Als er al een beroep loopt tegen niet tijdig beschikken hoef je niet separaat in gebreke te stellen (uitspraak)
LJN: BL4260, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 08/37276
Datum uitspraak: 11-02-2010
Datum publicatie: 23-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beroep tegen niet tijdig beslissen / ingebrekestelling redelijkerwijs niet vereist / bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d derde lid, van de Awb
Eiser heeft verzocht zijn beroep aan te merken als te zijn gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, nadat verweerder het besluit op bezwaar had ingetrokken. Gelet hierop kon van eiser redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij voorafgaand aan het beroep tegen het niet tijdig beslissen, verweerder in gebreke zou stellen. De beslistermijn is ruimschoots overschreden, het beroep is gegrond. Hoewel de vorige beslissing op bezwaar al in oktober 2009 is ingetrokken, zijn door verweerder pas nu vragen aan eiser gesteld, aldus verweerder ter zitting, omdat de zaak aanvankelijk "op de verkeerde stapel terecht was gekomen". Dat neemt niet weg dat de omstandigheid zich voordoet dat die vragen zijn gesteld, met een termijn die nog duurt tot 18 februari 2010. Het dwangsommiddel van artikel 8:55d van de Awb is bedoeld om een bestuursorgaan bij overschrijding van de beslistermijn te stimuleren spoedig te beslissen, niet om het te "bestraffen" voor nalatig gedrag. Dat er nog een termijn loopt waarbinnen eiser vragen kan beantwoorden, is daarom een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Als eenmaal de vragen zijn beantwoord of die termijn om de vragen te beantwoorden ongebruikt is verstreken, bestaat verder geen aanleiding om verweerder meer tijd te gunnen dan de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalde standaardtermijn van twee weken.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 11-02-2010
Datum publicatie: 23-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beroep tegen niet tijdig beslissen / ingebrekestelling redelijkerwijs niet vereist / bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d derde lid, van de Awb
Eiser heeft verzocht zijn beroep aan te merken als te zijn gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar, nadat verweerder het besluit op bezwaar had ingetrokken. Gelet hierop kon van eiser redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij voorafgaand aan het beroep tegen het niet tijdig beslissen, verweerder in gebreke zou stellen. De beslistermijn is ruimschoots overschreden, het beroep is gegrond. Hoewel de vorige beslissing op bezwaar al in oktober 2009 is ingetrokken, zijn door verweerder pas nu vragen aan eiser gesteld, aldus verweerder ter zitting, omdat de zaak aanvankelijk "op de verkeerde stapel terecht was gekomen". Dat neemt niet weg dat de omstandigheid zich voordoet dat die vragen zijn gesteld, met een termijn die nog duurt tot 18 februari 2010. Het dwangsommiddel van artikel 8:55d van de Awb is bedoeld om een bestuursorgaan bij overschrijding van de beslistermijn te stimuleren spoedig te beslissen, niet om het te "bestraffen" voor nalatig gedrag. Dat er nog een termijn loopt waarbinnen eiser vragen kan beantwoorden, is daarom een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Als eenmaal de vragen zijn beantwoord of die termijn om de vragen te beantwoorden ongebruikt is verstreken, bestaat verder geen aanleiding om verweerder meer tijd te gunnen dan de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalde standaardtermijn van twee weken.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties