Ongewenstverklaring en Richtlijn 2004/38 (uitspraak)
LJN: BJ8526, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , AWB 08/34755
Datum uitspraak: 14-09-2009
Datum publicatie: 24-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ongewenstverklaring / Richtlijn 2004/38/EG
Eiser is gehuwd met een vrouw die de Duitse nationaliteit bezit. Hij heeft een Duitse verblijfsvergunning. Bij vonnis van 30 mei 2007 is eiser in Nederland veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. Verweerder heeft eiser ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, onder c, van de Vw 2000. Eiser meent echter dat verweerder aan het communautaire openbare ode criterium had moeten toetsen, nu hij en zijn echtgenote onder Richtlijn 2004/38/EG (hercodificatie vrij personen verkeer) vallen. De richtlijn is met ingang van 29 april 2006 omgezet naar nationaal recht. De rechtbank ziet aanleiding om ambtshalve de rechtsgronden van eiser aan te vullen, in die zin dat eiser van mening is dat zijn ongewenstverklaring in strijd is met het bepaalde in de artikelen 8.7 en verder van het Vb 2000. De rechtbank is van oordeel dat het bezitten van een communautaire verblijfsvergunning geen voorwaarde is voor het aanspraak kunnen maken op het EU-recht. Zo heeft bijvoorbeeld elke burger van de Unie, en daarmee ook diens in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 familieleden die hem begeleiden of zich bij hem willen voegen, in beginsel het recht om het grondgebied van een lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven en daar maximaal drie maanden te verblijven zonder andere formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Dat eiser en of diens echtgenote nimmer gebuik (zouden) hebben gemaakt van bedoelde rechten en de ongewenstverklaring van eiser daarom niet aan het communautaire openbare orde criterium hoeft te worden getoetst, zoals verweerder stelt, kan niet worden gevolgd. Waar het om draait, is dat eiser als echtgenoot van een Unieburger de mogelijkheid moet hebben om zijn vrouw naar een andere lidstaat te volgen dan wel zich bij zijn vrouw in een andere lidstaat te voegen. Eiser en diens echtgenote wordt die mogelijkheid in de toekomst, door de ongewenstverklaring van eiser, ontnomen, terwijl de bedoeling van Richtlijn 2004/38/EG nu juist is om iedere burger van de Unie en diens echtgenoot, een fundamenteel recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten te verlenen. Verweerder had behoren te beoordelen of eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt alvorens tot ongewenstverklaring over te kunnen gaan. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door het arrest Commissie EG tegen het Koninkrijk Spanje van het HvJ EG van 31 januari 2006 (JV 2006/123).
Bron: 's-Gravenhage&searchtype=ljn&ljn=BJ8526&u_ljn=BJ8526
Datum uitspraak: 14-09-2009
Datum publicatie: 24-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ongewenstverklaring / Richtlijn 2004/38/EG
Eiser is gehuwd met een vrouw die de Duitse nationaliteit bezit. Hij heeft een Duitse verblijfsvergunning. Bij vonnis van 30 mei 2007 is eiser in Nederland veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. Verweerder heeft eiser ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, onder c, van de Vw 2000. Eiser meent echter dat verweerder aan het communautaire openbare ode criterium had moeten toetsen, nu hij en zijn echtgenote onder Richtlijn 2004/38/EG (hercodificatie vrij personen verkeer) vallen. De richtlijn is met ingang van 29 april 2006 omgezet naar nationaal recht. De rechtbank ziet aanleiding om ambtshalve de rechtsgronden van eiser aan te vullen, in die zin dat eiser van mening is dat zijn ongewenstverklaring in strijd is met het bepaalde in de artikelen 8.7 en verder van het Vb 2000. De rechtbank is van oordeel dat het bezitten van een communautaire verblijfsvergunning geen voorwaarde is voor het aanspraak kunnen maken op het EU-recht. Zo heeft bijvoorbeeld elke burger van de Unie, en daarmee ook diens in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 familieleden die hem begeleiden of zich bij hem willen voegen, in beginsel het recht om het grondgebied van een lidstaat te verlaten om zich naar een andere lidstaat te begeven en daar maximaal drie maanden te verblijven zonder andere formaliteiten dan de verplichting in het bezit te zijn van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort. Dat eiser en of diens echtgenote nimmer gebuik (zouden) hebben gemaakt van bedoelde rechten en de ongewenstverklaring van eiser daarom niet aan het communautaire openbare orde criterium hoeft te worden getoetst, zoals verweerder stelt, kan niet worden gevolgd. Waar het om draait, is dat eiser als echtgenoot van een Unieburger de mogelijkheid moet hebben om zijn vrouw naar een andere lidstaat te volgen dan wel zich bij zijn vrouw in een andere lidstaat te voegen. Eiser en diens echtgenote wordt die mogelijkheid in de toekomst, door de ongewenstverklaring van eiser, ontnomen, terwijl de bedoeling van Richtlijn 2004/38/EG nu juist is om iedere burger van de Unie en diens echtgenoot, een fundamenteel recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten te verlenen. Verweerder had behoren te beoordelen of eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt alvorens tot ongewenstverklaring over te kunnen gaan. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door het arrest Commissie EG tegen het Koninkrijk Spanje van het HvJ EG van 31 januari 2006 (JV 2006/123).
Bron: 's-Gravenhage&searchtype=ljn&ljn=BJ8526&u_ljn=BJ8526
Reacties