Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
Stichting Ibuka Nederland
tegen
A. Verbraeken, H.E. Botje en de hoofdredacteur van Vrij Nederland
Op 20 augustus 2015 heeft de heer Ch. Mundele, voorzitter, namens
Stichting Ibuka Nederland te Almelo (klaagster) een klacht ingediend
tegen mevrouw A. Verbraeken, de heer H.E. Botje en de hoofdredacteur van
Vrij Nederland (hierna gezamenlijk: Vrij Nederland). Bij de beoordeling
van de klacht is verder correspondentie van klaagster en Vrij Nederland
betrokken van 1, 18, 21 en 22 september 2015.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 25 september 2015.
Namens klaagster is daar de heer Mundele verschenen, vergezeld door de
heer J. van Oijen, die het standpunt van klaagster heeft toegelicht aan
de hand van een notitie. Ook mevrouw Verbraeken, redacteur, en de heer
F. van Exter, hoofdredacteur van Vrij Nederland, waren aanwezig. Zij
werden vergezeld door mevrouw C. Buisman en de heer J. Hofdijk.
DE FEITEN
Op 26 mei 2015 verscheen in Vrij Nederland een artikel van de hand van Verbraeken met de kop
“’Ik een moordenaar? Integendeel’” dat met medewerking van Botje tot stand is gekomen. Het artikel wordt ingeleid als volgt:
“Al bijna twee jaar zit hij in uitleveringsdetentie op beschuldiging
van betrokkenheid bij de genocide. Diverse verklaringen spreken dit
tegen, maar Nederland schaart zich tot nu toe kritiekloos achter de
Rwandese justitie en president Paul Kagame.
Jean Claude Iyamuremye ziet er gezond uit en is goed gehumeurd.
Verbazingwekkend voor een man die al bijna twee jaar in
uitleveringsdetentie zit omdat hij wordt verdacht van massamoord tijdens
de genocide in Rwanda in april 1994.”
Verder bevat de publicatie onder meer de volgende passages, onder de tussenkop
“Leugen”:
“Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is Iyamuremye
een massamoordenaar. De dienst beschuldigt Iyamuremye ervan dat hij als
18-jarige jongen op 11 april 1994 deelnam aan slachtpartijen bij de
Ecole Technique Officielle (ETO) in de Rwandese hoofdstad Kigali.”
en
“Maar Iyamuremye heeft een heel andere versie dan de IND en Rwanda.
(…) ‘Ik een moordenaar?’ zegt hij. ‘Integendeel. Op die ochtend in 1994
was ik inderdaad bij de ETO, maar om bevriende families te redden. We
hebben toen mensen meegenomen die we op ons terrein hebben verborgen.’”
en
”Iyamuremye heeft één probleem: in de Congolese hoofdstad Kinshasa,
waar hij in 1998 was beland, vertelde hij een medewerker van de
VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dat hij ten tijde van de genocide niet
in Rwanda was. En dat was een leugen. Hij was immers wél in Kigali. En
die leugen achtervolgt hem al jaren.”
Onder de tussenkop
“Het officiële verhaal”:
“Al jaren hou ik me bezig met Rwanda en vooral ook met de innige
Nederlands-Rwandese verhoudingen. (…) In Rwanda stierven in 1994 bijna
één miljoen mensen tijdens een gruwelijke genocide. Hutu-extremisten
hakten in op Tutsi’s. De moordpartijen kwamen op gang nadat diezelfde
Hutu’s een vliegtuig uit de lucht schoten waarin de Rwandese én de
Burundese president zaten. Althans, dat is het officiële verhaal. De
werkelijkheid is zoals altijd een stuk ingewikkelder.”
Onder de tussenkop
“Genocide-revisionisme”:
“De afgelopen jaren nam de IND meer dan 450 dossiers onder de loep.
Zo’n dertig Rwandezen werden vervolgens beschuldigd van massamoord,
waarbij de IND zich in het overgrote deel van de gevallen baseerde op
bewijsmateriaal afkomstig van internet, dubieuze rapporten en
informanten uit Rwanda. Toevalligerwijs gaat het vaak om Rwandezen die
actief zijn bij de oppositie of die bezittingen hebben in het land. De
gevolgen zijn ingrijpend. Van de ene op de andere dag wordt de
verdachten van oorlogsmisdaden hun vluchtelingenstatus afgenomen en zijn
ze illegaal. Niemand komt voor ze op. Geen enkele politicus wil zich
immers hard maken voor potentiële massamoordenaars.”
Onder de tussenkop
“Vrijgesproken”:
“Jean Claude Iyamuremye is een van die mensen. Hij zit, zoals
gezegd, al twee jaar vast, ongelofelijk lang voor iemand die in
Nederland nog nooit een misdaad pleegde. (…) Enkele getuigen die hem
afschilderen als massamoordenaar werden al in 2007 gehoord door het
Rwandese openbaar ministerie, drie jaar voordat er in Nederland een
onderzoek naar hem werd gestart. Maar kloppen alle beschuldigingen wel?”
en
“De Immigratie- en Naturalisatiedienst baseerde zich bij de
totstandkoming van haar oordeel voor een belangrijk deel op verklaringen
uit het rapport ‘Left to die at ETO and Nyanza’ uit 2001 van de
mensenrechtenorganisatie African Rights. Die organisatie is omstreden
omdat ze zich dicht tegen de Rwandese overheid heeft aan genesteld.
Verschillende Rwandezen die door African Rights aanvankelijk werden
beschuldigd van deelname aan de genocide, zijn later van alle blaam
gezuiverd.”
en
“De beschuldigingen tegen Iyamuremye zijn ook gebaseerd op vier
anonieme getuigen die in Rwanda werden opgespoord door een Rwandese
onderzoeker in opdracht van de Nederlandse ambassade. Maar spraken ze
wel de waarheid? De tolk die bij de gesprekken aanwezig was en van wie
de naam bij de redactie van Vrij Nederland bekend is, verklaarde dat zij
allen een motief hadden om Iyamuremye te beschuldigen. Een zekere […]
zou een belastende verklaring hebben gegeven om zo een broer uit de
gevangenis te krijgen. Broers […] en […] zouden in ruil voor hun
verklaringen grond hebben mogen inpikken van Iyamuremye’s familie. En
dan had je ook nog […] die als werkster bij familie van Iyamuremye
werkte. Ook zij hoopte volgens de tolk te delen in de rijkdom van
Iyamuremye’s familie, mochten de bezittingen ooit onteigend worden.”
Onder de tussenkop
“Huiveringwekkende vlucht”:
“Iyamuremye is ervan overtuigd dat Rwanda zijn uitlevering wil omdat
hij in 1998 ooggetuige was van een massaslachting in het stadje
Mbandaka aan de Congo-rivier. Daarover wilde hij me heel graag spreken,
maar ook over zijn lange vlucht dwars door Congo waar hij herhaaldelijk
ontkwam aan andere moordpartijen. (…) Maar al snel begon hij te
vertellen over zijn huiveringwekkende maandenlange vlucht, te voet,
vijftienhonderd kilometer dwars door Congo, samen met duizenden haveloze
Hutu’s, onder wie veel vrouwen en kinderen. De vluchtelingen hadden
nauwelijks te eten of drinken, stierven als vliegen aan malaria, cholera
of gele koorts. Maar de meesten werden gedood door de kogels en
granaten die werden afgevuurd door Rwandese soldaten die hen dwars door
de jungle opjoegen. Naar schatting van de UNHCR stierven bij deze
militaire operatie tussen november 1996 en mei 1997 zo’n 200.000
mensen.”
Onder de tussenkop
“Vergeten genocide”:
“Het heeft iets ironisch, een man die zelf overlevende is van een
enorme moordpartij in de uitgestrekte oerwouden van Congo, wordt ervan
beschuldigd een massamoordenaar te zijn. Naar de ‘vergeten genocide’ die
tussen oktober 1996 en mei 1997 plaatsvond, is door de Verenigde Naties
onderzoek gedaan. Maar makkelijk ging dat niet. (…) Uiteindelijk kwam
in 2010 het zogenaamde ‘mapping report’ uit dat mensenrechtenschendingen
in Congo in kaart bracht en waarin ook uitgebreid werd stilgestaan bij
de vergeten genocide. Iyamuremye was voor dit rapport een van de
getuigen.
De autoriteiten in Kigali waren woedend. Hoe kon het dat de
Verenigde Naties die de genocide van 1994 op haar beloop had gelaten, nu
het leger van Rwanda beschuldigde van het plegen van gruwelijkheden in
Congo? Ze deden het rapport af als ‘eenzijdig’, ‘immoreel’ en
‘onacceptabel’. Sindsdien is van de vergeten genocide weinig meer
vernomen. Voor de tweehonderdduizend slachtoffers is nog nooit een
herdenkingsdienst gehouden.”
En ten slotte onder de tussenkop
“Finaal oordeel”:
“Hoe moet het verder met Jean Claude Iyamuremye? De juridische procedures zijn bijna uitgeput.”
en
“In december van het afgelopen jaar verscheen een brief in NRC
Handelsblad waarin toenmalig staatssecretaris Fred Teeven gevraagd werd
af te zien van uitzetting van Rwandezen die van genocide worden verdacht
omdat hun ‘geen eerlijke en onpartijdig proces’ te wachten staat in
Rwanda. Politici als (….) ondertekenden de brief, waar ook mijn naam
onder stond. Rwanda was, zo stelden we ‘een eenpartijstaat waarin geen
ruimte is voor vrij opererende oppositie, pers en maatschappelijke
middenveld.’ Ook schreven we in de brief dat Rwanda ‘politieke motieven’
had om in Nederland verblijvende landgenoten te veroordelen en dat het
regime in Kigali er niet voor zou terugdeinzen politieke tegenstanders
‘te bedreigen en te vermoorden’.
Maar Teeven liet zich niet vermurwen. (…) Een dezer weken zal
minister Ard van der Steur in de zaak van Iyamuremye zijn finale oordeel
geven.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klaagster stelt voorop dat zij als overkoepelende organisatie opkomt
voor de belangen van overlevenden van de genocide tegen de Tutsi’s in
Rwanda. Haar klacht wordt ondersteund door rechtstreeks betrokken
oud-medewerkers van de inmiddels opgeheven mensenrechtenorganisatie
African Rights.
Ten aanzien van het artikel voert klaagster – kort samengevat – aan dat
daarin overlevenden van de genocide tegen de Tutsi’s in Rwanda ten
onrechte in diskrediet worden gebracht zonder dat zij in de gelegenheid
zijn gesteld op de beschuldigingen te reageren. Zo worden vier getuigen –
van wie de identiteiten vertrouwelijk waren, maar van wie de namen in
het artikel zijn vermeld – beschuldigd van het afleggen van valse
verklaringen en van het handelen uit egoïstische, materiële motieven.
Volgens het artikel is de bron een niet bij naam genoemde tolk, dus geen
deskundige of iemand die deel uitmaakt van het strafrechtelijk
onderzoek. De beweringen worden niet ondersteund door feitelijke
bewijzen.
Bovendien hebben de journalisten – aldus klaagster – geprobeerd de
ETO-overlevenden in diskrediet te brengen met de suggesties dat African
Rights een nauwe band zou hebben met de Rwandese regering, dat de
Rwandese regering Iyamuremye zou willen veroordelen uit politieke
motieven en dat de verklaringen van de overlevenden daarom niet
betrouwbaar zouden zijn. Ook deze suggesties zijn niet onderbouwd met
feiten, terwijl is nagelaten wederhoor toe te passen.
Volgens klaagster is de publicatie niet waarheidsgetrouw, omdat de
auteurs het merendeel van de beschikbare informatie over de kwestie
hebben verzwegen. Zij wijst in dat verband uit documentatie van het
Rwanda Tribunaal, zoals getuigenverklaringen waarin relatief kort na de
genocide de betrokkenheid van Iyamuremye is gemeld. Verder zijn
tegenstrijdigheden in de verklaringen van Iyamuremye onvermeld gelaten.
Daarnaast hebben de journalisten een veelheid aan gekleurde verhalen en
meningen de revue laten passeren die ten onrechte als feiten zijn
gepresenteerd.
Klaagster meent verder dat Verbraeken niet onafhankelijk is. Zij
onderhoudt al jaren een persoonlijke vriendschap met de politiek leider
van de beweging waarin de genocideverdachten zijn verenigd. Bovendien
heeft zij zich als een activist voor de genocideverdachten geprofileerd,
voert zij taken uit als informant van de advocaten van de verdachten en
staat zij hen bij tijdens rechtszittingen.
Volgens klaagster blijkt uit het voorgaande dat de journalisten geen
professionele afstand hebben bewaard en als resultaat geen onderscheid
kunnen maken tussen feiten en meningen. Met hun conclusie – “
Het
heeft iets ironisch, een man die zelf overlevende is van een enorme
moordpartij (…), wordt ervan beschuldigd een massamoordenaar te zijn.” –
nemen de journalisten het standpunt in dat Iyamuremye, ondanks zijn
tegenstrijdige verklaringen, de waarheid spreekt. Intussen leggen zij
niet uit hoe een gebeurtenis in 1997 in Congo van invloed zou zijn op
getuigenverklaringen over de massamoord van drie jaar eerder in Rwanda
zoals Iyamuremye beweert.
Klaagster concludeert dat de vele omissies, belangenverstrengelingen en
het activisme van Verbraeken de indruk wekken dat het artikel geen
journalistiek product is, maar een eenzijdig pleidooi ter verdediging
van de genocideverdachte. De journalisten hebben er helaas geen rekening
mee gehouden dat de overlevenden die ze in hun artikel zwart maken,
kwetsbare mensen zijn, voor het leven getekend door hun ervaringen,
aldus klaagster.
Vrij Nederland legt allereerst de vraag voor of klaagster in deze zaak
belanghebbende is. Zij wijst erop dat klaagster niet rechtstreeks is
betrokken bij de publicatie en menen dat de belangen van klaagster niet
in het geding zijn.
Verder voert Vrij Nederland aan dat het artikel gaat over één,
prominente, verdachte: Jean Claude Iyamuremye. De publicatie is
gebaseerd op een interview met hem, waarbij Verbraeken heeft getracht
feitelijke beweringen te verifiëren. Verbraeken heeft haar betrokkenheid
getoond, maar wel haar huiswerk gedaan. Het artikel werpt vragen op
over de zaak tegen Iyamuremye, maar trekt op geen enkele wijze de
genocide in Rwanda in twijfel. Wel wordt aandacht gevraagd voor een
onderbelicht aspect van de massamoorden: ook Tutsi-groepen van het
Rwandan Patriotic Front maakten zich schuldig aan slachtpartijen onder
de Hutu-bevolking. Het is de taak van de journalistiek om aan dit aspect
aandacht te besteden.
Over het noemen van de vier getuigen is op de redactie lang
gediscussieerd. De namen zijn uiteindelijk toch vermeld, omdat dit
balans bracht in de berichtgeving over de kwestie – in alle media werd
Iyamuremye genoemd – en om te tonen dat de getuigen echt bestonden.
Volgens Vrij Nederland was het bij nader inzien beter geweest de vier
getuigen níet bij naam te noemen, ook omdat zij niet in staat zijn
gesteld te reageren op het verhaal van de tolk. In de digitale versie
van het artikel zijn de getuigen inmiddels geanonimiseerd. Voor wat
betreft het verder toepassen van wederhoor deelt Vrij Nederland mee dat
de oprichter en het boegbeeld van African Rights, Rakya Omar, niet
reageerde op e-mails. Daarnaast werd de telefoon van de organisatie niet
opgenomen en was het kantoor in Kigali onvindbaar.
Vrij Nederland meent verder dat in het artikel de belangrijkste
beschuldigingen aan het adres van Iyamuremye zijn vermeld, ook de
tegenstrijdigheid in zijn verklaring en het commentaar van een
UNHCR-vertegenwoordiger daarop. De journalisten spreken zich daar niet
over uit; zij hebben het verweer van Iyamuremye opgetekend en het
verhaal gaat verder vooral over zijn vlucht. De kanttekening dat het
‘ironisch’ is dat iemand die een moordpartij heeft overleefd zelf
beschuldigd wordt een massamoordenaar te zijn, betekent niet dat de
journalisten de ontkenning van Iyamuremye onderschrijven. Voor de lezer
zijn meningen en feiten goed te onderscheiden, aldus Vrij Nederland.
Op de zitting voegt Vrij Nederland hieraan nog toe dat Verbraeken in
haar artikel transparant is geweest, dat de informatie verifieerbaar is
en dat de lezer niet op een dwaalspoor is gezet. Bij diverse passages is
terughoudendheid betracht door het gebruik van de term ‘zou’.
Verbraeken heeft in het artikel duiding en context aan de kwestie
gegeven. Vanuit de formule van Vrij Nederland mag een redacteur de
vrijheid nemen om een visie te geven en opgeworpen vragen te
beantwoorden en de lezer niet te laten ‘zwemmen’. De lezer weet dat Vrij
Nederland een opinie-weekblad is en weet dus waar hij aan toe is.
Vrij Nederland concludeert dat in het artikel geen afbreuk is gedaan aan
het respect voor nabestaanden van de genocide in 1994 in Rwanda. Dat
ook aandacht is besteed aan de andere kant van de kwestie, doet daaraan
niet af.
BEOORDELING VAN HET RECHTSTREEKS BELANG
Op grond van artikel 2 lid 1 van het Reglement voor de werkwijze van de
Raad moet een klacht worden ingediend door een ‘rechtstreeks
belanghebbende’, waaronder tevens wordt beschouwd een organisatie die
door doelstelling en feitelijk handelen opkomt voor het in geding zijnde
belang.
Klaagster is opgericht door en voor overlevenden van de genocide in
Rwanda en stelt zich onder meer ten doel deze overlevenden te steunen en
te verdedigen. De Raad is van oordeel dat klaagsters klacht past binnen
haar doelstelling en dat zij daarom in dit geval als ‘rechtstreeks
belanghebbende’ kan worden aangemerkt.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De Raad heeft de kern van de klacht zo opgevat dat het verhaal van
Iyamuremye op zodanige wijze is opgetekend, dat daardoor een
niet-waarheidsgetrouw en tendentieus beeld is geschetst over (diens rol
in) de genocide in Rwanda. De Raad zal zich tot deze kern beperken.
De Raad stelt voorop dat journalisten waarheidsgetrouw, controleerbaar
en zo volledig mogelijk behoren te berichten. Ze vermijden eenzijdige en
tendentieuze berichtgeving, verrichten hun werk in onafhankelijkheid en
vermijden (de schijn van) belangenverstrengeling. In hun publicaties
maken journalisten een duidelijk onderscheid tussen feiten, beweringen
en meningen.
In het artikel is vermeld dat Verbraeken zich ‘al jaren bezighoudt met
Rwanda en vooral ook met de innige Nederlands-Rwandese verhoudingen’ en
dat zij een brief aan staatssecretaris Fred Teeven heeft ondertekend
waarin werd gevraagd af te zien van uitzetting van Rwandezen die van
genocide worden verdacht omdat hun ‘geen eerlijke en onpartijdig proces’
te wachten staat in Rwanda. Hoewel hiermee (enige) transparantie is
gegeven over de betrokkenheid van Verbraeken bij de kwestie, biedt dit
haar geen vrijbrief om zo over de kwestie te berichten als zij heeft
gedaan.
Weliswaar staat het een journalist vrij over een bepaald feit zijn
mening te verkondigen, maar dan moet duidelijk zijn dat het om zijn
persoonlijke opvatting gaat. Dat is hier echter niet gebeurd. In het
artikel is onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de beschrijving van de
feitelijke situatie en de subjectieve inkleuring daarvan door de
journalisten. Een subjectieve inkleuring is gebruikelijk voor een
opiniestuk, maar het artikel is niet (voldoende) als zodanig herkenbaar.
De Raad acht het aannemelijk dat de gemiddelde lezer – óók die van Vrij
Nederland – de publicatie moeilijk anders kan hebben opgevat dan als een
objectief stuk en zich niet aan de indruk kan hebben onttrokken dat het
verhaal van Iyamuremye wel waar moet zijn, terwijl aan de lezer
onvoldoende duidelijk is gemaakt welke activistische rol Verbraeken in
deze kwestie inneemt. Hierdoor is sprake van niet-waarheidsgetrouwe en
tendentieuze berichtgeving.
Overigens heeft Vrij Nederland erkend dat het beter was geweest om de
namen van de vier getuigen niet te vermelden, mede omdat deze getuigen
niet hebben kunnen reageren op de beweringen van de tolk. De Raad deelt
dit standpunt.
Een en ander leidt tot de conclusie dat Verbraeken, Botje en Vrij Nederland journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld.
Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A. en C.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ
2014/46,
2013/4
CONCLUSIE
Verbraeken, Botje en Vrij Nederland hebben journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
De Raad doet de aanbeveling aan Vrij Nederland om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 23 november 2015 door mw. mr. A.E. van
Montfrans, voorzitter, mw. dr. Y.M. de Haan, ir. B.L. Hooghoudt, mw.
H.M.M. Nietsch en H.P.M.J. Schneider, leden, in tegenwoordigheid van mw.
mr. D.C. Koene, secretaris.