten + 20 minuten vraagstelling).
12.00 - 12.30 u. Voorstelling Kom-Pas, inburgering Gent door Koen De Mesmaeker, directeur Inburgering Gent.
(Met nadruk op concrete werking, principes gehanteerd bij de werking en samenwerkingsverbanden)
lunch
14.00 - 16.30 u. Opsplitsing in 2 of 3 groepen en wisselend:
Kennismaking met een startles Maatschappelijke Oriëntatie (MO). In de cursussen MO wordt sinds eind 2008 een nieuwe methodiek gehanteerd waarbij de cursisten zelf kunnen aangeven aan welke domeinen en thema’s zij behoefte hebben. De lessen overstijgen het ex-kathedra lesgeven en hoe dit praktisch georganiseerd wordt.
Kennismaking met de Trajectbegeleiding. Hoe verloopt de trajectbegeleiding? Hoe verloopt registratie en andere betrokken partijen?
Kennismaking met het Huis van het Nederlands . Toelichting bij het taalaanbod NT2 in Vlaanderen en Gent. Toelichting bij de toewijzing van het geschikte aanbod NT2 aan de inburgeraars. Kennismaking met de covaartest, een test om de cognitieve vaardigheden te meten en hieraan een gepast aanbod NT2 te formuleren.
20.00u. Social evening
vrijdag 9 oktober
10.00 - 11.30 u. Toeleiding naar de arbeidsmarkt
Overdracht inburgeraars met een keuze voor professioneel perspectief naar de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbegeleiding (VDAB)
11.30 - 12.30 u. Toeleiding specifiek groepen naar inburgering en arbeid (nieuwe EU-burgers ic vooral Roma)
lunch
13.30 - 15.00 u. De Vlaamse aanpak ingeburgerd in de Nederlandse praktijk
15.00 u. Afsluiting met drankje en uitreiking inburgeringsattest
Kosten deelname
Voor gemeenten/organisaties die een Stimulansz-abonnement hebben, bedragen de kosten € 875,00 per persoon. Niet-abonnees betalen € 1.093,00 per deelnemer. Alle prijzen zijn exclusief 19% btw.
In de kosten zijn de lunches, social evening en de overnachting van donderdag op vrijdag inbegrepen.
Aanmelden
U kunt het aanmeldingsformulier ingevuld en ondertekend naar het secretariaat van Stimulansz sturen. U ontvangt ongeveer een week voorafgaand aan de bijeenkomst de bevestiging van uw inschrijving, de exacte locatie en een routebeschrijving. Facturatie zal achteraf plaatsvinden.
Informatie
Hebt u vragen of wilt u meer informatie? Neemt u dan gerust contact met ons op via info@stimulansz.nl, of via 030 - 298 28 00.
Bron: http://www.stimulansz.nl/StimulanszSwordSite/Stimulansz/Bijeenkomsten/Workshop_Inburgeren_in_Vlaanderen
28 september 2009
Arbeid als zelfstandige, Turk, Standstill (uitspraak Raad van State)
LJN: BJ8619, Raad van State , 200901887/1/V2
Datum uitspraak: 18-09-2009
Datum publicatie: 28-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / arbeid als zelfstandige / Associatieovereenkomst EEG-Turkije / standstill-bepaling / beoordelingskader geen nieuwe beperking
De Afdeling verstaat de grief aldus, dat de vreemdeling zich op het standpunt stelt dat het beoordelingskader, zoals neergelegd in de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, en 12 maart 2009 in zaak nr. 200804660/1; www.raadvanstate.nl), een nieuwe beperking is, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Aanvullend Protocol, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in onder meer het arrest van 20 september 2007 in zaak C-16/05, Tum&Dari tegen Secretary of State for the Home Department (JV 2007/494).
2.1. In grief 2 klaagt de vreemdeling onder meer en samengevat weergegeven dat de voorzieningenrechter door toepassing te geven aan het algemene rechtsbeginsel, volgens hetwelk niet meermalen wordt geoordeeld over eenzelfde zaak, dit beginsel ten onrechte niet in strijd heeft geacht met artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol bij de overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: het Aanvullend Protocol).
2.1.1. De Afdeling verstaat de grief aldus, dat de vreemdeling zich op het standpunt stelt dat het beoordelingskader, zoals neergelegd in de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, en 12 maart 2009 in zaak nr. 200804660/1; www.raadvanstate.nl), een nieuwe beperking is, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Aanvullend Protocol, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in onder meer het arrest van 20 september 2007 in zaak C-16/05, Tum&Dari tegen Secretary of State for the Home Department (JV 2007/494).
2.1.2. Voormeld beoordelingskader vormt het voor de rechter geldende kader, indien beroep wordt ingesteld tegen een afwijzend besluit nadat eerder een besluit van gelijke strekking is genomen. Het betreft derhalve niet de materiële of procedurele voorwaarden inzake de uitoefening van de vrijheid van vestiging, waaronder eerste toelating, en is reeds hierom geen nieuwe beperking, als hiervoor bedoeld. De grief faalt.
2.2. Hetgeen voor het overige in het hoger-beroepschrift is aangevoerd, kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 18-09-2009
Datum publicatie: 28-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / arbeid als zelfstandige / Associatieovereenkomst EEG-Turkije / standstill-bepaling / beoordelingskader geen nieuwe beperking
De Afdeling verstaat de grief aldus, dat de vreemdeling zich op het standpunt stelt dat het beoordelingskader, zoals neergelegd in de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, en 12 maart 2009 in zaak nr. 200804660/1; www.raadvanstate.nl), een nieuwe beperking is, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Aanvullend Protocol, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in onder meer het arrest van 20 september 2007 in zaak C-16/05, Tum&Dari tegen Secretary of State for the Home Department (JV 2007/494).
2.1. In grief 2 klaagt de vreemdeling onder meer en samengevat weergegeven dat de voorzieningenrechter door toepassing te geven aan het algemene rechtsbeginsel, volgens hetwelk niet meermalen wordt geoordeeld over eenzelfde zaak, dit beginsel ten onrechte niet in strijd heeft geacht met artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol bij de overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: het Aanvullend Protocol).
2.1.1. De Afdeling verstaat de grief aldus, dat de vreemdeling zich op het standpunt stelt dat het beoordelingskader, zoals neergelegd in de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, en 12 maart 2009 in zaak nr. 200804660/1; www.raadvanstate.nl), een nieuwe beperking is, als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Aanvullend Protocol, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in onder meer het arrest van 20 september 2007 in zaak C-16/05, Tum&Dari tegen Secretary of State for the Home Department (JV 2007/494).
2.1.2. Voormeld beoordelingskader vormt het voor de rechter geldende kader, indien beroep wordt ingesteld tegen een afwijzend besluit nadat eerder een besluit van gelijke strekking is genomen. Het betreft derhalve niet de materiële of procedurele voorwaarden inzake de uitoefening van de vrijheid van vestiging, waaronder eerste toelating, en is reeds hierom geen nieuwe beperking, als hiervoor bedoeld. De grief faalt.
2.2. Hetgeen voor het overige in het hoger-beroepschrift is aangevoerd, kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
www.rechtspraak.nl
Verslag van het overleg van de vaste kamercommissie voor justitie over het vreemdelingenbeleid
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 1301 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 22 september 2009
De vaste commissie voor Justitie<1> heeft op 2 juli 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris
Albayrak van Justitie over:
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 27 maart 2009 over de voorgenomen verruiming van
de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht (19637, nr. 1260);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 14 april 2009 over de stand van zaken maatregelen
terugkeer en reactie op jaarverslag 2008 van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT)
(19637, nr. 1263);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 25 mei 2009 over de ontwikkelingen in de
opvangcapaciteit asiel (19637, nr. 1278);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 8 juni 2009 over de regeling eigen bijdrage
asielzoekers met inkomen en vermogen en gesprek COA/COC (31018, nr. 50);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 15 juni 2009 over extra opvangcapaciteit in Oude
Pekela (19637, nr. 1284);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 22 juni 2009 houdende een reactie op aanbevelingen
evaluatie gendergerelateerd vreemdelingenbeleid (19637, nr. 1287);
- de brief van de minister van Justitie d.d. 23 juni 2009 over het asielbeleid in Griekenland (22112, nr.
881);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 30 juni 2009 over diverse toezeggingen inzake het
vreemdelingenbeleid (30573, nr. 45);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 1 juli 2009 over Sri Lanka (19637,nr. 1296);
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
De Pater-van der Meer
De griffier van de vaste commissie voor Justitie,
Nava
Voor de volledige (lange tekst) van de notulen van deze vergadering ga naar: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32462.pdf
Nr. 1301 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 22 september 2009
De vaste commissie voor Justitie<1> heeft op 2 juli 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris
Albayrak van Justitie over:
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 27 maart 2009 over de voorgenomen verruiming van
de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht (19637, nr. 1260);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 14 april 2009 over de stand van zaken maatregelen
terugkeer en reactie op jaarverslag 2008 van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT)
(19637, nr. 1263);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 25 mei 2009 over de ontwikkelingen in de
opvangcapaciteit asiel (19637, nr. 1278);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 8 juni 2009 over de regeling eigen bijdrage
asielzoekers met inkomen en vermogen en gesprek COA/COC (31018, nr. 50);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 15 juni 2009 over extra opvangcapaciteit in Oude
Pekela (19637, nr. 1284);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 22 juni 2009 houdende een reactie op aanbevelingen
evaluatie gendergerelateerd vreemdelingenbeleid (19637, nr. 1287);
- de brief van de minister van Justitie d.d. 23 juni 2009 over het asielbeleid in Griekenland (22112, nr.
881);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 30 juni 2009 over diverse toezeggingen inzake het
vreemdelingenbeleid (30573, nr. 45);
- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 1 juli 2009 over Sri Lanka (19637,nr. 1296);
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
De Pater-van der Meer
De griffier van de vaste commissie voor Justitie,
Nava
Voor de volledige (lange tekst) van de notulen van deze vergadering ga naar: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32462.pdf
27 september 2009
Minisymposium 'Oog voor de kracht van illegale migratie'
Deskundigen op het gebied van migratieonderzoek, ontwikkelingssamenwerking en illegalen in Nederland belichten hun visie op de complexe relatie tussen migratie en armoede op de wereld, op de situatie van illegalen en hoe beleid en wetgeving niet alleen onderdeel van de oplossing zijn maar ook van het probleem zelf.
Tussendoor presenteert COS Noord-Holland een aantal korte indringende beeldverhalen van illegalen; hoe is het om in Nederland te leven als illegale wereldburger? Met de vraag 'kan het anders' gaan sprekers én publiek vervolgens samen aan de slag.
Voor het programma, zie website van COS Noord-Holland.
Waar: Mozeshuis, Waterlooplein 105, Amsterdam
Tijd: 14.00 - 17.00 uur
Deelname: vooraf aanmelden via info@cosnoordholland.nl
COS Noord-Holland, T (072) 520 25 17,info@cosnoordholland.nl
URL: http://www.cosnederland.nl/detail_press.phtml?act_id=9848&groups=COSSEN&publish=Y&text03=NHN&id=NHN
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Tussendoor presenteert COS Noord-Holland een aantal korte indringende beeldverhalen van illegalen; hoe is het om in Nederland te leven als illegale wereldburger? Met de vraag 'kan het anders' gaan sprekers én publiek vervolgens samen aan de slag.
Voor het programma, zie website van COS Noord-Holland.
Waar: Mozeshuis, Waterlooplein 105, Amsterdam
Tijd: 14.00 - 17.00 uur
Deelname: vooraf aanmelden via info@cosnoordholland.nl
COS Noord-Holland, T (072) 520 25 17,info@cosnoordholland.nl
URL: http://www.cosnederland.nl/detail_press.phtml?act_id=9848&groups=COSSEN&publish=Y&text03=NHN&id=NHN
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
26 september 2009
Ongewenstverklaring en Richtlijn 2004/38 (uitspraak)
LJN: BJ8526, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , AWB 08/34755
Datum uitspraak: 14-09-2009
Datum publicatie: 24-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ongewenstverklaring / Richtlijn 2004/38/EG
Eiser is gehuwd met een vrouw die de Duitse nationaliteit bezit. Hij heeft een Duitse verblijfsvergunning. Bij vonnis van 30 mei 2007 is eiser in Nederland veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. Verweerder heeft eiser ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, onder c, van de Vw 2000. Eiser meent echter dat verweerder aan het communautaire openbare ode criterium had moeten toetsen, nu hij en zijn echtgenote onder Richtlijn 2004/38/EG (hercodificatie vrij personen verkeer) vallen. De richtlijn is met ingang van 29 april 2006 omgezet naar nationaal recht. De rechtbank ziet aanleiding om ambtshalve de rechtsgronden van eiser aan te vullen, in die zin dat eiser van mening is dat zijn ongewenstverklaring in strijd is met het bepaalde in de artikelen 8.7 en verder van het Vb 2000. De rechtbank is van oordeel dat het bezitten van een communautaire verblijfsvergunning geen voorwaarde is voor het aanspraak kunnen maken op het EU-recht. Zo heeft bijvoorbeeld elke burger van de Unie, en daarmee ook diens in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 familieleden die hem begeleiden of zich bij hem willen voegen, in beginsel het recht om het grondgebied van een lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven en daar maximaal drie maanden te verblijven zonder andere formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Dat eiser en of diens echtgenote nimmer gebuik (zouden) hebben gemaakt van bedoelde rechten en de ongewenstverklaring van eiser daarom niet aan het communautaire openbare orde criterium hoeft te worden getoetst, zoals verweerder stelt, kan niet worden gevolgd. Waar het om draait, is dat eiser als echtgenoot van een Unieburger de mogelijkheid moet hebben om zijn vrouw naar een andere lidstaat te volgen dan wel zich bij zijn vrouw in een andere lidstaat te voegen. Eiser en diens echtgenote wordt die mogelijkheid in de toekomst, door de ongewenstverklaring van eiser, ontnomen, terwijl de bedoeling van Richtlijn 2004/38/EG nu juist is om iedere burger van de Unie en diens echtgenoot, een fundamenteel recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten te verlenen. Verweerder had behoren te beoordelen of eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt alvorens tot ongewenstverklaring over te kunnen gaan. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door het arrest Commissie EG tegen het Koninkrijk Spanje van het HvJ EG van 31 januari 2006 (JV 2006/123).
Bron: 's-Gravenhage&searchtype=ljn&ljn=BJ8526&u_ljn=BJ8526
Datum uitspraak: 14-09-2009
Datum publicatie: 24-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ongewenstverklaring / Richtlijn 2004/38/EG
Eiser is gehuwd met een vrouw die de Duitse nationaliteit bezit. Hij heeft een Duitse verblijfsvergunning. Bij vonnis van 30 mei 2007 is eiser in Nederland veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. Verweerder heeft eiser ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, onder c, van de Vw 2000. Eiser meent echter dat verweerder aan het communautaire openbare ode criterium had moeten toetsen, nu hij en zijn echtgenote onder Richtlijn 2004/38/EG (hercodificatie vrij personen verkeer) vallen. De richtlijn is met ingang van 29 april 2006 omgezet naar nationaal recht. De rechtbank ziet aanleiding om ambtshalve de rechtsgronden van eiser aan te vullen, in die zin dat eiser van mening is dat zijn ongewenstverklaring in strijd is met het bepaalde in de artikelen 8.7 en verder van het Vb 2000. De rechtbank is van oordeel dat het bezitten van een communautaire verblijfsvergunning geen voorwaarde is voor het aanspraak kunnen maken op het EU-recht. Zo heeft bijvoorbeeld elke burger van de Unie, en daarmee ook diens in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 familieleden die hem begeleiden of zich bij hem willen voegen, in beginsel het recht om het grondgebied van een lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven en daar maximaal drie maanden te verblijven zonder andere formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Dat eiser en of diens echtgenote nimmer gebuik (zouden) hebben gemaakt van bedoelde rechten en de ongewenstverklaring van eiser daarom niet aan het communautaire openbare orde criterium hoeft te worden getoetst, zoals verweerder stelt, kan niet worden gevolgd. Waar het om draait, is dat eiser als echtgenoot van een Unieburger de mogelijkheid moet hebben om zijn vrouw naar een andere lidstaat te volgen dan wel zich bij zijn vrouw in een andere lidstaat te voegen. Eiser en diens echtgenote wordt die mogelijkheid in de toekomst, door de ongewenstverklaring van eiser, ontnomen, terwijl de bedoeling van Richtlijn 2004/38/EG nu juist is om iedere burger van de Unie en diens echtgenoot, een fundamenteel recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten te verlenen. Verweerder had behoren te beoordelen of eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt alvorens tot ongewenstverklaring over te kunnen gaan. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door het arrest Commissie EG tegen het Koninkrijk Spanje van het HvJ EG van 31 januari 2006 (JV 2006/123).
Bron: 's-Gravenhage&searchtype=ljn&ljn=BJ8526&u_ljn=BJ8526
Biseksuele asielzoeker uit Oeganda wint vovo (uitspraak)
LJN: BJ8551,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 09 / 31503 & AWB 09 / 31502
Datum uitspraak: 22-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Reeds op grond van het voorgaande en met toepassing van de in C14/3.3 Vc weergegeven maatstaf heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas van verzoeker, met betrekking tot de gestelde problemen door de politieke activiteiten van verzoeker en zijn familie, innerlijk niet-consistent is en daardoor tevens ongeloofwaardig is. Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat verzoeker op dit punt niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw. Met betrekking tot verzoekers problemen vanwege zijn biseksuele geaardheid, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven beleid en de brief van Vluchtelingenwerk van 29 augustus 2009, kan verweerder zonder nadere motivering niet worden gevolgd in zijn standpunt dat verzoeker bij terugkeer geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel op een behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Hierbij is aanmerking genomen dat verzoeker met de door verweerder geloofwaardig geachte verklaring dat hij in maart 1995 is gearresteerd vanwege zijn biseksuele geaardheid, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten bekend zijn met zijn geaardheid en dat hij derhalve bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor de autoriteiten. Beroep gegrond, vovo afgewezen.
2.18 Met betrekking tot verzoekers problemen vanwege zijn biseksuele geaardheid, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.19 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker vanwege zijn biseksualiteit niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw. Verweerder acht hiervoor redengevend dat verzoeker hierdoor niet in de voortdurende negatieve aandacht is komen te staan nu hij zonder voorwaarden is vrijgelaten. Uit de algemene informatie die verzoeker heeft overgelegd blijkt niet dat hij in de bijzondere negatieve aandacht is komen te staan of komt te staan. Dat actievoerders worden lastiggevallen, doet daar niet aan af nu verzoeker geen actievoerder is. Dat discriminatie en wettelijke beperkingen plaatsvinden, doet daar evenmin aan af nu verzoeker niet stelt dat hiervan bij hem sprake was. De enkele arrestatie doet daar niet aan af. Voorts blijkt uit de legale uitreis van verzoeker in 1995 en uit het verkrijgen van een paspoort in 2003 dat verzoeker niet in de negatieve aandacht staat.
2.20 Verzoeker heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder de te verwachten problemen van verzoeker bij terugkeer vanwege zijn biseksualiteit onjuist heeft beoordeeld. Zo heeft verzoeker een brief met bijlagen van 29 augustus 2009 van Vluchtelingenwerk overgelegd waaruit blijkt dat niet alleen activisten worden lastiggevallen en dat het niet alleen wettelijke beperkingen en discriminatie betreft maar ook willekeurige arrestaties en vervolging. Daarbij hecht verweerder onvoldoende belang aan de eerdere arrestatie vanwege zijn biseksualiteit in 1995. Verzoekers oom heeft onder ede verklaard dat hij het paspoort voor verzoeker in 2003 middels omkoping heeft verkregen.
2.21 In C2/2.10.2 Vc staat, voor zover thans van belang, dat indien een asielzoeker zich erop beroept dat hij of zij problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn of haar homoseksuele geaardheid dit onder omstandigheden kan leiden tot de conclusie dat betrokkene vluchteling is in de zin van het Verdrag. Een asielaanvraag waarin beroep wordt gedaan op problemen vanwege de (gestelde) seksuele geaardheid van een asielzoeker moet worden beoordeeld met bijzondere aandacht voor de positie van homoseksuelen in het land van herkomst. Per land van herkomst verschilt de invloed van de overheid op het maatschappelijk terrein. Indien er sprake is van een bestraffing op basis van een strafbepaling die alleen betrekking heeft op homoseksuelen, is dit een daad van vervolging. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het homoseksueel zijn of het uiten van specifiek homoseksuele gevoelens strafbaar is gesteld. Voor de conclusie dat er sprake is van vluchtelingschap moet wel sprake zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gewicht. Zo zal een enkele boete veelal onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vluchtelingschap. De enkele strafbaarstelling van homoseksualiteit of homoseksuele handelingen in een land leidt evenwel niet zonder meer tot de conclusie dat een homoseksueel uit dat land vluchteling is. De asielzoeker moet (zo mogelijk met documenten) aannemelijk maken dat hij persoonlijk een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging. Ten slotte geldt dat het inroepen van de bescherming van de autoriteiten niet wordt verlangd in de gevallen waarin homoseksualiteit of homoseksuele handelingen strafbaar zijn in het land van herkomst.
2.22 In de door verzoeker overgelegde brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 29 augustus 2009 staat onder meer het volgende.
In de World Survey van de International Lesbian, Gay, Biseksual, Trans en Intersex Association van mei 2009 (bijlage 1) staan wetsartikelen van de strafwet met betrekking tot homoseksualiteit. Homoseksualiteit is een illegale daad en is strafbaar gesteld met een maximale straf van levenslang. Van bescherming namens de overheid is dus geen sprake. Verschillende bronnen berichten over discriminatie van homoseksuelen in Uganda. Volgens het jaarlijks rapport van Amnesty International heeft een Ugandese minister in oktober 2008 homoseksualiteit een ziekte genoemd en gesteld dat de Ugandese wetgeving meer ruimte dient te maken voor het strafbaar stellen van homoseksualiteit. In de maand na deze aankondiging vonden er willekeurige arrestaties van homoseksuelen plaats. Zij liepen risico op marteling in detentie. De US Department of State bericht in haar mensenrechtenrapport uit februari 2009 (bijlage 3) over publieke haat tegen homoseksualiteit in Uganda en van diverse arrestaties van homoseksuelen en homoactivisten. In het World Report van Human Rights Watch uit januari 2009 (bijlage 4) is de verklaring van de minister van Ethiek en Integratie geciteerd. Hij bevestigd dat politieoperaties om homoseksuelen te arresteren doorgaan. Hij toont zijn bezorgdheid over de snelle groei van homoseksualiteit in het land. Deze bron bericht ook over de arrestatie van activisten en homoseksuelen in Uganda.(…).
2.23 Gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven beleid en de brief van Vluchtelingenwerk van 29 augustus 2009, kan verweerder zonder nadere motivering niet worden gevolgd in zijn standpunt dat verzoeker bij terugkeer geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel op een behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Hierbij is aanmerking genomen dat verzoeker met de door verweerder geloofwaardig geachte verklaring dat hij in maart 1995 is gearresteerd vanwege zijn biseksuele geaardheid, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten bekend zijn met zijn geaardheid en dat hij derhalve bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor de autoriteiten. Verweerders standpunt dat verzoeker na zijn arrestatie in maart 1995 niet in de voortdurende negatieve aandacht van de autoriteiten heeft gestaan en hij zonder voorwaarden is vrijgelaten, leidt niet tot een ander oordeel nu verzoeker reeds in juli 1995 zijn land van herkomst heeft verlaten en hij blijkens pagina 15 van het rapport van nader gehoor vanaf deze arrestatie zijn woning zo min mogelijk heeft verlaten en in de buurt van zijn woning is gebleven. Dat verzoekers oom in 2003 zonder problemen een paspoort voor verzoeker heeft kunnen aanvragen, doet hier evenmin aan af gezien verzoekers verklaring dat zijn oom het paspoort middels omkoping heeft verkregen, hetgeen niet onaannemelijk kan worden geacht in Oeganda, en verzoeker op dat moment zelf niet in Oeganda was maar in de Verenigde Staten.
bron ; rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 22-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Reeds op grond van het voorgaande en met toepassing van de in C14/3.3 Vc weergegeven maatstaf heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas van verzoeker, met betrekking tot de gestelde problemen door de politieke activiteiten van verzoeker en zijn familie, innerlijk niet-consistent is en daardoor tevens ongeloofwaardig is. Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat verzoeker op dit punt niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw. Met betrekking tot verzoekers problemen vanwege zijn biseksuele geaardheid, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven beleid en de brief van Vluchtelingenwerk van 29 augustus 2009, kan verweerder zonder nadere motivering niet worden gevolgd in zijn standpunt dat verzoeker bij terugkeer geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel op een behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Hierbij is aanmerking genomen dat verzoeker met de door verweerder geloofwaardig geachte verklaring dat hij in maart 1995 is gearresteerd vanwege zijn biseksuele geaardheid, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten bekend zijn met zijn geaardheid en dat hij derhalve bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor de autoriteiten. Beroep gegrond, vovo afgewezen.
2.18 Met betrekking tot verzoekers problemen vanwege zijn biseksuele geaardheid, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.19 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker vanwege zijn biseksualiteit niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw. Verweerder acht hiervoor redengevend dat verzoeker hierdoor niet in de voortdurende negatieve aandacht is komen te staan nu hij zonder voorwaarden is vrijgelaten. Uit de algemene informatie die verzoeker heeft overgelegd blijkt niet dat hij in de bijzondere negatieve aandacht is komen te staan of komt te staan. Dat actievoerders worden lastiggevallen, doet daar niet aan af nu verzoeker geen actievoerder is. Dat discriminatie en wettelijke beperkingen plaatsvinden, doet daar evenmin aan af nu verzoeker niet stelt dat hiervan bij hem sprake was. De enkele arrestatie doet daar niet aan af. Voorts blijkt uit de legale uitreis van verzoeker in 1995 en uit het verkrijgen van een paspoort in 2003 dat verzoeker niet in de negatieve aandacht staat.
2.20 Verzoeker heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder de te verwachten problemen van verzoeker bij terugkeer vanwege zijn biseksualiteit onjuist heeft beoordeeld. Zo heeft verzoeker een brief met bijlagen van 29 augustus 2009 van Vluchtelingenwerk overgelegd waaruit blijkt dat niet alleen activisten worden lastiggevallen en dat het niet alleen wettelijke beperkingen en discriminatie betreft maar ook willekeurige arrestaties en vervolging. Daarbij hecht verweerder onvoldoende belang aan de eerdere arrestatie vanwege zijn biseksualiteit in 1995. Verzoekers oom heeft onder ede verklaard dat hij het paspoort voor verzoeker in 2003 middels omkoping heeft verkregen.
2.21 In C2/2.10.2 Vc staat, voor zover thans van belang, dat indien een asielzoeker zich erop beroept dat hij of zij problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn of haar homoseksuele geaardheid dit onder omstandigheden kan leiden tot de conclusie dat betrokkene vluchteling is in de zin van het Verdrag. Een asielaanvraag waarin beroep wordt gedaan op problemen vanwege de (gestelde) seksuele geaardheid van een asielzoeker moet worden beoordeeld met bijzondere aandacht voor de positie van homoseksuelen in het land van herkomst. Per land van herkomst verschilt de invloed van de overheid op het maatschappelijk terrein. Indien er sprake is van een bestraffing op basis van een strafbepaling die alleen betrekking heeft op homoseksuelen, is dit een daad van vervolging. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het homoseksueel zijn of het uiten van specifiek homoseksuele gevoelens strafbaar is gesteld. Voor de conclusie dat er sprake is van vluchtelingschap moet wel sprake zijn van een bestraffingsmaatregel van een zeker gewicht. Zo zal een enkele boete veelal onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vluchtelingschap. De enkele strafbaarstelling van homoseksualiteit of homoseksuele handelingen in een land leidt evenwel niet zonder meer tot de conclusie dat een homoseksueel uit dat land vluchteling is. De asielzoeker moet (zo mogelijk met documenten) aannemelijk maken dat hij persoonlijk een gegronde reden heeft om te vrezen voor vervolging. Ten slotte geldt dat het inroepen van de bescherming van de autoriteiten niet wordt verlangd in de gevallen waarin homoseksualiteit of homoseksuele handelingen strafbaar zijn in het land van herkomst.
2.22 In de door verzoeker overgelegde brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 29 augustus 2009 staat onder meer het volgende.
In de World Survey van de International Lesbian, Gay, Biseksual, Trans en Intersex Association van mei 2009 (bijlage 1) staan wetsartikelen van de strafwet met betrekking tot homoseksualiteit. Homoseksualiteit is een illegale daad en is strafbaar gesteld met een maximale straf van levenslang. Van bescherming namens de overheid is dus geen sprake. Verschillende bronnen berichten over discriminatie van homoseksuelen in Uganda. Volgens het jaarlijks rapport van Amnesty International heeft een Ugandese minister in oktober 2008 homoseksualiteit een ziekte genoemd en gesteld dat de Ugandese wetgeving meer ruimte dient te maken voor het strafbaar stellen van homoseksualiteit. In de maand na deze aankondiging vonden er willekeurige arrestaties van homoseksuelen plaats. Zij liepen risico op marteling in detentie. De US Department of State bericht in haar mensenrechtenrapport uit februari 2009 (bijlage 3) over publieke haat tegen homoseksualiteit in Uganda en van diverse arrestaties van homoseksuelen en homoactivisten. In het World Report van Human Rights Watch uit januari 2009 (bijlage 4) is de verklaring van de minister van Ethiek en Integratie geciteerd. Hij bevestigd dat politieoperaties om homoseksuelen te arresteren doorgaan. Hij toont zijn bezorgdheid over de snelle groei van homoseksualiteit in het land. Deze bron bericht ook over de arrestatie van activisten en homoseksuelen in Uganda.(…).
2.23 Gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven beleid en de brief van Vluchtelingenwerk van 29 augustus 2009, kan verweerder zonder nadere motivering niet worden gevolgd in zijn standpunt dat verzoeker bij terugkeer geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel op een behandeling in de zin van artikel 3 EVRM. Hierbij is aanmerking genomen dat verzoeker met de door verweerder geloofwaardig geachte verklaring dat hij in maart 1995 is gearresteerd vanwege zijn biseksuele geaardheid, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten bekend zijn met zijn geaardheid en dat hij derhalve bij terugkeer gegronde redenen heeft te vrezen voor de autoriteiten. Verweerders standpunt dat verzoeker na zijn arrestatie in maart 1995 niet in de voortdurende negatieve aandacht van de autoriteiten heeft gestaan en hij zonder voorwaarden is vrijgelaten, leidt niet tot een ander oordeel nu verzoeker reeds in juli 1995 zijn land van herkomst heeft verlaten en hij blijkens pagina 15 van het rapport van nader gehoor vanaf deze arrestatie zijn woning zo min mogelijk heeft verlaten en in de buurt van zijn woning is gebleven. Dat verzoekers oom in 2003 zonder problemen een paspoort voor verzoeker heeft kunnen aanvragen, doet hier evenmin aan af gezien verzoekers verklaring dat zijn oom het paspoort middels omkoping heeft verkregen, hetgeen niet onaannemelijk kan worden geacht in Oeganda, en verzoeker op dat moment zelf niet in Oeganda was maar in de Verenigde Staten.
bron ; rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Illegaal doet aanvraag niet in persoon en zonder paspoort: aanvraag buiten behandeling gesteld (uitspraak)
LJN: BJ8557,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 08 / 43938 & AWB 08 / 32783
Datum uitspraak: 10-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen. Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen. Beroep ongegrond
De rechtbank overweegt als volgt.
2.13 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat de omstandigheid dat eiser de leges niet heeft voldaan per kas- of pinbetaling niet langer aan eiser wordt tegengeworpen. De gronden die eiser hiertoe heeft aangevoerd, blijven derhalve buiten beschouwing.
2.14 In de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2008 (JV 2009, 14) overweegt de Afdeling onder meer als volgt.
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2008), is uit de bewoordingen van artikel 3.102 van het Vb af te leiden dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier zowel in persoon als niet in persoon kan worden ingediend. Hoewel een verblijfsvergunning persoonsgebonden is, biedt de tekst van artikel 3.102 van het Vb 2000 voorts geen aanknopingspunt voor de uitleg van die bepaling dat aan het verstrekken van gegevens en bescheiden, noodzakelijk voor het beslissen op een ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning regulier, de verschijning in persoon van de desbetreffende vreemdeling noodzakelijkerwijs verbonden is. Gelet hierop wordt de staatssecretaris niet gevolgd in zijn overweging in het bestreden besluit dat, nu de vreemdeling de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens en bescheiden niet in persoon heeft overgelegd, de aanvraag om die reden onvolledig is, als bedoeld in artikel 4:5 van de Awb. (…)
Uit artikel 3.102, eerste lid, van het Vb 2000 volgt evenwel dat bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, naast de gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening, in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding dient te worden overgelegd, dan wel de gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van die bepaling, indien de vreemdeling niet over zodanig document beschikt. Nu de vreemdeling geen geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden, als bedoeld in artikel 3.102, derde lid, van het Vb 2000, bij zijn aanvraag heeft overgelegd, wordt de staatssecretaris gevolgd in zijn betoog dat de vreemdeling in zoverre een onvolledige aanvraag heeft ingediend. (…)
Uit de bewoordingen van artikel 3.102, eerste en derde lid, van het Vb 2000 volgt immers ondubbelzinnig dat een geldig documenten voor grensoverschrijding, dan wel evenbedoelde gegevens en bescheiden niet kunnen worden aangemerkt als aanvullende bewijsstukken, als bedoeld in de toelichting op het formulier. De vreemdeling was dan ook reeds ten tijde van de indiening van de aanvraag in verzuim.”
2.15 Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen.
2.16 Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen.
bron: rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 10-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen. Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen. Beroep ongegrond
De rechtbank overweegt als volgt.
2.13 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat de omstandigheid dat eiser de leges niet heeft voldaan per kas- of pinbetaling niet langer aan eiser wordt tegengeworpen. De gronden die eiser hiertoe heeft aangevoerd, blijven derhalve buiten beschouwing.
2.14 In de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2008 (JV 2009, 14) overweegt de Afdeling onder meer als volgt.
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2008), is uit de bewoordingen van artikel 3.102 van het Vb af te leiden dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier zowel in persoon als niet in persoon kan worden ingediend. Hoewel een verblijfsvergunning persoonsgebonden is, biedt de tekst van artikel 3.102 van het Vb 2000 voorts geen aanknopingspunt voor de uitleg van die bepaling dat aan het verstrekken van gegevens en bescheiden, noodzakelijk voor het beslissen op een ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning regulier, de verschijning in persoon van de desbetreffende vreemdeling noodzakelijkerwijs verbonden is. Gelet hierop wordt de staatssecretaris niet gevolgd in zijn overweging in het bestreden besluit dat, nu de vreemdeling de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens en bescheiden niet in persoon heeft overgelegd, de aanvraag om die reden onvolledig is, als bedoeld in artikel 4:5 van de Awb. (…)
Uit artikel 3.102, eerste lid, van het Vb 2000 volgt evenwel dat bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, naast de gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening, in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding dient te worden overgelegd, dan wel de gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van die bepaling, indien de vreemdeling niet over zodanig document beschikt. Nu de vreemdeling geen geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden, als bedoeld in artikel 3.102, derde lid, van het Vb 2000, bij zijn aanvraag heeft overgelegd, wordt de staatssecretaris gevolgd in zijn betoog dat de vreemdeling in zoverre een onvolledige aanvraag heeft ingediend. (…)
Uit de bewoordingen van artikel 3.102, eerste en derde lid, van het Vb 2000 volgt immers ondubbelzinnig dat een geldig documenten voor grensoverschrijding, dan wel evenbedoelde gegevens en bescheiden niet kunnen worden aangemerkt als aanvullende bewijsstukken, als bedoeld in de toelichting op het formulier. De vreemdeling was dan ook reeds ten tijde van de indiening van de aanvraag in verzuim.”
2.15 Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen.
2.16 Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen.
bron: rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Publicatie: 'Mobilizing the Will to Intervene: Leadership and Action to Prevent Mass Atrocities'
Kunnen jullie je nog uit het nieuws of uit de film Hotel Rwanda de generaal hereinneren die vocht voor internationaal ingrijpen om de volkerenmoord tegen te gaan?
Deze generaal, Dallaire, heeft de afgelopen 15 jaar de wereld voor dit soort situaties en genocide gewaarschuwd.
Zo zegt hij onder meer:
"I was involved in the reform of the Canadian officer corps in the late 1990s where we said, "We've got to produce the leaders who know sociology, anthropology, [and] philosophy, so they can understand the complexity of the problem, and be able to participate with the other players in resolving of the conflict and diffusing of the conflict before you have to use your rifle."
Hij werkt ook mee aan een Canadees project dat deze week zijn rapport publiceerde wat kan worden gedownload.
W2I is a crucial initiative that focuses on the prevention of genocide and other crimes against humanity. After the terrible events that took place in Rwanda and Kosovo, genocide experts seek to understand how to pressure political leaders to stop crimes against humanity before they escalate into genocide.The goal of W2I is to understand how to operationalize the principles of the Canadian-sponsored Report of the International Commission on Intervention and States Sovereignty on the Responsibility to Protect. Research will focus on how to better mobilize domestic political will in Canada and the United States. Furthermore, practical tools will be designed for nongovernmental agencies, the media, interested groups, and the general public so they can effectively pressure governments to take action to prevent future genocides and other crimes against humanity. The W2I project was developed jointly by General Roméo Dallaire and MIGS. Gen. Dallaire, Canada’s leading advocate of peacemaking, peacekeeping and peace-building in the world’s war-torn regions, brings his experience in Rwanda to the project. He is a Senior Fellow at MIGS, which supports his work with the United Nations Advisory Committee on Genocide Prevention.
You can download PDF copies of the Montreal Institute for Genocide and Human Rights Studies' groundbreaking policy report 'Mobilizing the Will to Intervene: Leadership and Action to Prevent Mass Atrocities' in both English and French at
http://migs.concordia.ca/W2I/documents/ENG_MIGS_finalW2IAugust09.pdf (het rapport in het Engels)
Interview met generaal Dallaire: http://www.linkedin.com/news?viewArticle=&articleID=70574788&gid=62934&articleURL=http%3A%2F%2Fc%2Emoreover%2Ecom%2Fclick%2Fhere%2Epl%3Fz2218443093%26z%3D950243899&urlhash=WHB_&trk=news_discuss
24 september 2009
Ongewenst vreemdeling nooit meer op verlof
Ongewenst vreemdelingen die in de gevangenis zitten, mogen niet meer tijdelijk op vrije voeten komen. De voltallige Tweede Kamer wil dat wettelijk regelen. Minister Ernst Hirsch Ballin van Justitie zit op dezelfde lijn en heeft al een wetsvoorstel toegezegd.
Dat werd duidelijk tijdens een debat over de vlucht van vrouwenhandelaar Saban B. De PVV en zelfstandig Kamerlid Rita Verdonk verwijten de minister dat hij niet hard genoeg ingrijpt na de verdwijning van Saban, een ongewenst vreemdeling die tijdens een schorsing van zijn hechtenis ervandoor ging. Ze zegden woensdag hun vertrouwen in Hirsch Ballin op, omdat de vlucht van B. het vertrouwen in de rechtsorde enorm schaadt en omdat de bewindsman nog geen begin van een oplossing zou bieden.
Ook de liberaal Fred Teeven zinspeelde tijdens het debat op een motie van wantrouwen tegen Hirsch Ballin. Maar hij stelde zich uiteindelijk tevreden met de antwoorden en maatregelen van de minister.
Bron: http://www.leeuwardercourant.nl/nieuws/binnenland/article5178344.ece/Ongewenst+vreemdeling+nooit+meer+op+verlof
Dat werd duidelijk tijdens een debat over de vlucht van vrouwenhandelaar Saban B. De PVV en zelfstandig Kamerlid Rita Verdonk verwijten de minister dat hij niet hard genoeg ingrijpt na de verdwijning van Saban, een ongewenst vreemdeling die tijdens een schorsing van zijn hechtenis ervandoor ging. Ze zegden woensdag hun vertrouwen in Hirsch Ballin op, omdat de vlucht van B. het vertrouwen in de rechtsorde enorm schaadt en omdat de bewindsman nog geen begin van een oplossing zou bieden.
Ook de liberaal Fred Teeven zinspeelde tijdens het debat op een motie van wantrouwen tegen Hirsch Ballin. Maar hij stelde zich uiteindelijk tevreden met de antwoorden en maatregelen van de minister.
Bron: http://www.leeuwardercourant.nl/nieuws/binnenland/article5178344.ece/Ongewenst+vreemdeling+nooit+meer+op+verlof
23 september 2009
Vreemdelingenrecht groep op Linkedin
De groep van vreemdelingenjuristen en geïnteresseerden op Linkedin telt inmiddels 49 leden. Ook wat voor u?
Zie: http://www.linkedin.com/groups?home=&gid=1624427&trk=anet_ug_hm
Zie: http://www.linkedin.com/groups?home=&gid=1624427&trk=anet_ug_hm
Kent u het UAF al?
Over het UAF
De Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF steunt ruim 2.500 hoger opgeleide vluchtelingen en asielzoekers bij hun studie en het vinden van een passende baan. Daarnaast behartigt het UAF de belangen van deze groep. De steun van ruim 25.000 particuliere donateurs en bijdragen van bedrijven, organisaties en onderwijsinstellingen maken het werk van het UAF mogelijk. Het UAF is begunstigde van de Nationale Postcode Loterij en in bezit van een CBF-Keur.
Onze missie
De missie en visie van Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF.
Organisatie
Het UAF heeft een actief stichtingsbestuur waarvan de voormalig Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN Ruud Lubbers voorzitter is. Een staf van bijna zestig professionals voert het dagelijkse werk uit. Daarnaast heeft het UAF een Comité van Aanbeveling.
Werkwijze UAF
De Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF is een landelijke fondsenwervende organisatie die hoger opgeleide vluchtelingen en asielzoekers ondersteunt bij hun studie en het vinden van passend werk. Als landelijk expertisecentrum adviseert het UAF regelmatig instellingen en organisaties die met en voor vluchtelingen werken. In het kader van innovatie en kwaliteitsbevordering zijn er verschillende UAF-projecten.
Onze partners
Giften van particulieren, organisaties, onderwijsinstellingen en bedrijven maken het werk van het UAF mogelijk.
Verantwoording
Het UAF is in bezit van een CBF-Keur en gaat zorgvuldig om met uw gift. Van elke geworven euro besteedt het UAF 84 eurocent aan de organisatiedoelstelling. Voor meer informatie over het werk en de financiële verantwoording van het UAF kunt u het jaarverslag downloaden.
Vacatures
Werken bij het UAF is werken aan de toekomst van talentvolle vluchtelingstudenten. Het UAF is regelmatig op zoek naar nieuwe medewerkers.
UAF internationaal perspectief
Het UAF heeft veel kennis en ervaring met hoger opgeleide vluchtelingen. De werkwijze is uniek. Daarom wisselt het UAF regelmatig expertise en ervaringen uit met organisaties in andere Europese landen.
http://www.uaf.nl/over_het_uaf
De Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF steunt ruim 2.500 hoger opgeleide vluchtelingen en asielzoekers bij hun studie en het vinden van een passende baan. Daarnaast behartigt het UAF de belangen van deze groep. De steun van ruim 25.000 particuliere donateurs en bijdragen van bedrijven, organisaties en onderwijsinstellingen maken het werk van het UAF mogelijk. Het UAF is begunstigde van de Nationale Postcode Loterij en in bezit van een CBF-Keur.
Onze missie
De missie en visie van Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF.
Organisatie
Het UAF heeft een actief stichtingsbestuur waarvan de voormalig Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN Ruud Lubbers voorzitter is. Een staf van bijna zestig professionals voert het dagelijkse werk uit. Daarnaast heeft het UAF een Comité van Aanbeveling.
Werkwijze UAF
De Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF is een landelijke fondsenwervende organisatie die hoger opgeleide vluchtelingen en asielzoekers ondersteunt bij hun studie en het vinden van passend werk. Als landelijk expertisecentrum adviseert het UAF regelmatig instellingen en organisaties die met en voor vluchtelingen werken. In het kader van innovatie en kwaliteitsbevordering zijn er verschillende UAF-projecten.
Onze partners
Giften van particulieren, organisaties, onderwijsinstellingen en bedrijven maken het werk van het UAF mogelijk.
Verantwoording
Het UAF is in bezit van een CBF-Keur en gaat zorgvuldig om met uw gift. Van elke geworven euro besteedt het UAF 84 eurocent aan de organisatiedoelstelling. Voor meer informatie over het werk en de financiële verantwoording van het UAF kunt u het jaarverslag downloaden.
Vacatures
Werken bij het UAF is werken aan de toekomst van talentvolle vluchtelingstudenten. Het UAF is regelmatig op zoek naar nieuwe medewerkers.
UAF internationaal perspectief
Het UAF heeft veel kennis en ervaring met hoger opgeleide vluchtelingen. De werkwijze is uniek. Daarom wisselt het UAF regelmatig expertise en ervaringen uit met organisaties in andere Europese landen.
http://www.uaf.nl/over_het_uaf
Vacature: opleidingsplaats voor rechter
Rechterlijk ambtenaar in opleiding (Raio)
De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie (Landelijk)
Vacaturenummer: SRM-2010-04 - Sluitingsdatum: 01/10/2009
Volgende vacature Vorige vacature Zoekresultaat
Solliciteren
Functie-omschrijving
Je bent afgestudeerd als jurist, je hebt geen of minder dan zes jaar werkervaring en je hebt interesse in een functie bij de rechterlijke macht. Dan is het mogelijk om in een tijdsbestek van vier tot zes jaar door middel van werken en leren Rechter of Officier van Justitie te worden. Dit wordt de RAIO-opleiding genoemd: Rechterlijk Ambtenaar In Opleiding.
Wat biedt de RAIO-opleiding jou?
Je krijgt een unieke professionele opleiding tot Rechter en/of Officier van Justitie. Je ontvangt gedurende dit traject een aantrekkelijk salaris. Je werkt binnen de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie bij één van de negentien standplaatsen in Nederland. Je wordt inhoudelijk uitgedaagd. Je neemt deel aan speciaal op je werk (als aankomend rechter of officier van justitie) afgestemde cursussen. Je wordt door praktijkopleiders begeleid en regelmatig beoordeeld. Kortom de opleiding biedt jou een uitstekend toekomstperspectief.
Er zijn gedurende het jaar twee momenten om de opleiding te starten: in april en in oktober. De RAIO-opleiding is een landelijke opleiding. Na het succesvol afronden van de selectieprocedure word je geplaatst bij één van de 19 rechtbanken.
Functie-eisen
Je hebt de studie rechten met goed gevolg doorlopen en je beschikt over een verklaring van civiel effect. Ben je afgestudeerd via de BAMA-structuur dan dien je je master via de universiteit te hebben gedaan. Je bachelorfase mag je zowel via de hbo-opleiding rechten (inclusief schakeljaar) als via de universiteit gevolgd hebben.
Je beschikt over grondige basiskennis van het straf(proces)recht, het burgerlijke (proces)recht en het bestuurs(proces)recht. Je bent analytisch sterk, beschikt over juridisch inzicht en je geeft blijk van maatschappelijke betrokkenheid. Hoge werkdruk heeft geen negatieve consequenties voor de kwaliteit van je prestaties. Je communicatieve vaardigheden zijn goed en je bent besluitvaardig. Je hebt de Nederlandse nationaliteit.
Werk-/denkniveau
Master/doctoraal
Arbeidsvoorwaarden
Salarisomschrijving: min. € 2454,- max. € 3828,- (ter indicatie). Voor meer informatie www.werkenbijderechtspraak.nl.
Dienstverband: Trainee
Contractduur: -
Maximaal aantal uren per week: 36
Overige arbeidsvoorwaarden:
Bovenop het salaris en vakantiegeld kun je rekenen op een 13e maand en onkostenvergoedingen voor vakliteratuur. Tot de secundaire arbeidsvoorwaarden behoren onder meer gedeeltelijk doorbetaald ouderschapsverlof (onder voorwaarden), studiefaciliteiten en een volledige vergoeding woon-werkverkeer als je reist met het openbaar vervoer. Binnen de arbeidsvoorwaardenregeling van de sector rechterlijke macht heb je een aantal individuele keuzemogelijkheden bij het samenstellen van je arbeidsvoorwaardenpakket. Pensioenopbouw vindt plaats bij het ABP. Het is in de loop van de opleiding mogelijk om in deeltijd te gaan werken.
Organisatie
De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie
Zie hiervoor www.rechtspraak.nl en www.om.nl. Het Studiecentrum Rechtspleging (SSR) verzorgt de cursussen. Zie www.SSR.nl
Standplaats
Landelijk
Meer informatie
Meer informatie over de vacature: Naam: Leonore Harthoorn, Recruiter bij de Raad voor de rechtspraak
Telefoonnummer: 070 3619863
E-mailadres: l.harthoorn@rechtspraak.nl
Meer informatie over de sollicitatieprocedure: Naam: Secretariaat van de Selectiecommissie Rechterlijke Macht (SRM)
Telefoonnummer: 070 - 361 98 11
E-mailadres: srm@rechtspraak.nl
Bijzonderheden
Sollicitaties voor de opleiding van 1 april 2010 dienen uiterlijk 1 oktober 2009 a.s. in het bezit te zijn van het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke macht. Je kunt doorlopend solliciteren. Per opleiding is er plaats voor 30 nieuwe RAIO’s. Bij overschrijding van dit aantal kunnen geschikte kandidaten doorgeplaatst worden naar de eerstvolgende opleiding.
Allereerst zul je worden ingedeeld voor een analytische test op één van de volgende data:
13 juli 2009
19 augustus 2009
16 september 2009
7 oktober 2009
28 oktober 2009
11 november 2009
Je kunt een voorkeursdatum aangeven. Voor zover dit mogelijk is zal het secretariaat SRM hier rekening mee houden; houdt er echter wel rekening mee dat je op een andere datum ingedeeld kunt worden.
N.B.: Sollicitatie is alleen mogelijk via www.werkenbijderechtspraak.nl door middel van het insturen van het aanmeldingsformulier (met de gevraagde bijlagen).
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie (Landelijk)
Vacaturenummer: SRM-2010-04 - Sluitingsdatum: 01/10/2009
Volgende vacature Vorige vacature Zoekresultaat
Solliciteren
Functie-omschrijving
Je bent afgestudeerd als jurist, je hebt geen of minder dan zes jaar werkervaring en je hebt interesse in een functie bij de rechterlijke macht. Dan is het mogelijk om in een tijdsbestek van vier tot zes jaar door middel van werken en leren Rechter of Officier van Justitie te worden. Dit wordt de RAIO-opleiding genoemd: Rechterlijk Ambtenaar In Opleiding.
Wat biedt de RAIO-opleiding jou?
Je krijgt een unieke professionele opleiding tot Rechter en/of Officier van Justitie. Je ontvangt gedurende dit traject een aantrekkelijk salaris. Je werkt binnen de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie bij één van de negentien standplaatsen in Nederland. Je wordt inhoudelijk uitgedaagd. Je neemt deel aan speciaal op je werk (als aankomend rechter of officier van justitie) afgestemde cursussen. Je wordt door praktijkopleiders begeleid en regelmatig beoordeeld. Kortom de opleiding biedt jou een uitstekend toekomstperspectief.
Er zijn gedurende het jaar twee momenten om de opleiding te starten: in april en in oktober. De RAIO-opleiding is een landelijke opleiding. Na het succesvol afronden van de selectieprocedure word je geplaatst bij één van de 19 rechtbanken.
Functie-eisen
Je hebt de studie rechten met goed gevolg doorlopen en je beschikt over een verklaring van civiel effect. Ben je afgestudeerd via de BAMA-structuur dan dien je je master via de universiteit te hebben gedaan. Je bachelorfase mag je zowel via de hbo-opleiding rechten (inclusief schakeljaar) als via de universiteit gevolgd hebben.
Je beschikt over grondige basiskennis van het straf(proces)recht, het burgerlijke (proces)recht en het bestuurs(proces)recht. Je bent analytisch sterk, beschikt over juridisch inzicht en je geeft blijk van maatschappelijke betrokkenheid. Hoge werkdruk heeft geen negatieve consequenties voor de kwaliteit van je prestaties. Je communicatieve vaardigheden zijn goed en je bent besluitvaardig. Je hebt de Nederlandse nationaliteit.
Werk-/denkniveau
Master/doctoraal
Arbeidsvoorwaarden
Salarisomschrijving: min. € 2454,- max. € 3828,- (ter indicatie). Voor meer informatie www.werkenbijderechtspraak.nl.
Dienstverband: Trainee
Contractduur: -
Maximaal aantal uren per week: 36
Overige arbeidsvoorwaarden:
Bovenop het salaris en vakantiegeld kun je rekenen op een 13e maand en onkostenvergoedingen voor vakliteratuur. Tot de secundaire arbeidsvoorwaarden behoren onder meer gedeeltelijk doorbetaald ouderschapsverlof (onder voorwaarden), studiefaciliteiten en een volledige vergoeding woon-werkverkeer als je reist met het openbaar vervoer. Binnen de arbeidsvoorwaardenregeling van de sector rechterlijke macht heb je een aantal individuele keuzemogelijkheden bij het samenstellen van je arbeidsvoorwaardenpakket. Pensioenopbouw vindt plaats bij het ABP. Het is in de loop van de opleiding mogelijk om in deeltijd te gaan werken.
Organisatie
De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie
Zie hiervoor www.rechtspraak.nl en www.om.nl. Het Studiecentrum Rechtspleging (SSR) verzorgt de cursussen. Zie www.SSR.nl
Standplaats
Landelijk
Meer informatie
Meer informatie over de vacature: Naam: Leonore Harthoorn, Recruiter bij de Raad voor de rechtspraak
Telefoonnummer: 070 3619863
E-mailadres: l.harthoorn@rechtspraak.nl
Meer informatie over de sollicitatieprocedure: Naam: Secretariaat van de Selectiecommissie Rechterlijke Macht (SRM)
Telefoonnummer: 070 - 361 98 11
E-mailadres: srm@rechtspraak.nl
Bijzonderheden
Sollicitaties voor de opleiding van 1 april 2010 dienen uiterlijk 1 oktober 2009 a.s. in het bezit te zijn van het secretariaat van de Selectiecommissie rechterlijke macht. Je kunt doorlopend solliciteren. Per opleiding is er plaats voor 30 nieuwe RAIO’s. Bij overschrijding van dit aantal kunnen geschikte kandidaten doorgeplaatst worden naar de eerstvolgende opleiding.
Allereerst zul je worden ingedeeld voor een analytische test op één van de volgende data:
13 juli 2009
19 augustus 2009
16 september 2009
7 oktober 2009
28 oktober 2009
11 november 2009
Je kunt een voorkeursdatum aangeven. Voor zover dit mogelijk is zal het secretariaat SRM hier rekening mee houden; houdt er echter wel rekening mee dat je op een andere datum ingedeeld kunt worden.
N.B.: Sollicitatie is alleen mogelijk via www.werkenbijderechtspraak.nl door middel van het insturen van het aanmeldingsformulier (met de gevraagde bijlagen).
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Vermoedens is een zwaarwegendheidstoets en geen geloofwaardigheidsoordeel (uitspraak)
LJN: BJ7620,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/24223, 09/24225
Datum uitspraak: 21-08-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Sri Lanka / toetsingskader / geloofwaardigheid en zwaarwegendheid
In de uitspraak van 21 juli 2009 (LJN: BJ3621) heeft de AbRS overwogen dat de rechter terughoudend moet toetsen ten aanzien van de vermoedens die deel uitmaken van de gebeurtenissen die de vreemdeling in het land van herkomst zijn overkomen voor zijn komst naar Nederland. Deze gebeurtenissen omvatten tevens dat wat de vreemdeling vermoedt dat hem is overkomen. De beoordeling van deze vermoedens is een geloofwaardigheidstoets. Voor terughoudendheid is geen plaats bij de rechterlijke toetsing van verweerders standpunt over het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan de gestelde gebeurtenissen ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. De beoordeling van het realiteitsgehalte van deze verwachtingen is een zwaarwegendheidstoets. Dit onderscheid is niet alleen relevant voor de intensiteit van de rechterlijke toetsing, maar ook voor het door verweerder te hanteren toetsingskader. In het onderhavige geval heeft verweerder getoetst of positieve overtuigingskracht uitgaat van de aan geloofwaardig bevonden gedeelten van het asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft aldus een onjuist toetsingskader gehanteerd.
14.1 In de uitspraak van 21 juli 2009 heeft de AbRS overwogen dat de rechter terughoudend moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vermoedens van de vreemdeling die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens zijn asielrelaas hebben plaatsgevonden, niet plausibel te achten zijn en dientengevolge niet als geloofwaardig kunnen worden aangenomen.
14.2 Voor terughoudendheid is geen plaats bij de rechterlijke toetsing van verweerders standpunt over het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan de gestelde gebeurtenissen ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. Die vermoedens maken immers deel uit van de door de vreemdeling op die feiten en omstandigheden gebaseerde vrees voor vervolging in de zin van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag, of voor schending jegens hem van artikel 3 van het EVRM.
15.1 De voorzieningenrechter begrijpt het door de AbRS bedoelde onderscheid zo, dat de vermoedens genoemd in rechtsoverweging 14.1 deel uitmaken van de gebeurtenissen die de vreemdeling in het land van herkomst zijn overkomen voor zijn komst naar Nederland. Deze gebeurtenissen omvatten tevens dat wat de vreemdeling vermoedt dat hem is overkomen. Het geheel van die gebeurtenissen en vermoedens wordt aangeduid als het asielrelaas. De beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas is primair aan verweerder. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 is vermeld, is in dat verband van belang of zich geen van de in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet. Is dat wel het geval dan dient van het relaas positieve overtuigingskracht uit te gaan.
15.2 De vermoedens bedoeld in rechtsoverweging 14.2 zijn de aan het geloofwaardig bevonden (gedeelte van het) asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst. De voorzieningenrechter leidt uit de uitspraak van de AbRS af dat de beoordeling van het realiteitsgehalte van deze verwachtingen een zwaarwegendheidstoets is.
16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit mee dat het door de AbRS bedoelde onderscheid niet alleen relevant is voor de intensiteit van de rechterlijke toetsing, maar ook voor het door verweerder te hanteren toetsingskader. De in rechtsoverweging 14.1 bedoelde vermoedens dient verweerder te onderzoeken op geloofwaardigheid. De in rechtsoverweging 14.2 bedoelde verwachtingen behoort verweerder te onderzoeken op zwaarwegendheid.
17. In het onderhavige geval heeft verweerder getoetst of positieve overtuigingskracht uitgaat van de aan geloofwaardig bevonden gedeelten van het asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst.
18. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd.
19. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat het in strijd met artikel 3:46 van de Awb is genomen. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De voorzieningenrechter beslist dan ook met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op het beroep ter zake van de asielaanvraag. Op grond van het voorgaande verklaart de voorzieningenrechter het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens schending van artikel 3:46 van de Awb. Dat brengt mee de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening wegens gebrek aan belang afwijst. De overige gronden die namens verzoeker zijn aangevoerd behoeven daarom geen bespreking meer.
www.rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 21-08-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Sri Lanka / toetsingskader / geloofwaardigheid en zwaarwegendheid
In de uitspraak van 21 juli 2009 (LJN: BJ3621) heeft de AbRS overwogen dat de rechter terughoudend moet toetsen ten aanzien van de vermoedens die deel uitmaken van de gebeurtenissen die de vreemdeling in het land van herkomst zijn overkomen voor zijn komst naar Nederland. Deze gebeurtenissen omvatten tevens dat wat de vreemdeling vermoedt dat hem is overkomen. De beoordeling van deze vermoedens is een geloofwaardigheidstoets. Voor terughoudendheid is geen plaats bij de rechterlijke toetsing van verweerders standpunt over het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan de gestelde gebeurtenissen ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. De beoordeling van het realiteitsgehalte van deze verwachtingen is een zwaarwegendheidstoets. Dit onderscheid is niet alleen relevant voor de intensiteit van de rechterlijke toetsing, maar ook voor het door verweerder te hanteren toetsingskader. In het onderhavige geval heeft verweerder getoetst of positieve overtuigingskracht uitgaat van de aan geloofwaardig bevonden gedeelten van het asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft aldus een onjuist toetsingskader gehanteerd.
14.1 In de uitspraak van 21 juli 2009 heeft de AbRS overwogen dat de rechter terughoudend moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vermoedens van de vreemdeling die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens zijn asielrelaas hebben plaatsgevonden, niet plausibel te achten zijn en dientengevolge niet als geloofwaardig kunnen worden aangenomen.
14.2 Voor terughoudendheid is geen plaats bij de rechterlijke toetsing van verweerders standpunt over het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan de gestelde gebeurtenissen ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. Die vermoedens maken immers deel uit van de door de vreemdeling op die feiten en omstandigheden gebaseerde vrees voor vervolging in de zin van artikel 1(A) van het Vluchtelingenverdrag, of voor schending jegens hem van artikel 3 van het EVRM.
15.1 De voorzieningenrechter begrijpt het door de AbRS bedoelde onderscheid zo, dat de vermoedens genoemd in rechtsoverweging 14.1 deel uitmaken van de gebeurtenissen die de vreemdeling in het land van herkomst zijn overkomen voor zijn komst naar Nederland. Deze gebeurtenissen omvatten tevens dat wat de vreemdeling vermoedt dat hem is overkomen. Het geheel van die gebeurtenissen en vermoedens wordt aangeduid als het asielrelaas. De beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas is primair aan verweerder. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 is vermeld, is in dat verband van belang of zich geen van de in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet. Is dat wel het geval dan dient van het relaas positieve overtuigingskracht uit te gaan.
15.2 De vermoedens bedoeld in rechtsoverweging 14.2 zijn de aan het geloofwaardig bevonden (gedeelte van het) asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst. De voorzieningenrechter leidt uit de uitspraak van de AbRS af dat de beoordeling van het realiteitsgehalte van deze verwachtingen een zwaarwegendheidstoets is.
16. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit mee dat het door de AbRS bedoelde onderscheid niet alleen relevant is voor de intensiteit van de rechterlijke toetsing, maar ook voor het door verweerder te hanteren toetsingskader. De in rechtsoverweging 14.1 bedoelde vermoedens dient verweerder te onderzoeken op geloofwaardigheid. De in rechtsoverweging 14.2 bedoelde verwachtingen behoort verweerder te onderzoeken op zwaarwegendheid.
17. In het onderhavige geval heeft verweerder getoetst of positieve overtuigingskracht uitgaat van de aan geloofwaardig bevonden gedeelten van het asielrelaas ontleende verwachtingen omtrent hetgeen de vreemdeling zal overkomen na terugkeer naar zijn land van herkomst.
18. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd.
19. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat het in strijd met artikel 3:46 van de Awb is genomen. Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De voorzieningenrechter beslist dan ook met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op het beroep ter zake van de asielaanvraag. Op grond van het voorgaande verklaart de voorzieningenrechter het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens schending van artikel 3:46 van de Awb. Dat brengt mee de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening wegens gebrek aan belang afwijst. De overige gronden die namens verzoeker zijn aangevoerd behoeven daarom geen bespreking meer.
www.rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Beroep op artikel 6 EVRM faalt in beroepen tegen niet tijdig beslissen (uitspraak)
LJN: BJ7640,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 08/33451
Datum uitspraak: 02-09-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar en overschrijding redelijke termijn / 6 EVRM
Eisers beroep is thans enkel gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Er kan geen beroep worden gedaan op (overeenkomstige toepassing van) artikel 6 EVRM nu het geschil alleen in het kader van niet tijdig beslissen aan de rechter is voorgelegd. Er heeft dus nog geen inhoudelijke behandeling van het geschil in beroep plaatsgevonden. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 april 2009 (LJN: BI2748) en een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel, van 24 juni 2009 (LJN: BJ 1030).
Bron: www.rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 02-09-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar en overschrijding redelijke termijn / 6 EVRM
Eisers beroep is thans enkel gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Er kan geen beroep worden gedaan op (overeenkomstige toepassing van) artikel 6 EVRM nu het geschil alleen in het kader van niet tijdig beslissen aan de rechter is voorgelegd. Er heeft dus nog geen inhoudelijke behandeling van het geschil in beroep plaatsgevonden. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 april 2009 (LJN: BI2748) en een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel, van 24 juni 2009 (LJN: BJ 1030).
Bron: www.rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Procedurerichtlijn en Opvangsrichtlijn niet juist in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd (uitspraak)
LJN: BJ7627,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 08/8710
Datum uitspraak: 07-08-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: COA / recht op opvang / ongewenstverklaring / arguable claim 3 EVRM / Proc RL / opvang RL
Eiser is ongewenst verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld alsmede een verzoek tot een voorlopige voorziening o.a. ter voorkoming van uitzetting hangende het beroep. Eiser mag het beroep en de vovo niet in Nederland afwachten. Op grond van artikel 4 lid 2 Rva 2005 bestaat in het geval van een ongewenstverklaring geen recht op opvang. Onbetwist is echter dat eiser een arguable claim heeft op 3 EVRM. In dat geval is het feit dat eiser de vovo procedure niet in Nederland mag afwachten in strijd met artikel 13 in samenhang met artikel 3 EVRM. Daardoor wordt niet voldaan aan artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn, waarin immers staat dat lidstaten overeenkomstig hun internationale verplichtingen voorschriften vaststellen betreffende de mogelijkheid van een rechtsmiddel of beschermende maatregelen wanneer het indienen van een rechtsmiddel tegen de beslissing op het asielverzoek niet het gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst daarvan in de betrokken lidstaat mogen verblijven. Hieruit volgt dat artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn inhoudt dat in het onderhavige geval eiser (één van) de door hem ingestelde rechtsmiddelen, teneinde zijn arguable claim op artikel 3 EVRM door de rechter te laten toetsen, in Nederland zou moeten mogen afwachten. Artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn is aldus niet, althans niet op juiste wijze, geïmplementeerd in de nationale regelgeving, te weten artikel 67 lid 3 Vw 2000 in samenhang met artikel 61 lid 1 Vw 2000 en/of paragraaf B1/10.6.4 Vc 2000, voor zover daaruit volgt dat eiser toetsing door de rechter van zijn arguable claim op artikel 3 EVRM niet in Nederland mag afwachten. Nu eiser de toets van zijn arguable claim op artikel 3 EVRM door de rechter in Nederland moet kunnen afwachten, staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank tevens vast dat eiser in Nederland mag verblijven zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 Opvangrichtlijn en eiser, gelet op het bepaalde in artikel 13 Opvangrichtlijn, in aanmerking zou moeten komen voor opvang. Hieruit volgt dat artikel 3 en artikel 13 Opvangrichtlijn evenmin op de juiste wijze zijn geïmplementeerd in artikel 4 lid 2 Rva 2005 en artikel 10 Vw 2000. Onder deze omstandigheden komt eiser een rechtstreeks beroep toe op voornoemde bepalingen van de Procedure- en de Opvangrichtlijn. Verweerder heeft, gelet op artikel 13 in samenhang met artikel 3 Opvangrichtlijn, eiser derhalve niet van de opvang kunnen uitsluiten. Het bestreden besluit is dan ook genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.
Bron: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 07-08-2009
Datum publicatie: 23-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: COA / recht op opvang / ongewenstverklaring / arguable claim 3 EVRM / Proc RL / opvang RL
Eiser is ongewenst verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld alsmede een verzoek tot een voorlopige voorziening o.a. ter voorkoming van uitzetting hangende het beroep. Eiser mag het beroep en de vovo niet in Nederland afwachten. Op grond van artikel 4 lid 2 Rva 2005 bestaat in het geval van een ongewenstverklaring geen recht op opvang. Onbetwist is echter dat eiser een arguable claim heeft op 3 EVRM. In dat geval is het feit dat eiser de vovo procedure niet in Nederland mag afwachten in strijd met artikel 13 in samenhang met artikel 3 EVRM. Daardoor wordt niet voldaan aan artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn, waarin immers staat dat lidstaten overeenkomstig hun internationale verplichtingen voorschriften vaststellen betreffende de mogelijkheid van een rechtsmiddel of beschermende maatregelen wanneer het indienen van een rechtsmiddel tegen de beslissing op het asielverzoek niet het gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst daarvan in de betrokken lidstaat mogen verblijven. Hieruit volgt dat artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn inhoudt dat in het onderhavige geval eiser (één van) de door hem ingestelde rechtsmiddelen, teneinde zijn arguable claim op artikel 3 EVRM door de rechter te laten toetsen, in Nederland zou moeten mogen afwachten. Artikel 39 lid 3b Procedurerichtlijn is aldus niet, althans niet op juiste wijze, geïmplementeerd in de nationale regelgeving, te weten artikel 67 lid 3 Vw 2000 in samenhang met artikel 61 lid 1 Vw 2000 en/of paragraaf B1/10.6.4 Vc 2000, voor zover daaruit volgt dat eiser toetsing door de rechter van zijn arguable claim op artikel 3 EVRM niet in Nederland mag afwachten. Nu eiser de toets van zijn arguable claim op artikel 3 EVRM door de rechter in Nederland moet kunnen afwachten, staat daarmee naar het oordeel van de rechtbank tevens vast dat eiser in Nederland mag verblijven zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 Opvangrichtlijn en eiser, gelet op het bepaalde in artikel 13 Opvangrichtlijn, in aanmerking zou moeten komen voor opvang. Hieruit volgt dat artikel 3 en artikel 13 Opvangrichtlijn evenmin op de juiste wijze zijn geïmplementeerd in artikel 4 lid 2 Rva 2005 en artikel 10 Vw 2000. Onder deze omstandigheden komt eiser een rechtstreeks beroep toe op voornoemde bepalingen van de Procedure- en de Opvangrichtlijn. Verweerder heeft, gelet op artikel 13 in samenhang met artikel 3 Opvangrichtlijn, eiser derhalve niet van de opvang kunnen uitsluiten. Het bestreden besluit is dan ook genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb.
Bron: www.rechtspraak.nl
Geen bescherming kunnen krijgen van de Iraakse autoriteiten (handige uitspraak)
LJN: BJ8175, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Groningen , Awb 09/8490
Datum uitspraak: 18-09-2009
Datum publicatie: 22-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Irak / 29 1 c Vw 2000 / bescherming van de autoriteiten
Eiser is een asielzoeker uit Irak, wiens aanvraag wordt afgewezen onder meer omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was de bescherming van de autoriteiten te verkrijgen. Eisers beroep wordt gegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de ABRS volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen verweerder dient te onderzoeken of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Pas nadat die vraag bevestigend is beantwoord kan de vraag aan de orde komen of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dat laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. Het is derhalve aan verweerder om gemotiveerd aan te geven op welke gronden wordt aangenomen dat in Irak de bescherming van de autoriteiten kan worden verkregen, alvorens kan worden toegekomen aan de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij die bescherming niet kan krijgen. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Rechtbank
Zaaknummer: Awb 09/8490
Uitspraak in het geschil tussen:
X
van gestelde Iraakse nationaliteit,
V-nummer:
eiser,
gemachtigde: mr. K.J. Meijer, advocaat te St. Annaparochie,
en
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. H. Oude Lenferink, ambtenaar ten departemente.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. Op 5 juni 2008 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 12 februari 2009 afwijzend op de aanvraag beslist.
1.2. Op 11 maart 2009 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Op 9 april 2009 zijn de gronden van beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 18 augustus 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen.
Feiten en standpunten van partijen
2.1 Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. In mei 2006 heeft eisers familie thuis een dreigbrief ontvangen. In die brief stond dat de familie, die behoort tot de Sji’ieten, hun woning in Bagdad, in Soennitisch gebied, moesten verlaten, hetgeen zij hebben gedaan. Op 2 juli 2006 is eisers broer X ontvoerd. Na de betaling van losgeld is hij vrijgelaten. In het familiebedrijf werd een tweede dreigbrief ontvangen, gericht tot het bedrijf. In deze brief werd geëist dat het bedrijf zou stoppen met het leveren van goederen en diensten aan de Amerikanen. Op 25 september 2007, zo'n 5 à 6 maanden later, is een andere broer van eiser, Y ontvoerd en later vermoord. Na de ontvoering werd tweemaal telefonisch losgeld geëist en werd verwezen naar de diensten die het bedrijf aan de Amerikanen verleende. De familie heeft geen losgeld betaald omdat het bedrag te hoog was. Eiser vreest bij terugkeer tevens te worden ontvoerd en vermoord.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 Vw 2000 in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder f, van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, omdat hij toerekenbaar onvoldoende reisdocumenten heeft overgelegd.
Voorts heeft eiser geen consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen omtrent de reis afgelegd. Hoewel verweerder uitgaat van de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde feiten met betrekking tot de dreigbrieven, de ontvoeringen en de moord van Y, wordt de vrees van eiser dat ook hij zal worden ontvoerd en vermoord niet reëel geacht.
Gelet op het feit dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat en eiser om die reden geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag is en er geen concrete aanknopingspunten zijn dat eiser bij terugkeer dient te vrezen voor een schending van artikel 3 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) kan een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 niet slagen.
Een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 stuit af op het feit dat niet aannemelijk is dat de ontvoering en moord zijn begaan door een bepaalde groepering en op het feit dat eiser de bescherming van de autoriteiten niet heeft ingeroepen.
Een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan niet slagen nu het categoriaal beleid is afgeschaft.
Voorts zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die inwilliging van de aanvraag op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f , van de Vw 2000 rechtvaardigen.
Een beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2004 (de Definitierichtlijn) stuit af op het feit dat de bescherming die deze bepaling biedt tevens valt onder de bescherming van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, zodat een separate toetsing aan artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn niet nodig is.
2.3 Eiser heeft aangevoerd dat het feit dat hij geen paspoort en andere reisdocumenten heeft overgelegd onvoldoende is om op voorhand afbreuk te doen aan zijn asielrelaas. Eiser heeft immers wel een aantal andere documenten overgelegd: eisers identiteit kan worden vastgesteld aan de hand van de overgelegde identiteitskaart en nationaliteitsverklaring. Dat eiser zijn paspoort heeft verscheurd is derhalve niet doorslaggevend. Dit is te meer het geval nu eiser het paspoort heeft vernietigd om misbruik ervan door de reisagent te voorkomen. Aangezien eiser per vrachtwagen naar Nederland is gereisd, is het daarnaast onredelijk om overlegging van bewijsstukken van deze reis te verlangen. Eiser betwist dat hij onvoldoende uitgebreid over de reis heeft verklaard ook al is hij niet in staat geweest om te noemen langs welke landen en plaatsen de reis heeft geleid.
De vrees voor vervolging die eiser verbindt aan de omstandigheden dat eisers broers zijn ontvoerd en Y tevens is gedood, is wel degelijk geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom eiser niet het volgende slachtoffer zou zijn. Dit geldt ook indien ervan uit zou moeten worden gegaan dat de ontvoeringen slechts waren ingegeven door geldelijk gewin. Het enkele feit dat eiser enkele maanden heeft gewacht met zijn vertrek, wil daarnaast niet zeggen dat het gevaar was geweken. Eiser heeft voorts de hulp van de autoriteiten niet ingeroepen nu deze geen bescherming kunnen bieden tegen onbekende groeperingen.
Eiser is derhalve vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, zodat hij met succes een beroep kan doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
Daarnaast kan eiser een beroep doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Bij terugkeer naar Irak dreigt het gevaar om te worden ontvoerd en gedood, een gevaar waartegen geen effectieve bescherming is in te roepen. Dat er vele ontvoeringen plaatsvinden en de politie ineffectief is, wordt bevestigd door het ambtsbericht van 27 juni 2008. Vanwege zijn werkzaamheden voor de Amerikanen behoort eiser voorts tot de categorie 'personen werkzaam in risicoberoepen'.
Nu eisers broer is vermoord en eiser binnen zes maanden nadien Irak heeft verlaten, is tevens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 van toepassing.
Voorts is het categoriale beleid ten onrechte afgeschaft, zodat eiser ook met goed gevolg een beroep kan doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
Eiser wordt voorts beschermd door artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn: er is in Centraal-Irak sprake van een binnenlands gewapend conflict als in dit artikel bedoeld. Eiser verwijst hiervoor naar het ambtsbericht van 27 juni 2008, de brief van Amnesty International (AI) van 6 oktober 2008 en de notitie van Vluchtelingenwerk (VWN) van oktober 2008.
Beoordeling van het beroep
2.4 Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a) die verdragsvluchteling is;
b) die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c) van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
2.5 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlenen vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van dit artikel, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.6 Niet in geschil is dat eiser ter staving van zijn aanvraag geen reispapieren heeft overgelegd. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit aan eiser is toe te rekenen.
Eiser heeft zijn vliegticket en treinkaartje weggegooid en hij heeft zijn paspoort vernietigd. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden op grond waarvan dit hem niet kan worden toegerekend. Ook het feit dat eiser zijn paspoort heeft vernietigd om misbruik ervan door de reisagent te voorkomen, kan, gelet op de uitspraak van de ABRS van 8 oktober 2002 (200204720), niet tot een ander oordeel leiden; dat eiser afhankelijk was van een reisagent doet niet af aan zijn eigen verantwoordelijkheid om zijn asielaanvraag met stukken te onderbouwen. Dit zou anders kunnen zijn indien eiser onder dwang zijn documenten aan zijn reisagent zou hebben afgegeven. Dit is echter niet aannemelijk geworden.
Gelet op de uitspraak van de ABRS van 8 april 2008 (LJN: BC9690) kan de aanwezigheid van consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over de reis, niet tot een ander oordeel leiden.
2.7 Voor zover eiser betoogt dat verweerder in redelijkheid niet de overlegging van reisdocumenten kan verlangen nu eiser wel een aantal andere documenten heeft overgelegd, kan dit betoog niet slagen. Immers, deze omstandigheid doet niet af aan het feit dat verweerder in overeenstemming met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 bij het onderzoek naar de aanvraag mede de omstandigheid betrekt dat de vreemdeling toerekenbaar geen voor de beoordeling noodzakelijke documenten overlegt en dat eiser deze documenten niet bij de aanvraag heeft overgelegd of kort nadien heeft laten opsturen.
2.8 In het licht van het voorgaande dient, volgens het door verweerder op grond van artikel 31 Vw 2000 gevoerde beleid, het relaas niet alleen consistent en niet onaannemelijk te zijn, doch mogen daarin ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
Zoals onder meer is overwogen in de uitspraak van de ABRS van 25 oktober 2007 (LJN: BB7199) dient niet alleen van de door de vreemdeling aangedragen feiten maar ook van de door hem aan de feiten ontleende vermoedens positieve overtuigingskracht uit te gaan. Gezien de uitspraak van de ABRS van 21 juli 2009 (LJN: BJ3621) gaat de rechtbank ervan uit dat het hier gaat om de vermoedens die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens het asielrelaas hebben plaatsgevonden.
2.9 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt getwijfeld aan de door eiser gestelde feiten met betrekking tot de dreigbrieven, de ontvoering van eisers beide broers en de moord van Y maar dat het door eiser aan deze feiten ontleende vermoeden dat ook hij zal worden ontvoerd en gedood niet geloofwaardig wordt geacht.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Niet in geschil is dat bij de ontvoering van eisers broers Y en X losgeld werd geëist, dat Y na de betaling van losgeld is vrijgelaten, terwijl X toen geen losgeld werd betaald, is gedood. Aan deze omstandigheden kan in redelijkheid de conclusie worden verbonden dat de ontvoeringen zijn ingegeven door geldelijk gewin en niet zijn ingegeven vanwege de werkzaamheden die het familiebedrijf voor de Amerikanen heeft verricht.
Het gevaar om vanwege financieel gewin te worden ontvoerd is in Irak een gevaar dat in beginsel iedere – enigszins gefortuneerde – burger kan treffen. De enkele omstandigheid dat eisers broers zijn ontvoerd en Y is vermoord, is dan ook onvoldoende geïndividualiseerd om aan te nemen dat ook eiser het slachtoffer zal worden van ontvoering en moord.
Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden het standpunt ingenomen dat eiser onvoldoende geïndividualiseerde omstandigheden heeft aangevoerd om aan te nemen dat er gegronde vrees voor vervolging bestaat in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat er reëel risico voor schending van artikel 3 van het EVRM bestaat indien eiser naar Irak terugkeert. Dit is te meer het geval nu niet in geschil is dat eiser in de maanden tussen de dood van zijn broer en zijn vertrek geen problemen heeft ondervonden.
2.10 Eisers stelling dat hij in Irak werkzaam was in een risicoberoep in de zin van paragraaf C24/11.3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, ook indien deze stelling juist is, dient er sprake te zijn van bovenbedoelde gegronde vrees of reëel risico, welke, zoals reeds is overwogen, ontbreekt.
2.11 Ten aanzien van eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn wordt het volgende overwogen.
Volgens artikel 2, aanhef en onder e, van de Definitierichtlijn wordt in de Definitierichtlijn verstaan onder "persoon die voor de subsidiaire-beschermingsstatus in aanmerking komt": een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt, doch ten aanzien van wie zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat zij, wanneer zij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar zij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade als omschreven in artikel 15, en op wie artikel 17, eerste en tweede lid, niet van toepassing is, en die zich niet onder de bescherming van dat land kan of, wegens dat risico, wil stellen.
Volgens artikel 15 van de Definitierichtlijn bestaat ernstige schade uit:
a) doodstraf of executie; of
b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst; of
c) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Volgens artikel 18 van de Definitierichtlijn verlenen lidstaten de subsidiaire-beschermingsstatus aan een onderdaan van een derde land of staatloze die overeenkomstig de hoofdstukken II en V in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming.
2.12 In haar uitspraak van 25 mei 2009 (zaaknummer 200702174/2), rechtsoverweging 2.3.8, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) van 17 februari 2009 ten aanzien van artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn het volgende overwogen:
"Uit rechtsoverweging 43 van het hierboven weergegeven arrest, gelezen in samenhang met de rechtsoverwegingen 35 tot en met 40, leidt de Afdeling af dat artikel 15, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Definitierichtlijn, bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging. Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 voorziet in de aldus vereiste bescherming, aangezien deze bepaling de grondslag biedt voor vergunningverlening in situaties die door artikel 3 van het EVRM worden bestreken en laatstgenoemde bepaling - gezien de daaraan door het EHRM gegeven uitleg in voormeld hangende de prejudiciële procedure gewezen arrest van 17 juli 2008, welk arrest het Hof onder bovenvermelde rechtsoverweging 44 expliciet aanhaalt - ook ziet op de uitzonderlijke situatie, beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn."
2.13 Voor een succesvol beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn is het, blijkens bovengenoemde uitspraak, niet noodzakelijk dat, zoals verweerder in zijn verweerschrift heeft overwogen, het individuele asielrelaas van de vreemdeling geloofwaardig wordt bevonden. Wel noodzakelijk is dat zijn herkomst geloofwaardig is. Aangezien niet in geschil is dat eiser uit Bagdad afkomstig is, is het enkele feit dat verweerder eisers relaas in redelijkheid ongeloofwaardig kan achten dan ook geen grond om te oordelen dat eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn niet kan slagen.
2.14 Partijen verschillen van standpunt over de vraag of zich in Centraal-Irak een uitzonderlijke situatie als bedoeld in bovenaangehaalde uitspraak voordoet, waarbij de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar deze gebieden louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging.
Eiser heeft zijn standpunt dienaangaande onderbouwd met een verwijzing naar het ambtsbericht van 27 juni 2008, de brief van AI van 6 oktober 2008 en de notitie van VWN van oktober 2008. Bij zienswijze heeft hij de genoemde stukken overgelegd.
De notitie van VWN vermeldt onder meer: “Behalve dat de geconstateerde verbetering tekort schiet is het zeer de vraag of deze beklijft en zich verder zal ontwikkelen. (….) Verschillende bronnen geven aan dat er grote risico’s zijn voor de toekomstige veiligheidssituatie ondanks een aantal schijnbaar gunstige politieke strategische ontwikkelingen. Bagdad blijft een zeer gewelddadige stad. (…..) Volgens de UNHCR bleef de provincie Bagdad het meest gewelddadige gebied in Irak.”.
De brief van AI van 6 oktober 2008 vermeldt onder meer: “Aangaande de eerste indicator merkt u op dat u op basis van het ambtsbericht van juni 2008 constateert dat de veiligheidsituatie in Irak aan het verbeteren is. (…..) Zelfs hebben wij in het ambtsbericht niet kunnen lezen dat de situatie aan het verbeteren is. Op grond van de informatie in het ambtsbericht maar ook op grond van de informatie over de situatie na het verschijnen van het ambtsbericht in juni 2008 concludeert Amnesty International dat het geweld in Irak nog steeds zeer ernstig en wijdverspreid is.”
2.15 Noch uit het voornemen, noch uit het besluit blijkt dat is onderzocht of zich in Centraal-Irak feitelijk de uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn voordoet. Evenmin is in het besluit ingegaan op de door eiser in dit verband bij zienswijze overgelegde stukken. Pas bij verweerschrift heeft verweerder dienaangaande een standpunt ingenomen, waarbij slechts is aangegeven dat eiser op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat in Centraal-Irak sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn.
Gelet op het gemotiveerde en onderbouwde standpunt dat eiser heeft ingenomen en de inhoud van de overgelegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd dat in februari 2009 in Centraal-Irak geen sprake was van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn, waarin eiser geen individuele kenmerken aannemelijk zou hoeven maken.
Op grond van het bovenstaande is het besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).
2.16 Terzake het beroep van eiser op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, wordt als volgt overwogen.
Volgens het vaste beleid van verweerder zoals dat is neergelegd in paragraaf C3/4.2.4 van de Vc 2000 moet voor een geslaagd beroep op het traumatabeleid aannemelijk zijn dat de betreffende handelingen van overheidswege zijn verricht, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet willens is bescherming te bieden.
Ten aanzien van deze laatste situatie, welke door eiser wordt ingeroepen, volgt uit de jurisprudentie van de ABRS dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen verweerder dient te onderzoeken of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Uit de uitspraak van de ABRS van 5 augustus 2008 (JV 2008/341) volgt dat eerst nadat die vraag bevestigend is beantwoord de vraag aan de orde kan komen of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dat laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
Het is derhalve aan verweerder om gemotiveerd aan te geven op welke gronden wordt aangenomen dat in Irak de bescherming van de autoriteiten kan worden verkregen, alvorens kan worden toegekomen aan de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij die bescherming niet kan krijgen.
Niet is gebleken dat verweerder bovengenoemd onderzoek heeft verricht. Verweerder heeft zich immers slechts op het standpunt gesteld dat eiser zich niet voor bescherming tot de autoriteiten heeft gewend en dat eiser onvoldoende individuele omstandigheden heeft aangevoerd om het inroepen van bescherming door de autoriteiten in zijn geval gevaarlijk of bij voorbaat zinloos te achten. Hiermee heeft verweerder miskend dat het aan hem is om eerst de algemene situatie dienaangaande in Irak te onderzoeken en daarover een standpunt in te nemen.
Ook op dit punt is het besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
2.17 Het bovenstaande brengt mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat het besluit van 12 februari 2009 zal worden vernietigd. Verweerder dient opnieuw op eisers aanvraag te beslissen met inachtneming van het voorgaande.
2.18 Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van artikel 29, eerste lid aanhef en onder d, van de Vw 2000, zodat rechtbank de behandeling van de grieven die hierop zien achterwege zal laten.
2.19 Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Het bedrag van de te vergoeden proceskosten zal worden bepaald op € 644,- ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
3 Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 12 februari 2009;
- bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op eisers aanvraag met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 644, -.
Aldus gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Wal als griffier op 18 september 2009.
de griffier is buiten staat te tekenen
de rechter
Tegen de uitspraak in de bodemzaak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden op:
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 18-09-2009
Datum publicatie: 22-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Irak / 29 1 c Vw 2000 / bescherming van de autoriteiten
Eiser is een asielzoeker uit Irak, wiens aanvraag wordt afgewezen onder meer omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was de bescherming van de autoriteiten te verkrijgen. Eisers beroep wordt gegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de ABRS volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen verweerder dient te onderzoeken of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Pas nadat die vraag bevestigend is beantwoord kan de vraag aan de orde komen of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dat laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. Het is derhalve aan verweerder om gemotiveerd aan te geven op welke gronden wordt aangenomen dat in Irak de bescherming van de autoriteiten kan worden verkregen, alvorens kan worden toegekomen aan de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij die bescherming niet kan krijgen. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Rechtbank
Zaaknummer: Awb 09/8490
Uitspraak in het geschil tussen:
X
van gestelde Iraakse nationaliteit,
V-nummer:
eiser,
gemachtigde: mr. K.J. Meijer, advocaat te St. Annaparochie,
en
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. H. Oude Lenferink, ambtenaar ten departemente.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. Op 5 juni 2008 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 12 februari 2009 afwijzend op de aanvraag beslist.
1.2. Op 11 maart 2009 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Op 9 april 2009 zijn de gronden van beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 18 augustus 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen.
Feiten en standpunten van partijen
2.1 Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. In mei 2006 heeft eisers familie thuis een dreigbrief ontvangen. In die brief stond dat de familie, die behoort tot de Sji’ieten, hun woning in Bagdad, in Soennitisch gebied, moesten verlaten, hetgeen zij hebben gedaan. Op 2 juli 2006 is eisers broer X ontvoerd. Na de betaling van losgeld is hij vrijgelaten. In het familiebedrijf werd een tweede dreigbrief ontvangen, gericht tot het bedrijf. In deze brief werd geëist dat het bedrijf zou stoppen met het leveren van goederen en diensten aan de Amerikanen. Op 25 september 2007, zo'n 5 à 6 maanden later, is een andere broer van eiser, Y ontvoerd en later vermoord. Na de ontvoering werd tweemaal telefonisch losgeld geëist en werd verwezen naar de diensten die het bedrijf aan de Amerikanen verleende. De familie heeft geen losgeld betaald omdat het bedrag te hoog was. Eiser vreest bij terugkeer tevens te worden ontvoerd en vermoord.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 Vw 2000 in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder f, van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, omdat hij toerekenbaar onvoldoende reisdocumenten heeft overgelegd.
Voorts heeft eiser geen consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen omtrent de reis afgelegd. Hoewel verweerder uitgaat van de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde feiten met betrekking tot de dreigbrieven, de ontvoeringen en de moord van Y, wordt de vrees van eiser dat ook hij zal worden ontvoerd en vermoord niet reëel geacht.
Gelet op het feit dat er geen gegronde vrees voor vervolging bestaat en eiser om die reden geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag is en er geen concrete aanknopingspunten zijn dat eiser bij terugkeer dient te vrezen voor een schending van artikel 3 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) kan een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000 niet slagen.
Een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 stuit af op het feit dat niet aannemelijk is dat de ontvoering en moord zijn begaan door een bepaalde groepering en op het feit dat eiser de bescherming van de autoriteiten niet heeft ingeroepen.
Een beroep op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan niet slagen nu het categoriaal beleid is afgeschaft.
Voorts zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die inwilliging van de aanvraag op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f , van de Vw 2000 rechtvaardigen.
Een beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van richtlijn 2004/83/EG van 29 april 2004 (de Definitierichtlijn) stuit af op het feit dat de bescherming die deze bepaling biedt tevens valt onder de bescherming van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, zodat een separate toetsing aan artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn niet nodig is.
2.3 Eiser heeft aangevoerd dat het feit dat hij geen paspoort en andere reisdocumenten heeft overgelegd onvoldoende is om op voorhand afbreuk te doen aan zijn asielrelaas. Eiser heeft immers wel een aantal andere documenten overgelegd: eisers identiteit kan worden vastgesteld aan de hand van de overgelegde identiteitskaart en nationaliteitsverklaring. Dat eiser zijn paspoort heeft verscheurd is derhalve niet doorslaggevend. Dit is te meer het geval nu eiser het paspoort heeft vernietigd om misbruik ervan door de reisagent te voorkomen. Aangezien eiser per vrachtwagen naar Nederland is gereisd, is het daarnaast onredelijk om overlegging van bewijsstukken van deze reis te verlangen. Eiser betwist dat hij onvoldoende uitgebreid over de reis heeft verklaard ook al is hij niet in staat geweest om te noemen langs welke landen en plaatsen de reis heeft geleid.
De vrees voor vervolging die eiser verbindt aan de omstandigheden dat eisers broers zijn ontvoerd en Y tevens is gedood, is wel degelijk geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom eiser niet het volgende slachtoffer zou zijn. Dit geldt ook indien ervan uit zou moeten worden gegaan dat de ontvoeringen slechts waren ingegeven door geldelijk gewin. Het enkele feit dat eiser enkele maanden heeft gewacht met zijn vertrek, wil daarnaast niet zeggen dat het gevaar was geweken. Eiser heeft voorts de hulp van de autoriteiten niet ingeroepen nu deze geen bescherming kunnen bieden tegen onbekende groeperingen.
Eiser is derhalve vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, zodat hij met succes een beroep kan doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
Daarnaast kan eiser een beroep doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Bij terugkeer naar Irak dreigt het gevaar om te worden ontvoerd en gedood, een gevaar waartegen geen effectieve bescherming is in te roepen. Dat er vele ontvoeringen plaatsvinden en de politie ineffectief is, wordt bevestigd door het ambtsbericht van 27 juni 2008. Vanwege zijn werkzaamheden voor de Amerikanen behoort eiser voorts tot de categorie 'personen werkzaam in risicoberoepen'.
Nu eisers broer is vermoord en eiser binnen zes maanden nadien Irak heeft verlaten, is tevens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 van toepassing.
Voorts is het categoriale beleid ten onrechte afgeschaft, zodat eiser ook met goed gevolg een beroep kan doen op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
Eiser wordt voorts beschermd door artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn: er is in Centraal-Irak sprake van een binnenlands gewapend conflict als in dit artikel bedoeld. Eiser verwijst hiervoor naar het ambtsbericht van 27 juni 2008, de brief van Amnesty International (AI) van 6 oktober 2008 en de notitie van Vluchtelingenwerk (VWN) van oktober 2008.
Beoordeling van het beroep
2.4 Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a) die verdragsvluchteling is;
b) die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c) van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
2.5 Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlenen vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van dit artikel, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.6 Niet in geschil is dat eiser ter staving van zijn aanvraag geen reispapieren heeft overgelegd. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit aan eiser is toe te rekenen.
Eiser heeft zijn vliegticket en treinkaartje weggegooid en hij heeft zijn paspoort vernietigd. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden op grond waarvan dit hem niet kan worden toegerekend. Ook het feit dat eiser zijn paspoort heeft vernietigd om misbruik ervan door de reisagent te voorkomen, kan, gelet op de uitspraak van de ABRS van 8 oktober 2002 (200204720), niet tot een ander oordeel leiden; dat eiser afhankelijk was van een reisagent doet niet af aan zijn eigen verantwoordelijkheid om zijn asielaanvraag met stukken te onderbouwen. Dit zou anders kunnen zijn indien eiser onder dwang zijn documenten aan zijn reisagent zou hebben afgegeven. Dit is echter niet aannemelijk geworden.
Gelet op de uitspraak van de ABRS van 8 april 2008 (LJN: BC9690) kan de aanwezigheid van consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over de reis, niet tot een ander oordeel leiden.
2.7 Voor zover eiser betoogt dat verweerder in redelijkheid niet de overlegging van reisdocumenten kan verlangen nu eiser wel een aantal andere documenten heeft overgelegd, kan dit betoog niet slagen. Immers, deze omstandigheid doet niet af aan het feit dat verweerder in overeenstemming met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 bij het onderzoek naar de aanvraag mede de omstandigheid betrekt dat de vreemdeling toerekenbaar geen voor de beoordeling noodzakelijke documenten overlegt en dat eiser deze documenten niet bij de aanvraag heeft overgelegd of kort nadien heeft laten opsturen.
2.8 In het licht van het voorgaande dient, volgens het door verweerder op grond van artikel 31 Vw 2000 gevoerde beleid, het relaas niet alleen consistent en niet onaannemelijk te zijn, doch mogen daarin ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
Zoals onder meer is overwogen in de uitspraak van de ABRS van 25 oktober 2007 (LJN: BB7199) dient niet alleen van de door de vreemdeling aangedragen feiten maar ook van de door hem aan de feiten ontleende vermoedens positieve overtuigingskracht uit te gaan. Gezien de uitspraak van de ABRS van 21 juli 2009 (LJN: BJ3621) gaat de rechtbank ervan uit dat het hier gaat om de vermoedens die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens het asielrelaas hebben plaatsgevonden.
2.9 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt getwijfeld aan de door eiser gestelde feiten met betrekking tot de dreigbrieven, de ontvoering van eisers beide broers en de moord van Y maar dat het door eiser aan deze feiten ontleende vermoeden dat ook hij zal worden ontvoerd en gedood niet geloofwaardig wordt geacht.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Niet in geschil is dat bij de ontvoering van eisers broers Y en X losgeld werd geëist, dat Y na de betaling van losgeld is vrijgelaten, terwijl X toen geen losgeld werd betaald, is gedood. Aan deze omstandigheden kan in redelijkheid de conclusie worden verbonden dat de ontvoeringen zijn ingegeven door geldelijk gewin en niet zijn ingegeven vanwege de werkzaamheden die het familiebedrijf voor de Amerikanen heeft verricht.
Het gevaar om vanwege financieel gewin te worden ontvoerd is in Irak een gevaar dat in beginsel iedere – enigszins gefortuneerde – burger kan treffen. De enkele omstandigheid dat eisers broers zijn ontvoerd en Y is vermoord, is dan ook onvoldoende geïndividualiseerd om aan te nemen dat ook eiser het slachtoffer zal worden van ontvoering en moord.
Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden het standpunt ingenomen dat eiser onvoldoende geïndividualiseerde omstandigheden heeft aangevoerd om aan te nemen dat er gegronde vrees voor vervolging bestaat in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat er reëel risico voor schending van artikel 3 van het EVRM bestaat indien eiser naar Irak terugkeert. Dit is te meer het geval nu niet in geschil is dat eiser in de maanden tussen de dood van zijn broer en zijn vertrek geen problemen heeft ondervonden.
2.10 Eisers stelling dat hij in Irak werkzaam was in een risicoberoep in de zin van paragraaf C24/11.3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, ook indien deze stelling juist is, dient er sprake te zijn van bovenbedoelde gegronde vrees of reëel risico, welke, zoals reeds is overwogen, ontbreekt.
2.11 Ten aanzien van eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn wordt het volgende overwogen.
Volgens artikel 2, aanhef en onder e, van de Definitierichtlijn wordt in de Definitierichtlijn verstaan onder "persoon die voor de subsidiaire-beschermingsstatus in aanmerking komt": een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt, doch ten aanzien van wie zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat zij, wanneer zij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar zij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade als omschreven in artikel 15, en op wie artikel 17, eerste en tweede lid, niet van toepassing is, en die zich niet onder de bescherming van dat land kan of, wegens dat risico, wil stellen.
Volgens artikel 15 van de Definitierichtlijn bestaat ernstige schade uit:
a) doodstraf of executie; of
b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst; of
c) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Volgens artikel 18 van de Definitierichtlijn verlenen lidstaten de subsidiaire-beschermingsstatus aan een onderdaan van een derde land of staatloze die overeenkomstig de hoofdstukken II en V in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming.
2.12 In haar uitspraak van 25 mei 2009 (zaaknummer 200702174/2), rechtsoverweging 2.3.8, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) van 17 februari 2009 ten aanzien van artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn het volgende overwogen:
"Uit rechtsoverweging 43 van het hierboven weergegeven arrest, gelezen in samenhang met de rechtsoverwegingen 35 tot en met 40, leidt de Afdeling af dat artikel 15, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Definitierichtlijn, bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging. Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 voorziet in de aldus vereiste bescherming, aangezien deze bepaling de grondslag biedt voor vergunningverlening in situaties die door artikel 3 van het EVRM worden bestreken en laatstgenoemde bepaling - gezien de daaraan door het EHRM gegeven uitleg in voormeld hangende de prejudiciële procedure gewezen arrest van 17 juli 2008, welk arrest het Hof onder bovenvermelde rechtsoverweging 44 expliciet aanhaalt - ook ziet op de uitzonderlijke situatie, beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn."
2.13 Voor een succesvol beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn is het, blijkens bovengenoemde uitspraak, niet noodzakelijk dat, zoals verweerder in zijn verweerschrift heeft overwogen, het individuele asielrelaas van de vreemdeling geloofwaardig wordt bevonden. Wel noodzakelijk is dat zijn herkomst geloofwaardig is. Aangezien niet in geschil is dat eiser uit Bagdad afkomstig is, is het enkele feit dat verweerder eisers relaas in redelijkheid ongeloofwaardig kan achten dan ook geen grond om te oordelen dat eisers beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn niet kan slagen.
2.14 Partijen verschillen van standpunt over de vraag of zich in Centraal-Irak een uitzonderlijke situatie als bedoeld in bovenaangehaalde uitspraak voordoet, waarbij de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar deze gebieden louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn bedoelde ernstige bedreiging.
Eiser heeft zijn standpunt dienaangaande onderbouwd met een verwijzing naar het ambtsbericht van 27 juni 2008, de brief van AI van 6 oktober 2008 en de notitie van VWN van oktober 2008. Bij zienswijze heeft hij de genoemde stukken overgelegd.
De notitie van VWN vermeldt onder meer: “Behalve dat de geconstateerde verbetering tekort schiet is het zeer de vraag of deze beklijft en zich verder zal ontwikkelen. (….) Verschillende bronnen geven aan dat er grote risico’s zijn voor de toekomstige veiligheidssituatie ondanks een aantal schijnbaar gunstige politieke strategische ontwikkelingen. Bagdad blijft een zeer gewelddadige stad. (…..) Volgens de UNHCR bleef de provincie Bagdad het meest gewelddadige gebied in Irak.”.
De brief van AI van 6 oktober 2008 vermeldt onder meer: “Aangaande de eerste indicator merkt u op dat u op basis van het ambtsbericht van juni 2008 constateert dat de veiligheidsituatie in Irak aan het verbeteren is. (…..) Zelfs hebben wij in het ambtsbericht niet kunnen lezen dat de situatie aan het verbeteren is. Op grond van de informatie in het ambtsbericht maar ook op grond van de informatie over de situatie na het verschijnen van het ambtsbericht in juni 2008 concludeert Amnesty International dat het geweld in Irak nog steeds zeer ernstig en wijdverspreid is.”
2.15 Noch uit het voornemen, noch uit het besluit blijkt dat is onderzocht of zich in Centraal-Irak feitelijk de uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn voordoet. Evenmin is in het besluit ingegaan op de door eiser in dit verband bij zienswijze overgelegde stukken. Pas bij verweerschrift heeft verweerder dienaangaande een standpunt ingenomen, waarbij slechts is aangegeven dat eiser op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat in Centraal-Irak sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn.
Gelet op het gemotiveerde en onderbouwde standpunt dat eiser heeft ingenomen en de inhoud van de overgelegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd dat in februari 2009 in Centraal-Irak geen sprake was van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn, waarin eiser geen individuele kenmerken aannemelijk zou hoeven maken.
Op grond van het bovenstaande is het besluit genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb).
2.16 Terzake het beroep van eiser op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, wordt als volgt overwogen.
Volgens het vaste beleid van verweerder zoals dat is neergelegd in paragraaf C3/4.2.4 van de Vc 2000 moet voor een geslaagd beroep op het traumatabeleid aannemelijk zijn dat de betreffende handelingen van overheidswege zijn verricht, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat is of niet willens is bescherming te bieden.
Ten aanzien van deze laatste situatie, welke door eiser wordt ingeroepen, volgt uit de jurisprudentie van de ABRS dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen verweerder dient te onderzoeken of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Uit de uitspraak van de ABRS van 5 augustus 2008 (JV 2008/341) volgt dat eerst nadat die vraag bevestigend is beantwoord de vraag aan de orde kan komen of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dat laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.
Het is derhalve aan verweerder om gemotiveerd aan te geven op welke gronden wordt aangenomen dat in Irak de bescherming van de autoriteiten kan worden verkregen, alvorens kan worden toegekomen aan de vraag of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij die bescherming niet kan krijgen.
Niet is gebleken dat verweerder bovengenoemd onderzoek heeft verricht. Verweerder heeft zich immers slechts op het standpunt gesteld dat eiser zich niet voor bescherming tot de autoriteiten heeft gewend en dat eiser onvoldoende individuele omstandigheden heeft aangevoerd om het inroepen van bescherming door de autoriteiten in zijn geval gevaarlijk of bij voorbaat zinloos te achten. Hiermee heeft verweerder miskend dat het aan hem is om eerst de algemene situatie dienaangaande in Irak te onderzoeken en daarover een standpunt in te nemen.
Ook op dit punt is het besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
2.17 Het bovenstaande brengt mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat het besluit van 12 februari 2009 zal worden vernietigd. Verweerder dient opnieuw op eisers aanvraag te beslissen met inachtneming van het voorgaande.
2.18 Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van artikel 29, eerste lid aanhef en onder d, van de Vw 2000, zodat rechtbank de behandeling van de grieven die hierop zien achterwege zal laten.
2.19 Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Het bedrag van de te vergoeden proceskosten zal worden bepaald op € 644,- ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
3 Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 12 februari 2009;
- bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op eisers aanvraag met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 644, -.
Aldus gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Wal als griffier op 18 september 2009.
de griffier is buiten staat te tekenen
de rechter
Tegen de uitspraak in de bodemzaak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden op:
Bron: rechtspraak.nl
Abonneren op:
Posts (Atom)
Aanbevolen post
Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars
Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...
-
Amice Advocaten Vacatures Vacatures Amice Advocaten te Utrecht Vacature m/v jurist migratierecht bij Amice Advocaten Utrecht Amice Advocat...
-
RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL...
-
Op zoek naar interessante jurisprudentie voor op mijn blog moet ik me eerst door lijsten vol uitspraken heen worstelen waar de minister veel...
-
Asiel, Syrië, beleid teruggekeerde Syriërs, onvoldoende blijk van zorgvuldige beoordeling omstandigheden, geslaagd beroep op gelijkheidsbe...
-
Iemand vertelde op de Linkedingroep Vreemdelingenrecht dat hij bij zijn verhuizing naar België daar werd ingeschreven in het Wachtregister. ...
-
Wilt u naturaliseren of een verblijfsvergunning? Dit vraagt u aan bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) . Hebt u voor uw aa...
-
Professor Rodrigues heeft me gevraagd de volgende studiemiddag onder uw aandacht te brengen: Datum 14 juni 2017 Tijd 14:00 - 17:00 ...
-
Leraar Saad in het zonnetje gezet door Maassluise wethouders: 'Voorbeeld voor anderen' Saad Alkassoum uit Maassluis is geëerd vanweg...
-
Een van mijn eerste visa clienten werd tot in bezwaar geweigerd want hij zou natuurlijk niet terugkeren naar #Pakistan en omdat hij de mogel...
-
DIT BELEID IS AFGESCHAFT. Tegenwoordig probeer ik het voor klanten op basis van artikel 8 EVRM of op basis van Richtlijn 2004/28 (in de vol...