De rechtbank mag niet zelf stukken gebruiken ter onderbouwing van zijn uitspraak die niet in het geding waren gebrecht door partijen (uitspraak Raad van State)
LJN: BL1494, Raad van State , 200909886/1/V2
Datum uitspraak: 25-01-2010
Datum publicatie: 01-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Omvang van het geschil / ambtshalve aanvulling / onjuiste toepassing
Het standpunt van de staatssecretaris dat partijen in de procedure het rapport niet aan de orde hebben gesteld, is, gelet op de door de rechtbank toegezonden gedingstukken, juist en in hoger beroep ook niet betwist. Voor zover er van uit moet worden gegaan dat de rechtbank het rapport op de voet van artikel 8:69, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij haar oordeel heeft betrokken, gaat die bevoegdheid niet zover dat de rechter feiten aan zijn uitspraak ten grondslag kan leggen waarover partijen zich in de procedure niet hebben kunnen uitlaten. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op de inhoud van het rapport te reageren, was voor toepassing van de in voormelde bepaling neergelegde bevoegdheid van de rechtbank tot ambtshalve aanvulling van de feiten reeds daarom geen plaats. Voor zover de rechtbank het rapport met toepassing van artikel 83 van de Vw 2000 tot de procedure heeft toegelaten, konden, reeds omdat het niet door partijen tegenover haar was ingeroepen, de daarin vermelde feiten en omstandigheden evenmin op de voet van dat wetsartikel bij de beoordeling van het besluit worden betrokken. De grief slaagt.
Datum uitspraak: 25-01-2010
Datum publicatie: 01-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Omvang van het geschil / ambtshalve aanvulling / onjuiste toepassing
Het standpunt van de staatssecretaris dat partijen in de procedure het rapport niet aan de orde hebben gesteld, is, gelet op de door de rechtbank toegezonden gedingstukken, juist en in hoger beroep ook niet betwist. Voor zover er van uit moet worden gegaan dat de rechtbank het rapport op de voet van artikel 8:69, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij haar oordeel heeft betrokken, gaat die bevoegdheid niet zover dat de rechter feiten aan zijn uitspraak ten grondslag kan leggen waarover partijen zich in de procedure niet hebben kunnen uitlaten. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op de inhoud van het rapport te reageren, was voor toepassing van de in voormelde bepaling neergelegde bevoegdheid van de rechtbank tot ambtshalve aanvulling van de feiten reeds daarom geen plaats. Voor zover de rechtbank het rapport met toepassing van artikel 83 van de Vw 2000 tot de procedure heeft toegelaten, konden, reeds omdat het niet door partijen tegenover haar was ingeroepen, de daarin vermelde feiten en omstandigheden evenmin op de voet van dat wetsartikel bij de beoordeling van het besluit worden betrokken. De grief slaagt.
Reacties