29 september 2009

Raad van State over UNHCR-Note over Aghanistan en de Khad/WAD (uitspraak)

LJN: BJ8654, Raad van State , 200901907/1/V1

Datum uitspraak: 24-09-2009
Datum publicatie: 28-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afghanistan / KhAD/WAD / Ambtsbericht 29 februari 2000 / UNHCR-note 13 mei 2008
De hiervoor weergegeven passages van de UNHCR-Note bevatten op relevante onderdelen andere informatie dan hetgeen in het ambtsbericht is vermeld. De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat de UNHCR-Note moet worden aangemerkt als een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het ambtsbericht. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen. In punt 1 van de UNHCR-Note is vermeld dat de in de notitie vervatte informatie deels is gebaseerd op discussies met Giustozzi. De visie van Giustozzi op de KhAD/WAD, die, voor zover hier van belang, ertoe strekt dat niet kan worden bevestigd dat destijds alle (onder-)officieren van die organisatie zich gedurende hun diensttijd schuldig hebben gemaakt aan schendingen van mensenrechten, was reeds bekend ten tijde van voormelde uitspraak van 30 november 2004. In rechtsoverweging 2.1.5 van die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de door Giustozzi uitgebrachte rapporten, waaronder dat van 28 september 2003, onvoldoende aanleiding geven om aan de informatie in het ambtsbericht te twijfelen. Dat de UNHCR de door Giustozzi ingenomen standpunten in haar notitie heeft overgenomen, maakt dit niet anders. Dit geldt evenzeer voor de in de aangevallen uitspraak geciteerde stukken van Giustozzi van 6 april 2005 en 6 maart 2006, nu de daarin getrokken conclusies terughoudend zijn geformuleerd en verwijzingen naar de bronnen van de daaraan ten grondslag liggende feiten ontbreken. Voorts is de herkomst van de informatie in de UNHCR-Note, afgezien van de verwijzing naar Giustozzi, voor het overige niet nader gespecificeerd dan als afkomstig van goed geïnformeerde bronnen, zoals personen die destijds waren verbonden aan de KhAD/WAD. Hiermee is niet inzichtelijk in hoeverre deze bronnen kunnen worden gekwalificeerd als objectief, onafhankelijk en betrouwbaar. De informatie afkomstig van een gezaghebbende organisatie als de UNHCR dient in de regel met bijzondere aandacht in de beschouwingen te worden betrokken, maar nu geen inzicht is geboden in de bronnen die aan de in de genoemde notitie vervatte informatie ten grondslag zijn gelegd, komt reeds hierom aan die informatie geen doorslaggevende betekenis toe. Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 17 juli 2008, nr. 25904/07, NA. tegen het Verenigd Koninkrijk (JV 2008/329), waarnaar de rechtbank in dit verband heeft verwezen, leidt niet tot het oordeel dat in dit geval concrete aanknopingspunten voor twijfel moeten worden aangenomen, nu ook in dat arrest wordt benadrukt dat bij de beoordeling van de beschikbare landeninformatie de bij de desbetreffende rapporten gehanteerde bronnen in aanmerking moeten worden genomen. Uit voormeld arrest, noch uit de andere arresten van het EHRM die in de aangevallen uitspraak zijn genoemd, kan worden afgeleid dat de staatssecretaris niet zou mogen uitgaan van de conclusies in het ambtsbericht, omdat die niet door andere gezaghebbende organisaties zijn bevestigd. Verder kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, uit de door de minister in een aan de rechtbank gerichte brief van 4 augustus 2008 geuite twijfel of een herhaald onderzoek bij dezelfde bronnen die destijds ten behoeve van het ambtsbericht zijn geraadpleegd betrouwbare resultaten zou opleveren, niet worden afgeleid dat ook gerechtvaardigde twijfel bestaat over de door die bronnen destijds verstrekte informatie. In voornoemde brief is immers uitdrukkelijk vermeld dat de minister nog steeds achter de destijds door deze bronnen verstrekte informatie staat en dat de twijfel over een herhaald onderzoek slechts is ingegeven door de internationale bekendheid van het Nederlandse beleid ten aanzien van het tegenwerpen van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag aan voormalige (onder-)officieren van de KhAD/WAD. In het licht van het vorenstaande kan ten slotte ook in de door de rechtbank in haar oordeel betrokken omstandigheid dat het vanwege de geringe onderzoeksmogelijkheden in Afghanistan vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat informatie kan worden verkregen ter weerlegging van het ambtsbericht, geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris zich ter zake van het door hem gevoerde beleid niet op de conclusies in het ambtsbericht heeft mogen baseren. Gezien het voorgaande heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, zich terecht op het standpunt gesteld dat het ambtsbericht ten grondslag mocht worden gelegd aan het besluit van 26 september 2007. Hieruit volgt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling persoonlijk verantwoordelijk is voor het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder a en b, van het Vluchtelingenverdrag. De grief slaagt derhalve.


Bron; rechtspraak.nl



Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...