Discriminatie naar nationaliteit

Vooraf van Inge van der Vlies in NJB 06/10

In artikel 26 van het Internationale verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten staat dat iedereen gelijk is voor de wet. De wet moet discriminatie verbieden en mag dus zeker niet zelf discrimineren, tenzij er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Daarvan is sprake als met een onderscheid een legitiem doel (legitimiteit) wordt nagestreefd, het onderscheid voor het bereiken van dit doel passend is (doelmatigheid) en of het onderscheid geboden is (proportionaliteit). Bij de beantwoording van die vraag komt de wetgever een zekere beoordelingsvrijheid toe (Hoge Raad 15 juli 1998, NJ 2000, 168). Zo maakte de rechtbank Den Haag de opstap naar de vraag of het verbod voor mensen met de Iraanse nationaliteit tot deelname aan bepaalde activiteiten gerechtvaardigd was.
Bij de beantwoording van de vraag of de regeling passend was om het doel te bereiken, stelde de rechtbank voorop dat de Wijziging Sanctieregeling inzake Iran op geen enkele wijze differentieerde naar personen die een risico vormen voor de uitbreiding van nucleaire activiteiten door Iran. Om het met de betrokken Sanctieregeling beoogde doel daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken zou volgens de rechtbank een risicoanalyse naar elk individu dat in Nederland en/of door een Nederlandse instelling wordt onderwezen of gevormd op zijn plaats zijn. De regeling was echter louter op een (onjuiste) veronderstelling gebaseerd: dat alleen – en ook alle – mensen met de Iraanse nationaliteit een risico vormen voor proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten door Iran. De in de regeling opgenomen ontheffingsmogelijkheid voor het volgen van (onderdelen van) bepaalde masteropleidingen voorzag niet in een risicoanalyse naar individu omdat alleen mensen van Iraanse afkomst een dergelijke ontheffing dienen aan te vragen en ook dát discriminerend is. Het maken van een zo algemeen onderscheid naar nationaliteit is geen geoorloofd middel om proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten door Iran door kennisoverdracht te verhinderen. Daarbij komt dat de Wijziging Sanctieregeling niet verhinderde dat personen met een andere nationaliteit dan de Iraanse met hun in Nederland opgedane kennis en vorming bijdragen aan de uitbreiding van nucleaire activiteiten door Iran. De regeling is evenmin als een proportioneel middel te beschouwen, omdat er voldoende minder ingrijpende alternatieven bestaan om tot het beoogde doel te komen, zoals het aanscherpen van al bestaande beveiligings- en controlemaatregelen door (bijvoorbeeld) strengere individuele screening dan wel het instellen van dezelfde (minder ingrijpende) maatregelen die door andere lidstaten zijn ingevoerd, zoals het stellen van beperkingen bij het verlenen van visa aan Iraniërs, zoals onder meer in Denemarken en Frankrijk gebeurt. De Wijziging Sanctieregeling is dus in strijd met het in artikel 26 IVBPR neergelegde discriminatieverbod en werd onverbindend verklaard.

Dit was een civiele zaak. Studenten met een Iranees paspoort wilden weer kunnen studeren. De Nederlandse overheid was veel te gemakkelijk geweest met de veronderstelling dat alle mensen met een Iranees paspoort wel op een hoop zouden mogen worden geveegd. Alsof het niet erg is om als bevolkingsgroep te worden bestempeld tot een groep van verdachten.

In de zaak Féret vs België, sedert eind december 2009 definitief, heeft het Europese Hof voor de rechten van de mens bepaald dat een staat iemand kan vervolgen en straffen vanwege uitingen die groepen naar hun afkomst discrimineren. Deze uitspraak is gedaan onder de vigeur van het Verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie. Daarin wordt verboden een onderscheid te maken naar ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. Voorts wordt staten opgedragen een beleid te voeren dat is gericht op uitbanning van rassendiscriminatie. De betrokken politicus die mensen vanwege hun afkomst systematisch discrimineerde was terecht door de Belgische overheid onder andere gedurende een bepaalde tijd uit zijn passieve kiesrecht ontzet. In de uitspraak van het Hof wordt uitvoerig aandacht besteed aan de gevolgen van het diskwalificeren van hele bevolkingsgroepen vanwege hun afkomst. Door het telkens herhalen van de beschuldigingen kan de indruk ontstaan dat zij terecht zijn.

In de strafzaak Féret ging het om een politicus. In de ogen van het Hof rust op hem een zware verantwoordelijkheid om onterechte beschuldigingen van groepen mensen te voorkomen. Uitdrukkelijk werd overwogen dat van zijn beweringen extra dreiging uitging omdat hij aankondigde dat hij als hij aan de macht zou komen, zijn visie in beleid zou omzetten.

In de civiele zaak van de Iraanse studenten ging het om de overheid zelf. Op haar ligt uiteraard een zeer zware verantwoordelijkheid om groepsdiscriminatie te vermijden. Het is te hopen dat er geen hoger beroep wordt ingesteld en dat de staat het boetekleed aantrekt. Hele categorieën verdacht maken, omdat een enkeling of groepen daarvan iets gedaan heeft resp. hebben dat verboden of afkeurenswaardig is.

Het belang van het verschil tussen beleid dat tegenover een enkeling of groepen wel gerechtvaardigd is en aangekondigd beleid dat tegenover die enkelen naar de mening van velen ook nog niet gerechtvaardigd is, spreekt voor zichzelf. In het geval van de Nederlandse staat en de Iraanse bevolkingsgroep ging het om beleid tegen de uitbreiding van kernwapens, neergelegd in een Europese richtlijn, gebaseerd op een VN resolutie. Volgens de rechter is het goed mogelijk dat beleid uit te voeren, zoals ook elders gebeurt, zonder te discrimineren. En dat is een essentiële boodschap: het gaat erom dat mensen met dezelfde kenmerken van ras en nationaliteit niet worden gezien als elkaars klonen, zeker niet door de overheid.

Inge van der Vlies

Bron: http://njblog.nl/2010/02/08/discriminatie-naar-nationaliteit/

Reacties

Populaire posts van deze blog

Iraaks restaurant "Arbil" in Den Haag geopend

Wat is het verschil tussen lawyer en advocaat?

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Salarisvereisten en de verblijfsvergunning op basis van de ICT-richtlijn

VACATURE: Regiomanager Friesland Vluchtelingenwerk Noord-Nederland

Zambrano en Dereci-arresten geven alleen verblijfsrecht als EU-onderdaan gedwongen moet vertrekken (uitspraak)

Het Nederlands - Amerikaans Vriendschapsverdrag mag dan verdwenen zijn in de Vc maar het geldt natuurlijk nog steeds.

drs King na faillissement weer aan de slag

VACATURE: Advocaat-stagiaire (Strafrecht/Vreemdelingenrecht) bij Dobosz Advocatuur in Zoetermeer