Uitspraak over het begrip duurzame relatie in een beroep op Richtlijn 2004/38/EG, de zogenaamde België-route (uitspraak rechter)
LJN: BL3460, Rechtbank 's-Gravenhage , 09/36317
Datum uitspraak: 28-01-2010
Datum publicatie: 10-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat 3, tweede lid, aanhef en onder b van de Richtlijn 2004/38/EG aan verweerder beoordelingsruimte laat of sprake is van een duurzame relatie. Met het criterium “deugdelijk bewezen duurzame relatie” als gegeven in artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000 heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter op juiste wijze uitvoering geven aan de richtlijn. De nadere uitwerking in paragraaf B10/1.7 van de Vc 2000, dat een duurzame relatie in ieder geval zal worden aangenomen indien met deugdelijk bewijs kan worden aangetoond dat de ongehuwde partner en de EU/EER onderdaan of onderdaan van Zwitserland, die gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer, reeds gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voeren dan wel (recentelijk) hebben gevoerd of indien uit de relatie een kind is geboren, kan dan ook de rechterlijke toets doorstaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter met juistheid zijn toekomende beoordelingsruimte ingevuld door in paragraaf B10/1.7 van de Vc 2000 te verlangen dat om aan te tonen dat sprake is of is geweest van het voeren van een gezamenlijke huishouding, oftewel samenwoning, buiten Nederland gedacht kan worden aan het overleggen van een bewijs van inschrijving in een gemeentelijke administratie, huurcontracten of afschriften van rekeningen op beider naam en als bewijs om aan te tonen dat de ongehuwde partners in Nederland samenwonen dan wel (recentelijk) hebben samengewoond een inschrijving in de GBA op hetzelfde adres te verlangen. Verzoeker heeft daarentegen volstaan met het overleggen van een niet door zijn partner doch slechts door verzoeker ondertekende relatieverklaring en heeft ook niet middels een inschrijving in de GBA of anderszins aangetoond dat betrokkenen tenminste zes maanden samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden. Dat verweerder in een spoeddebat over de zogenaamde 'Europa-route' van 27 januari 2009 uitleg heeft gegeven over het beleid inzake afgifte van een document als hier in geschil en heeft verklaard dat er omstandigheden kunnen zijn waarbij toch sprake is van een duurzame relatie hoewel geen GBA-uittreksel is overgelegd waaruit zes maanden samenwoning blijkt maar dat bijvoorbeeld bij vier maanden aanvullend bewijs kan worden geleverd van een langer durende relatie, doet daar niet aan af. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bewijslast bij een aanvraag als de onderhavige bij verzoeker ligt en dat verweerder in het spoeddebat slechts heeft beoogd te betogen dat de bewijsmiddelen ter voldoening aan de bewijslast niet limitatief zijn. Anders dan verzoeker heeft gesteld is deze opstelling in overeenstemming met de jurisprudentie waarnaar ter onderbouwing van de stelling is verwezen.
Zie: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 28-01-2010
Datum publicatie: 10-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat 3, tweede lid, aanhef en onder b van de Richtlijn 2004/38/EG aan verweerder beoordelingsruimte laat of sprake is van een duurzame relatie. Met het criterium “deugdelijk bewezen duurzame relatie” als gegeven in artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000 heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter op juiste wijze uitvoering geven aan de richtlijn. De nadere uitwerking in paragraaf B10/1.7 van de Vc 2000, dat een duurzame relatie in ieder geval zal worden aangenomen indien met deugdelijk bewijs kan worden aangetoond dat de ongehuwde partner en de EU/EER onderdaan of onderdaan van Zwitserland, die gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer, reeds gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voeren dan wel (recentelijk) hebben gevoerd of indien uit de relatie een kind is geboren, kan dan ook de rechterlijke toets doorstaan. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter met juistheid zijn toekomende beoordelingsruimte ingevuld door in paragraaf B10/1.7 van de Vc 2000 te verlangen dat om aan te tonen dat sprake is of is geweest van het voeren van een gezamenlijke huishouding, oftewel samenwoning, buiten Nederland gedacht kan worden aan het overleggen van een bewijs van inschrijving in een gemeentelijke administratie, huurcontracten of afschriften van rekeningen op beider naam en als bewijs om aan te tonen dat de ongehuwde partners in Nederland samenwonen dan wel (recentelijk) hebben samengewoond een inschrijving in de GBA op hetzelfde adres te verlangen. Verzoeker heeft daarentegen volstaan met het overleggen van een niet door zijn partner doch slechts door verzoeker ondertekende relatieverklaring en heeft ook niet middels een inschrijving in de GBA of anderszins aangetoond dat betrokkenen tenminste zes maanden samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden. Dat verweerder in een spoeddebat over de zogenaamde 'Europa-route' van 27 januari 2009 uitleg heeft gegeven over het beleid inzake afgifte van een document als hier in geschil en heeft verklaard dat er omstandigheden kunnen zijn waarbij toch sprake is van een duurzame relatie hoewel geen GBA-uittreksel is overgelegd waaruit zes maanden samenwoning blijkt maar dat bijvoorbeeld bij vier maanden aanvullend bewijs kan worden geleverd van een langer durende relatie, doet daar niet aan af. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bewijslast bij een aanvraag als de onderhavige bij verzoeker ligt en dat verweerder in het spoeddebat slechts heeft beoogd te betogen dat de bewijsmiddelen ter voldoening aan de bewijslast niet limitatief zijn. Anders dan verzoeker heeft gesteld is deze opstelling in overeenstemming met de jurisprudentie waarnaar ter onderbouwing van de stelling is verwezen.
Zie: www.rechtspraak.nl
Reacties