Moeder met minderjarig kind niet in bewaring maar moet wel verplicht in Ter Apel blijven (uitspraak)
LJN: BJ7460, Rechtbank 's-Gravenhage , Awb 09/29061
Datum uitspraak: 03-09-2009
Datum publicatie: 11-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Vrijheidsbeperkende maatregel bij minderjarige. Rechtsmiddelen tegen een verplichting tot periodieke aanmelding op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000. In redelijkheid heeft verweerder de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op kunnen leggen aan een vreemdelinge met minderjarig kind.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 09/29061
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel op grond van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
X
van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
V-nummer:
eiseres,
en haar minderjarige dochter
Y
van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
V-nummer:
gemachtigde: mr. M.M. Volwerk, advocaat te Leiden.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft bij besluit van 10 augustus 2009 aan eiseres een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vw 2000 en een maatregel van toezicht in de zin van artikel 54 Vw 2000 opgelegd. Eiseres is daarbij opgedragen met ingang van 10 augustus 2009 te verblijven in de gemeente Vlagtwedde en zich één maal daags te melden bij de vreemdelingenpolitie.
1.2. Eiseres heeft hiertegen op 12 augustus 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 18 augustus 2009 heeft eiseres de gronden van beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiseres toegezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 24 augustus 2009. Eiseres is aldaar niet verschenen en evenmin haar gemachtigde, met kennisgeving. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. B.H. Wezeman. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Voor zover het beroep zich richt tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, overweegt de rechtbank dat daartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. De in artikel 75 Vw 2000 genoemde afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht geldt immers niet voor besluiten die zijn afgegeven op grond van artikel 54, eerste lid, Vw 2000. Hieruit volgt dat het beroep, voor zover dat is gericht tegen de maatregel ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het beroepschrift zal door verweerder als bezwaarschrift in behandeling moeten worden genomen.
2.2. Ingevolge artikel 56, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 kan door verweerder, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
2.3. Ingevolge artikel 5.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid Vw 2000, bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
2.4. Volgens het in paragraaf A6/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) neergelegde beleid mogen de opgelegde beperkingen ex artikel 56 Vw 2000 niet zo verstrekkend zijn, dat zij het karakter van een vrijheidsontnemende maatregel hebben, noch dienen zij ertoe om de uitzetting van een vreemdeling te verzekeren. Alleen in uitzonderingsgevallen, met name indien de uitzetting (nog) niet kan plaatsvinden en de toepassing van een andere vrijheidsbeperkende maatregel niet in aanmerking komt, kan deze maatregel in het kader van de openbare orde of nationale veiligheid toegepast worden. Hoewel de maatregel niet aan een wettelijke termijn gebonden is, dienen ook hierbij de beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (kan een lichter middel toegepast worden) in acht genomen te worden. De vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw – al dan niet in combinatie met een toezichtsmaatregel op grond van artikel 54, tweede lid, Vw – kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie. Vanuit de vrijheidsbeperkende locatie zal intensieve facilitering van (zelfstandige) terugkeer plaatsvinden. De vrijheidsbeperking op grond van artikel 56 Vw in de vrijheidsbeperkende locatie zal in beginsel uiterlijk twaalf weken worden opgelegd. In het belang van het kind dient vrijheidsontneming slechts als uiterste maatregel en slechts gedurende korte duur te worden gehanteerd. Daarom wordt ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen zo veel mogelijk volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in plaats van een vrijheidsontnemende maatregel om het vertrek voor te bereiden. Hierbij valt ook te denken aan gezinnen met minderjarige kinderen waarvan één ouder in bewaring is gesteld.
2.5. Verweerder heeft aan eiseres de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 opgelegd omdat het belang van de openbare orde dit vordert en heeft de maatregel gebaseerd op de volgende gronden. Eiseres heeft niet voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten, zij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en zij beschikt niet over voldoende middelen van bestaan, waardoor het gevaar bestaat dat eiseres zich aan de uitzetting zal onttrekken.
2.6. Eiseres heeft de maatregel bestreden ten aanzien van de grond dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats zou hebben. Eerder heeft zij haar adres opgegeven, te weten Meppelweg 782, 2544 BV te Den Haag. Op dit adres verblijft eiseres, samen met haar dochter, al een aantal jaren. Ter onderbouwing heeft eiseres een uitdraai uit 2008 van het COA overgelegd. De opgelegde maatregel ervaart eiseres als een belangrijke inperking. Niet valt in te zien waarom eiseres niet in de gelegenheid wordt gesteld terug te keren naar Den Haag, desnoods met een meldplicht bij de vreemdelingenpolitie aldaar. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid en niet, althans onvoldoende gemotiveerd. De opgelegde maatregel is disproportioneel. Het besluit is in strijd met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Vw 2000 en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus eiseres.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met het door haar bij de gronden van beroep overgelegde formulier “Persoonsgegevens aanvrager” niet aangetoond dat zij over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt. Het formulier dateert uit 2008, gezien het op het formulier geplaatste stempel van ontvangst door “ULAD PV DEN BOSCH” van 14 mei 2008. Gelet op het feit dat het formulier meer dan een jaar oud is en eiseres geen bewijs heeft overgelegd van de door haar gestelde vaste woonplaats, is het standpunt van verweerder dat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, niet onjuist.
2.8. Niet in geschil is dat eiseres onrechtmatig in Nederland verblijft en dat zij zich niet heeft gehouden aan de vertrektermijn. Voorts beschikt zij niet over een vaste woon- of verblijfplaats en evenmin over voldoende middelen van bestaan. Ter zitting heeft verweerder de maatregel toegelicht als volgt. Omdat eiseres een minderjarig kind heeft, heeft verweerder er voor gekozen haar de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op te leggen, in plaats van de maatregel van bewaring. Gedurende de periode van twaalf weken in de vrijheidsbeperkende locatie kan gewerkt worden aan de terugkeer van eiseres, aldus verweerder. Gezien het voorgaande heeft verweerder in overeenstemming met het eigen beleid gehandeld en heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op kunnen leggen. Van strijd met enige wettelijke bepaling, het EVRM dan wel van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, is de rechtbank niet gebleken. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.9. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, niet-ontvankelijk;
- verstaat dat verweerder het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, als bezwaarschrift in behandeling neemt;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel
56 Vw 2000, ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.M. Eleveld als griffier op 3 september 2009.
Datum uitspraak: 03-09-2009
Datum publicatie: 11-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Vrijheidsbeperkende maatregel bij minderjarige. Rechtsmiddelen tegen een verplichting tot periodieke aanmelding op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000. In redelijkheid heeft verweerder de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op kunnen leggen aan een vreemdelinge met minderjarig kind.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 09/29061
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel op grond van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
X
van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
V-nummer:
eiseres,
en haar minderjarige dochter
Y
van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
V-nummer:
gemachtigde: mr. M.M. Volwerk, advocaat te Leiden.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft bij besluit van 10 augustus 2009 aan eiseres een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 Vw 2000 en een maatregel van toezicht in de zin van artikel 54 Vw 2000 opgelegd. Eiseres is daarbij opgedragen met ingang van 10 augustus 2009 te verblijven in de gemeente Vlagtwedde en zich één maal daags te melden bij de vreemdelingenpolitie.
1.2. Eiseres heeft hiertegen op 12 augustus 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 18 augustus 2009 heeft eiseres de gronden van beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiseres toegezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 24 augustus 2009. Eiseres is aldaar niet verschenen en evenmin haar gemachtigde, met kennisgeving. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. B.H. Wezeman. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Voor zover het beroep zich richt tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, overweegt de rechtbank dat daartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. De in artikel 75 Vw 2000 genoemde afwijking van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht geldt immers niet voor besluiten die zijn afgegeven op grond van artikel 54, eerste lid, Vw 2000. Hieruit volgt dat het beroep, voor zover dat is gericht tegen de maatregel ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het beroepschrift zal door verweerder als bezwaarschrift in behandeling moeten worden genomen.
2.2. Ingevolge artikel 56, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 kan door verweerder, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
2.3. Ingevolge artikel 5.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid Vw 2000, bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
2.4. Volgens het in paragraaf A6/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) neergelegde beleid mogen de opgelegde beperkingen ex artikel 56 Vw 2000 niet zo verstrekkend zijn, dat zij het karakter van een vrijheidsontnemende maatregel hebben, noch dienen zij ertoe om de uitzetting van een vreemdeling te verzekeren. Alleen in uitzonderingsgevallen, met name indien de uitzetting (nog) niet kan plaatsvinden en de toepassing van een andere vrijheidsbeperkende maatregel niet in aanmerking komt, kan deze maatregel in het kader van de openbare orde of nationale veiligheid toegepast worden. Hoewel de maatregel niet aan een wettelijke termijn gebonden is, dienen ook hierbij de beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (kan een lichter middel toegepast worden) in acht genomen te worden. De vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw – al dan niet in combinatie met een toezichtsmaatregel op grond van artikel 54, tweede lid, Vw – kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie. Vanuit de vrijheidsbeperkende locatie zal intensieve facilitering van (zelfstandige) terugkeer plaatsvinden. De vrijheidsbeperking op grond van artikel 56 Vw in de vrijheidsbeperkende locatie zal in beginsel uiterlijk twaalf weken worden opgelegd. In het belang van het kind dient vrijheidsontneming slechts als uiterste maatregel en slechts gedurende korte duur te worden gehanteerd. Daarom wordt ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen zo veel mogelijk volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in plaats van een vrijheidsontnemende maatregel om het vertrek voor te bereiden. Hierbij valt ook te denken aan gezinnen met minderjarige kinderen waarvan één ouder in bewaring is gesteld.
2.5. Verweerder heeft aan eiseres de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 opgelegd omdat het belang van de openbare orde dit vordert en heeft de maatregel gebaseerd op de volgende gronden. Eiseres heeft niet voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten, zij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en zij beschikt niet over voldoende middelen van bestaan, waardoor het gevaar bestaat dat eiseres zich aan de uitzetting zal onttrekken.
2.6. Eiseres heeft de maatregel bestreden ten aanzien van de grond dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats zou hebben. Eerder heeft zij haar adres opgegeven, te weten Meppelweg 782, 2544 BV te Den Haag. Op dit adres verblijft eiseres, samen met haar dochter, al een aantal jaren. Ter onderbouwing heeft eiseres een uitdraai uit 2008 van het COA overgelegd. De opgelegde maatregel ervaart eiseres als een belangrijke inperking. Niet valt in te zien waarom eiseres niet in de gelegenheid wordt gesteld terug te keren naar Den Haag, desnoods met een meldplicht bij de vreemdelingenpolitie aldaar. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid en niet, althans onvoldoende gemotiveerd. De opgelegde maatregel is disproportioneel. Het besluit is in strijd met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), de Vw 2000 en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus eiseres.
2.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met het door haar bij de gronden van beroep overgelegde formulier “Persoonsgegevens aanvrager” niet aangetoond dat zij over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt. Het formulier dateert uit 2008, gezien het op het formulier geplaatste stempel van ontvangst door “ULAD PV DEN BOSCH” van 14 mei 2008. Gelet op het feit dat het formulier meer dan een jaar oud is en eiseres geen bewijs heeft overgelegd van de door haar gestelde vaste woonplaats, is het standpunt van verweerder dat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, niet onjuist.
2.8. Niet in geschil is dat eiseres onrechtmatig in Nederland verblijft en dat zij zich niet heeft gehouden aan de vertrektermijn. Voorts beschikt zij niet over een vaste woon- of verblijfplaats en evenmin over voldoende middelen van bestaan. Ter zitting heeft verweerder de maatregel toegelicht als volgt. Omdat eiseres een minderjarig kind heeft, heeft verweerder er voor gekozen haar de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op te leggen, in plaats van de maatregel van bewaring. Gedurende de periode van twaalf weken in de vrijheidsbeperkende locatie kan gewerkt worden aan de terugkeer van eiseres, aldus verweerder. Gezien het voorgaande heeft verweerder in overeenstemming met het eigen beleid gehandeld en heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 op kunnen leggen. Van strijd met enige wettelijke bepaling, het EVRM dan wel van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, is de rechtbank niet gebleken. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.9. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, niet-ontvankelijk;
- verstaat dat verweerder het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel 54, eerste lid, aanhef en onder f, Vw 2000, als bezwaarschrift in behandeling neemt;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel op grond van artikel
56 Vw 2000, ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.M. Eleveld als griffier op 3 september 2009.
Reacties