Illegaal doet aanvraag niet in persoon en zonder paspoort: aanvraag buiten behandeling gesteld (uitspraak)
LJN: BJ8557,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 08 / 43938 & AWB 08 / 32783
Datum uitspraak: 10-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen. Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen. Beroep ongegrond
De rechtbank overweegt als volgt.
2.13 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat de omstandigheid dat eiser de leges niet heeft voldaan per kas- of pinbetaling niet langer aan eiser wordt tegengeworpen. De gronden die eiser hiertoe heeft aangevoerd, blijven derhalve buiten beschouwing.
2.14 In de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2008 (JV 2009, 14) overweegt de Afdeling onder meer als volgt.
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2008), is uit de bewoordingen van artikel 3.102 van het Vb af te leiden dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier zowel in persoon als niet in persoon kan worden ingediend. Hoewel een verblijfsvergunning persoonsgebonden is, biedt de tekst van artikel 3.102 van het Vb 2000 voorts geen aanknopingspunt voor de uitleg van die bepaling dat aan het verstrekken van gegevens en bescheiden, noodzakelijk voor het beslissen op een ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning regulier, de verschijning in persoon van de desbetreffende vreemdeling noodzakelijkerwijs verbonden is. Gelet hierop wordt de staatssecretaris niet gevolgd in zijn overweging in het bestreden besluit dat, nu de vreemdeling de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens en bescheiden niet in persoon heeft overgelegd, de aanvraag om die reden onvolledig is, als bedoeld in artikel 4:5 van de Awb. (…)
Uit artikel 3.102, eerste lid, van het Vb 2000 volgt evenwel dat bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, naast de gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening, in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding dient te worden overgelegd, dan wel de gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van die bepaling, indien de vreemdeling niet over zodanig document beschikt. Nu de vreemdeling geen geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden, als bedoeld in artikel 3.102, derde lid, van het Vb 2000, bij zijn aanvraag heeft overgelegd, wordt de staatssecretaris gevolgd in zijn betoog dat de vreemdeling in zoverre een onvolledige aanvraag heeft ingediend. (…)
Uit de bewoordingen van artikel 3.102, eerste en derde lid, van het Vb 2000 volgt immers ondubbelzinnig dat een geldig documenten voor grensoverschrijding, dan wel evenbedoelde gegevens en bescheiden niet kunnen worden aangemerkt als aanvullende bewijsstukken, als bedoeld in de toelichting op het formulier. De vreemdeling was dan ook reeds ten tijde van de indiening van de aanvraag in verzuim.”
2.15 Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen.
2.16 Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen.
bron: rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Datum uitspraak: 10-09-2009
Datum publicatie: 25-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen. Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen. Beroep ongegrond
De rechtbank overweegt als volgt.
2.13 Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat de omstandigheid dat eiser de leges niet heeft voldaan per kas- of pinbetaling niet langer aan eiser wordt tegengeworpen. De gronden die eiser hiertoe heeft aangevoerd, blijven derhalve buiten beschouwing.
2.14 In de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2008 (JV 2009, 14) overweegt de Afdeling onder meer als volgt.
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2008), is uit de bewoordingen van artikel 3.102 van het Vb af te leiden dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier zowel in persoon als niet in persoon kan worden ingediend. Hoewel een verblijfsvergunning persoonsgebonden is, biedt de tekst van artikel 3.102 van het Vb 2000 voorts geen aanknopingspunt voor de uitleg van die bepaling dat aan het verstrekken van gegevens en bescheiden, noodzakelijk voor het beslissen op een ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning regulier, de verschijning in persoon van de desbetreffende vreemdeling noodzakelijkerwijs verbonden is. Gelet hierop wordt de staatssecretaris niet gevolgd in zijn overweging in het bestreden besluit dat, nu de vreemdeling de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde gegevens en bescheiden niet in persoon heeft overgelegd, de aanvraag om die reden onvolledig is, als bedoeld in artikel 4:5 van de Awb. (…)
Uit artikel 3.102, eerste lid, van het Vb 2000 volgt evenwel dat bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, naast de gegevens en bescheiden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening, in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding dient te worden overgelegd, dan wel de gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van die bepaling, indien de vreemdeling niet over zodanig document beschikt. Nu de vreemdeling geen geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden, als bedoeld in artikel 3.102, derde lid, van het Vb 2000, bij zijn aanvraag heeft overgelegd, wordt de staatssecretaris gevolgd in zijn betoog dat de vreemdeling in zoverre een onvolledige aanvraag heeft ingediend. (…)
Uit de bewoordingen van artikel 3.102, eerste en derde lid, van het Vb 2000 volgt immers ondubbelzinnig dat een geldig documenten voor grensoverschrijding, dan wel evenbedoelde gegevens en bescheiden niet kunnen worden aangemerkt als aanvullende bewijsstukken, als bedoeld in de toelichting op het formulier. De vreemdeling was dan ook reeds ten tijde van de indiening van de aanvraag in verzuim.”
2.15 Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij de aanvraag van eiser buiten behandeling mocht stellen vanwege de omstandigheid dat eiser geen gegevens en bescheiden in persoon heeft overgelegd. Dat eiser deze gegevens niet in persoon heeft overgelegd, maakt de aanvraag immers niet onvolledig. Met verweerders brieven van 30 juni en 9 juli 2008 is eiser voorts geen mogelijkheid geboden deze gegevens schriftelijk in te dienen.
2.16 Verweerder heeft aan de buiten behandeling stelling evenwel ook ten grondslag gelegd dat eiser geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder geen geldig document van grensoverschrijding heeft, maar dat eisers identiteit, gezien de eerder door hem gevoerde procedures, bij verweerder bekend mocht worden geacht, zodat het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding niet noodzakelijk was. Dit betoog faalt. Uit de hiervoor weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt dat eiser bij zijn aanvraag een geldig document voor grensoverschrijding, dan wel gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid van artikel 3.102 Vb, in kopie of origineel diende te overleggen. Gesteld noch gebleken is dat eiser bij zijn aanvraag voornoemde gegevens en bescheiden heeft overgelegd. Evenmin heeft hij bij de aanvraag melding gemaakt van de onmogelijkheid de in 3.102, derde lid, Vb bedoelde gegevens en bescheiden te overleggen, dan wel verwezen naar andere mogelijkheden om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. Gelet op voornoemde uitspraak van de Afdeling was eiser derhalve reeds bij zijn aanvraag in verzuim. Op de voet van voornoemde uitspraak van de Afdeling is de rechtbank voorts van oordeel dat eiser bij brief van 30 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, van welke gelegenheid eiser geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een onvolledige aanvraag en de aanvraag derhalve buiten behandeling kunnen stellen.
bron: rechtspraak.nl
src="http://pagead2.googlesyndication.com/pagead/show_ads.js">
Reacties