Posts tonen met het label asielrelaas. Alle posts tonen
Posts tonen met het label asielrelaas. Alle posts tonen

13 mei 2016

ACVZ advies over toetsen geloofwaardigheid asielverhaal

Het advies 'De geloofwaardigheid gewogen' bevat aanbevelingen aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielverhaal te verbeteren.

De verbeterpunten zien op de registratie van de asielzoeker voorafgaand aan de asielprocedure, de voorlichting aan de asielzoeker, de gesprekken die de IND voert met de asielzoeker en de opleiding van de IND-medewerker.

Het advies is te raadplegen op:
http://acvz.org/wp-content/uploads/2016/05/De-geloofwaardigheid-gewogen.pdf


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

08 maart 2016

De cursus die iedere IND hoor- en beslismabtenaar (en advocaat) zou moeten doen: Hoe culturele factoren de oordeelsvorming over een asielaanvraag kunnen beïnvloeden - 20 april

Welke rol spelen culturele verschillen tussen ambtenaar en asielzoeker in de asielprocedure? Hoe beïnvloeden ze het oordeel over de geloofwaardigheid van een relaas? Deze vragen staan centraal tijdens de culturele casuïstiekbespreking asielrecht die op woensdag 20 april 2016 plaatsvindt in Utrecht (12.30 – 17.00 uur). U bent van harte welkom om deel te nemen. 
De culturele casuïstiekbespreking asielrecht  geeft verdiepend inzicht in de vraag:
- Hoe culturele factoren de oordeelsvorming over een asielaanvraag kunnen beïnvloeden, met name als het gaat over de geloofwaardigheid en het ontstaan van (vermeende) tegenstrijdigheden, vaagheden,  ongerijmdheden en inconsistenties in de verklaringen;
- Wat u als advocaat kunt doen om op culturele kwesties te ondervangen nog voordat het nader gehoor heeft plaatsgevonden;
- Hoe u als advocaat op culturele factoren kunt reageren in nabespreking, zienswijze en beroepsschrift;
- Wat uw eigen blinde vlekken zijn, veroorzaakt door uw culturele achtergrond, zodat u relevante culturele zaaksinformatie effectiever bespreekbaar kunt maken en kunt aanwenden in zienswijze en beroepsschrift.
Methode
- Theoretische en praktische verdieping aan de hand van gesimuleerde  asieldossiers;
-Rondetafelgesprek met vreemdelingen over de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gesimuleerde zaken: welke veronderstellingen over geloofwaardige verklaringen/gedrag zien we terug in de besproken zaken, wat is het perspectief van deelnemende vreemdeling over deze veronderstellingen?

Praktisch
Bijdrage: € 345,00 p.p. (inclusief lunch en certificaat van deelname)
Locatie: Utrecht centrum
Tijdstip: 12. 30 – 17.00 uur

Begeleiding en organisatie
Mw. mr. M.F.M. Wannet (eigenaar Buro KleurKracht, expertisebureau interculturele communicatie)

Schrijf u in
Via info@intercultureeldialoog.nl o.v.v. naam deelnemer en organisatie.
Informatie over de bijeenkomst vindt u ook op: http://intercultureeldialoog.nl/culturele-casuistiekbespreking-asielrecht/.
Contact
Buro KleurKracht, KvK 09182056
Bezoekadres: 1e Middellandstraat 103
3021 BD Rotterdam
T + 31 6 19411604








Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

07 januari 2016

Cursus: Hoe kan de culturele achtergrond van asielzoekers een verklaring zijn voor tegenstrijdigheden, vaagheden en/of hiaten in het asielrelaas?


Verkrijg meer inzicht in deze vraag in de Masterclass Geloofwaardigheidsbeoordeling en Cultuur d.d. donderdag 28 januari 2015 te Utrecht (van 12.30 tot 17.30 uur). Informatie en inschrijven: http://intercultureeldialoog.nl/masterclass-geloofwaardigheidsbeoordeling-en-cultuur/ "


Masterclass geloofwaardigheidsbeoordeling en cultuur

De relatie tussen culturele factoren en het oordeel over de geloofwaardigheid van asielrelazen, krijgt met de afschaffing van de POK-toets en de herziene Procedurerichtlijn steeds meer aandacht binnen het Nederlandse vreemdelingenrecht. Zo dient volgens IND Werkinstructie 2014/10 bij het uitvoeren van de toets rekening te worden gehouden met interculturele barrières. Maar hoe zien deze interculturele barrières eruit en welke invloed hebben zij op de beoordeling? In het antwoord op deze vragen brengt de masterclass “geloofwaardigheidsbeoordeling en cultuur” verdiepend inzicht. Ook is er aandacht voor de vraag hoe advocaten en rechtshulpverleners optimaal kunnen inspelen op de groeiende aandacht voor culturele barrières die een oorzaak kunnen zijn van een ongeloofwaardig relaas.

Onderwerpen

De hoofdfocus van de masterclass ligt op de rol van culturele factoren bij de toepassing van de interne geloofwaardigheidsindicatoren. Aan de orde komen:
  • Identiteitsbeleving
  • De rol van hiërarchie
  • De beleving van tijd
  • Verschillende betekenisgeving aan begrippen
  • Verschillende communicatiegewoonten
Centraal staat de vraag hoe deze factoren van invloed kunnen zijn op het detailniveau en de mate van consistentie van de verklaringen tijdens het nader gehoor, en hoe ze aldus het uiteindelijke oordeel over de geloofwaardigheid kunnen beïnvloeden.
Daarnaast is er aandacht voor de vraag hoe advocaten en rechtshulpverleners optimaal kunnen anticiperen en reageren op mogelijke culturele barrières die van invloed kunnen zijn op de beoordeling.

Datum, locatie, bijdrage

Datum: donderdag 28 januari 2016
Duur: van 12.30 tot 17.30 uur (vanaf 12.00 uur inloop met lunchbuffet)
Locatie: Utrecht centrum
Bijdrage: € 345,00 p.p.

Opleidingspunten 

De algemene raad van de NOvA is van mening dat de advocaat die onderwijs volgt, zelf in staat is te beoordelen of dit onderwijs bijdraagt aan zijn vakbekwaamheid en of het niveau van dit onderwijs voldoende is. Het is daarom aan de advocaat zelf om op basis van de Verordening op de advocatuur en de Regeling op de advocatuur te beoordelen of de cursus zijn vakbekwaamheid ten goede komt en aan de voorwaarden uit artikel 4.4, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur voldoet. Het hoeft niet te gaan om een door de de NOvA erkende opleidingsinstelling. Is de advocaat van mening dat de cursus die hij volgt voldoet aan de genoemde voorwaarden, dan komt het volgen van deze bijeenkomst in aanmerking komt voor puntentoekenning. Volgens de genoemde regelgeving staat voor één uur onderwijs één punt.

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

06 november 2015

Cursusprogramma 2016 Buro KleurKracht


Ook in 2016 heeft Buro KleurKracht weer trainingen voor asieladvocaten ingepland! Nieuw op het programma zijn de culturele casuïstiekbespreking asielrecht (inclusief rondtafelgesprek met vreemdelingen) en de training interculturele communicatietechnieken voor advocaten.

Herhaling Masterclass Geloofwaardigheidsbeoordeling en Cultuur op 28 januari 2016

Na succesvolle bijeenkomsten op 11 en 16 september 2015, wordt de Masterclass geloofwaardigheidsbeoordeling en cultuur op donderdag 28 januari 2016 herhaald. 

Onderwerpen
•    Welke culturele verklaringen kunnen er zijn voor een ongeloofwaardig asielrelaas?
•    Hoe zijn culturele factoren te herkennen in het rapport van het nader gehoor en in de beslissing?
•    Hoe kunnen advocaten en rechtshulpverleners reageren als culturele verschillen tussen de vreemdeling de ambtenaar een rol hebben gespeeld in het nader gehoor en in de beslissing?
Tijdens de dag wordt gewerkt met sprekende casuïstiek die u zult herkennen uit uw werkpraktijk.
Het onderwerp is bijzonder actueel, vanwege de afschaffing van de POK-toets en de verruimde rechterlijke toets.

De Masterclass vindt plaats in het centrum van Utrecht van 12.30 tot 17.30 uur.

Meer informatie en inschrijven via: 
http://intercultureeldialoog.nl/masterclass-geloofwaardigheidsbeoordeling-en-cultuur/

Wie de Masterclass al gevolgd heeft, kan de verdiepingsmodule ‘Culturele casuïstiekbespreking asielrecht’ volgen.

Culturele casuïstiekbespreking asielrecht, inclusief rondetafelgesprek met vreemdelingen, woensdag 27 april 2016

De culturele casuïstiekbespreking asielrecht geeft verdiepend en concreet inzicht in de vraag hoe culturele verschillen tussen ambtenaar en vreemdeling van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het asielverzoek, met name op de geloofwaardigheidsbeoordeling. In discussies en dialoog over het vreemdelingenrecht en de geloofwaardigheidsbeoordeling in het bijzonder wordt vaak gesproken over of namens vreemdelingen. Het rondetafelgesprek met vreemdelingen biedt de kans om met vreemdelingen van perspectief te wisselen en culturele onderwerpen in open dialoog met hen verder uit te diepen. De culturele casuïstiekbespreking asielrecht is een waardevolle aanvulling op de masterclass geloofwaardigheidsbeoordeling en cultuur, maar kan ook afzonderlijk gevolgd worden. De culturele casuïstiekbespreking asielrecht is niet alleen voor advocaten en rechtshulpverleners interessant, maar ook voor beleidsmakers, wetenschappers en adviseurs.

De bijeenkomst vindt plaats in het centrum van Utrecht van 12.30 tot 16.30 uur.
Meer informatie en inschrijven via 
http://intercultureeldialoog.nl/culturele-casuistiekbespreking-asielrecht/

Interculturele communicatietechnieken voor advocaten en rechtshulpverleners, woensdag 30 maart 2016

De training interculturele communicatietechnieken voor advocaten en rechtshulpverleners is een vaardigheidstraining gericht op het ontwikkelen van interculturele competenties.

Onderwerpen en thema's die aan de orde komen zijn:
•    met de cliënt in gesprek gaan over zijn culturele achtergrond, zodat relevante zaaksinformatie verkregen wordt
•    het voorkomen van misverstanden
•    een goede werkrelatie opbouwen en behouden
Tijdens de trainingsdag staat het oefenen en ontwikkelen van vaardigheden centraal. De sprekende casuïstiek zorgt ervoor dat er daarnaast voldoende aandacht is voor theoretische verdieping.

De bijeenkomst vindt plaats in het centrum van Utrecht van 10.00 tot 16.00 uur.

Meer informatie en inschrijven via: 
http://intercultureeldialoog.nl/advocaten-interculturele-communicatietechnieken/

Opleidingspunten voor cursussen bij Buro KleurKracht

De algemene raad van de NOvA is van mening dat de advocaat die onderwijs volgt, zelf in staat is te beoordelen of dit onderwijs bijdraagt aan zijn vakbekwaamheid en of het niveau van dit onderwijs voldoende is. Het is daarom aan de advocaat zelf om op basis van de Verordening op de advocatuur en de Regeling op de advocatuur te beoordelen of de cursus zijn vakbekwaamheid ten goede komt en aan de voorwaarden uit artikel 4.4, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur voldoet. Het hoeft niet te gaan om een door de NOvA erkende opleidingsinstelling. Is de advocaat van mening dat de cursus die hij volgt voldoet aan de genoemde voorwaarden, dan komt het volgen van de cursus in aanmerking komt voor puntentoekenning. Volgens de genoemde regelgeving staat voor één uur onderwijs één opleidingspunt.

Met vriendelijke groet,
Marjolijn Wannet

Buro KleurKracht
Bezoekadres: 1e Middellandstraat 103 Rotterdam
T + 31 6 19411604
info@intercultureeldialoog.nl
www.intercultureeldialoog.nl






Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

20 juli 2015

Masterclass: "Ongeloofwaardig asielreaas & culturele achtergrond vreemdeling"


Stel, het asielrelaas van uw Ethiopische cliënte is ongeloofwaardig bevonden. De beslisser vond dat zij vaag verklaarde over het werk van haar man: de oorzaak van haar problemen met de Ethiopische veiligheidsdienst. Bovendien verklaarde ze enerzijds dat ze heel vaak bedreigd is, terwijl later in het gesprek bleek dat zij maar twee anonieme dreigtelefoontjes heeft gehad. Ook wierp de beslisser ongerijmdheden tegen. De beslisser vond het bijvoorbeeld vreemd dat uw cliënte kort na de dreigtelefoontjes toch gewoon naar een rouwceremonie van een ver familielid ging. Daarvoor had zij juist verklaard dat ze bijna nooit meer de straat op ging, omdat ze doodsangsten uitstond.

Mogelijk zijn er culturele verklaringen voor de tegengeworpen vaagheden, tegenstrijdigheden en ongerijmdheden. Waar kun u aan denken?
-          Communicatiegewoonten binnen een gezin: het kan zijn dat uw cliënte niet gewend is om persoonlijke vragen, zoals vragen over werk, aan haar echtgenoot te stellen. Om deze reden weet zij weinig of zelfs niets over het werk van haar man en kan zij er dus ook niet specifieker over verklaren.
-          Ervaren van identiteit. In veel culturen heeft het individu een andere plek in de samenleving. Mensen uit die culturen spreken vaak veel minder vanuit een individuele psychische beleving. Een vraag die ziet op iemands persoonlijke motieven (denk aan de vraag ‘Waarom deed uw man dit werk?’) kan een cliënt(e) hierdoor heel lastig vinden.
-          De betekenis die wordt gegeven aan begrippen, zoals bijvoorbeeld ‘bedreiging’. Is dat een alleen een concrete handeling (zoals bijvoorbeeld een telefoontje), of tellen minder concrete signalen ook mee (zoals de onbekende man die naast je komt lopen en vraagt hoe het met je kinderen gaat).
-          De vraag wat normaal gedrag is. Gedrag is al snel vreemd als het bekeken wordt vanuit een werkelijkheid die niet past bij de culturele beleving. En omgekeerd: zouden de sociale gevolgen van het niet bezoeken van een rouwdienst bijvoorbeeld helder zijn, dan wordt de keuze om de rouwdienst te bezoeken een stuk begrijpelijker.

De beslissing is al geslagen, wat nu?
Objectiviteit en transparantie zijn belangrijke kernbegrippen van de nieuwe werkinstructie 2014/10. Maar hoe kunnen we van objectiviteit spreken als de gebeurtenissen zijn beoordeeld aan de hand van maatstaven die in de culturele context van uw cliënt(e) niet van toepassing zijn? Een belangrijke vraag is dus of de culturele context van uw cliënt(e) voldoende in beeld is gebracht en betrokken bij de beoordeling. Indicaties hiervoor vindt u bijvoorbeeld in de gehoren. Zijn er voldoende vragen gesteld over de lokale situatie, de persoonlijke beleving en betekenisgeving van uw cliënt(e) en hoe deze bezien moet worden binnen diens cultuur en gemeenschap? En zo nee, wat zegt dit dan over de voorbereiding en motivering van de beslissing?

Wilt u verdiepende kennis opdoen over de invloed van culturele factoren op de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielrelazen? Schrijf u dan in voor de Masterclass geloofwaardigheidsbeoordeling en cultuur d.d. 11 en 16 september 2015.
Aan de hand van casuïstiek die u zult herkennen uit uw werkpraktijk, discussies en oefeningen, komen de volgende vragen aan bod:
  • Welke culturele verklaringen zijn er voor tegenstrijdigheden, vaagheden en ongerijmdheden in een asielrelaas?
  • Hoe kunt u als advocaat of rechtshulpverlener optimaal anticiperen en reageren op cultuurverschillen tussen ambtenaar en vreemdeling?
Datum: kies uit vrijdag 11 september 2015 óf woensdag 16 september 2015
Duur: van 12.30 tot 17.30 uur (vanaf 12.00 uur inloop met lunchbuffet)
Locatie: Utrecht Centrum
Bijdrage: € 325,00 p.p.

Inschrijven

Schrijf u in via deze link.










Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

09 juli 2015

Uitspraak over geloofwaardigheid van homoseksualiteit als vluchtverhaal (deel1)


ECLI:NL:RVS:2015:2170

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 08-07-2015
Datum publicatie 08-07-2015
Zaaknummer 201208550/1/V2, 201110141/1/V2 en 201210441/1/V2
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Het voor deze zaken relevante procesverloop is vermeld in de uitspraken van 20 maart 2013 in zaken nrs. 201208550/1/T1/V2, 201110141/1/T1/V2 en 201210441/1/T1/V2 (hierna tezamen: de verwijzingsuitspraken), waarnaar de Afdeling kortheidshalve verwijst.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
 (...)


Overwegingen
1. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: zijn rechtsvoorgangers.
Regelgeving
2. Op de hoger beroepen zijn de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) en het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) van toepassing, zoals die luidden tot 1 juni 2013.
2.1. Volgens artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2004/83 mogen de lidstaten van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient. De lidstaat heeft tot taak om de relevante elementen van het verzoek in samenwerking met de verzoeker te beoordelen.
Volgens het tweede lid bestaan de in het eerste lid bedoelde elementen in de verklaringen van de verzoeker en alle documentatie in het bezit van de verzoeker over zijn leeftijd, achtergrond, ook die van relevante familieleden, identiteit, nationaliteit(en), land(en) en plaats(en) van eerder verblijf, eerdere asielverzoeken, reisroutes, identiteits- en reisdocumenten en de redenen waarom hij een verzoek om internationale bescherming indient.
Volgens het derde lid moet de beoordeling van een verzoek om internationale bescherming op individuele basis plaatsvinden en houdt die beoordeling rekening met de door de verzoeker afgelegde verklaring en overgelegde documenten, samen met informatie over de vraag of de verzoeker aan vervolging of andere ernstige schade is blootgesteld dan wel zou kunnen worden blootgesteld.
Volgens het vierde lid is het feit dat de verzoeker in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of aan ernstige schade of dat hij rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of dergelijke schade een duidelijke aanwijzing dat de vrees van de verzoeker voor dergelijke vervolging gegrond en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
Volgens het vijfde lid achten de lidstaten, indien zij het beginsel toepassen, volgens welk het de taak van de verzoeker is zijn verzoek om internationale bescherming te staven, de verzoeker ondanks het eventuele ontbreken van bewijsmateriaal voor een aantal van de verklaringen van de verzoeker, geloofwaardig en gunnen zij hem het voordeel van de twijfel, indien aan de volgende vereisten is voldaan:
a. de verzoeker heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn verzoek te staven;
b. de verzoeker heeft alle relevante elementen waarover hij beschikt, overgelegd of een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere relevante elementen;
c. de verklaringen van de verzoeker zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor zijn verzoek;
d. de verzoeker heeft zijn verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk ingediend, tenzij hij goede redenen kan aanvoeren waarom hij dit heeft nagelaten; en
e. vast is komen te staan dat de verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
2.2. Volgens artikel 13, derde lid, aanhef en onder a, van richtlijn 2005/85 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB 2005 L 326/13; hierna: Richtlijn 2005/85) nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een persoonlijk onderhoud plaatsvindt in zodanige omstandigheden dat een asielzoeker de gronden voor zijn asielverzoek uitvoerig uiteen kan zetten. Met het oog hierop dienen de lidstaten erop toe te zien dat de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt voldoende bekwaam is om rekening te houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, voor zover dat mogelijk is.
2.3. Het voor deze zaken relevante wettelijk kader is, voor zover niet in deze uitspraak opgenomen, vermeld in de verwijzingsuitspraken, waarnaar de Afdeling kortheidshalve verwijst.
Arrest
3. In het arrest heeft het Hof, onder verwijzing naar zijn arrest van 7 november 2013 in de gevoegde zaken C-199/12 tot en met C-201/12, X, Y en Z tegen de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (ECLI:EU:C:2013:720), overwogen:
"49. In dit verband dient er meteen op te worden gewezen dat, anders dan hetgeen verzoekers in de hoofdgedingen stellen - namelijk dat de bevoegde nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek van een asielaanvraag die is gebaseerd op vrees voor vervolging wegens de seksuele gerichtheid van de asielzoeker, diens gestelde gerichtheid louter op basis van de verklaringen van deze asielzoeker als vaststaand feit moeten aannemen -, die verklaringen, rekening gehouden met de bijzondere context van asielaanvragen, slechts het uitgangspunt in de procedure van het onderzoek van de feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 4 van richtlijn 2004/83 vormen.
50. Blijkens de bewoordingen van artikel 4, eerste lid, van deze richtlijn mogen de lidstaten in het kader van dat onderzoek van de verzoeker verlangen dat hij alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming zo spoedig mogelijk indient, en beoordeelt de lidstaat de relevante elementen van dat verzoek in samenwerking met de verzoeker.
51. Voorts volgt uit artikel 4, vijfde lid, van richtlijn 2004/83 dat voor de verklaringen van asielzoekers over hun gestelde seksuele gerichtheid, wanneer niet aan de voorwaarden in de punten a tot en met e van deze bepaling is voldaan, bevestiging nodig kan zijn.
52. Daaruit volgt dat het weliswaar aan de asielzoeker staat om te wijzen op deze gerichtheid, die een element van zijn persoonlijke levenssfeer vormt, doch dat verzoeken om toekenning van de vluchtelingenstatus die zijn gebaseerd op vrees voor vervolging wegens die gerichtheid, net als verzoeken op basis van andere gronden van vervolging, voorwerp van een beoordeling in de zin van artikel 4 van die richtlijn kunnen vormen.
53. Evenwel moet de wijze waarop de bevoegde autoriteiten de tot staving van dergelijke verzoeken overgelegde verklaringen en het daartoe overgelegde bewijsmateriaal beoordelen, in overeenstemming zijn met richtlijnen 2004/83 en 2005/85 en, zoals blijkt uit respectievelijk de punten 10 en 8 van de consideransen van die richtlijnen, met de door het Handvest gewaarborgde grondrechten, zoals het in artikel 1 van het Handvest vervatte recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid en het in artikel 7 ervan gewaarborgde recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven.
54. Hoewel artikel 4 van richtlijn 2004/83 van toepassing is op alle verzoeken om internationale bescherming, ongeacht de tot staving van die verzoeken ingeroepen gronden van vervolging, neemt dit niet weg dat het aan de bevoegde autoriteiten staat om hun wijze van beoordeling van de verklaringen en het bewijsmateriaal aan te passen aan de eigen kenmerken van elke categorie asielaanvragen, met inachtneming van de door het Handvest gewaarborgde rechten.
[…]
57. In dit verband moet worden opgemerkt dat deze beoordeling volgens artikel 4, derde lid, sub c, van richtlijn 2004/83 op individuele basis moet plaatsvinden en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, waartoe factoren behoren zoals achtergrond, geslacht en leeftijd, teneinde te beoordelen of op basis van die omstandigheden, de daden waaraan hij blootgesteld is of blootgesteld zou kunnen worden, met vervolging of ernstige schade kunnen overeenkomen.
[…]
61. In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat artikel 4, derde lid, sub c, van richtlijn 2004/83 de bevoegde autoriteiten gebiedt de beoordeling te verrichten met inachtneming van de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker en dat artikel 13, derde lid, sub a, van richtlijn 2005/85 van die autoriteiten vereist dat zij in het persoonlijke onderhoud rekening houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek.
62. Hoewel ondervragingen over stereotiepe opvattingen voor de bevoegde autoriteiten een nuttig element kunnen vormen bij deze beoordeling, beantwoordt de beoordeling van verzoeken om toekenning van de vluchtelingenstatus louter op basis van de met homoseksuelen verbonden stereotiepe opvattingen niet aan de vereisten van de in het voorgaande punt genoemde bepalingen, daar die beoordeling deze autoriteiten niet in staat stelt rekening te houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de betrokken asielzoeker.
63. Bijgevolg kan het feit dat een asielzoeker niet in staat is om op dergelijke vragen te antwoorden, op zich geen voldoende grond opleveren voor de slotsom dat de asielzoeker niet geloofwaardig is, daar een dergelijke benadering in strijd is met de vereisten van artikel 4, derde lid, sub c, van richtlijn 2004/83 en van artikel 13, derde lid, sub a, van richtlijn 2005/85.
64. In de tweede plaats, hoewel de nationale autoriteiten in voorkomend geval ondervragingen mogen uitvoeren ter beoordeling van de feiten en omstandigheden betreffende de gestelde seksuele gerichtheid van een asielzoeker, zijn ondervragingen over de details van de wijze waarop deze asielzoeker praktisch invulling geeft aan zijn seksuele gerichtheid in strijd met de door het Handvest gewaarborgde grondrechten, en met name met het in artikel 7 daarvan geformuleerde recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven.
65. In de derde plaats dient met betrekking tot de mogelijkheid dat de nationale autoriteiten aanvaarden, zoals verscheidene verzoekers in de hoofdgedingen hebben voorgesteld, dat zij homoseksuele handelingen verrichten, dat zij zich aan eventuele "tests" onderwerpen om hun homoseksualiteit te bewijzen of ook dat die asielzoekers video-opnamen van hun intieme handelingen overleggen, te worden beklemtoond dat dergelijke elementen, naast het feit dat zij niet noodzakelijkerwijs bewijswaarde hebben, afbreuk zouden doen aan de menselijke waardigheid, waarvan artikel 1 van het Handvest de eerbiediging waarborgt.
66. Bovendien zou het toelaten of aanvaarden van een dergelijk type bewijs een stimulans voor andere asielzoekers vormen en zou dit er feitelijk op neerkomen dat dergelijke bewijzen van hen worden verlangd.
67. In de vierde plaats dient in verband met de mogelijkheid dat de bevoegde autoriteiten aannemen dat een asielzoeker niet geloofwaardig is wanneer, met name, deze asielzoeker zijn gestelde seksuele gerichtheid niet heeft aangevoerd bij de eerste gelegenheid die hem werd geboden om de vervolgingsgronden uiteen te zetten, te worden gewezen op het volgende.
68. Blijkens artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2004/83 mogen de lidstaten verlangen dat de asielzoeker alle elementen ter staving van het verzoek om internationale bescherming "zo spoedig mogelijk" indient.
69. Gelet op de gevoeligheid van vragen over iemands persoonlijke levenssfeer en met name zijn seksualiteit, kan uit het enkele feit dat deze persoon, wegens zijn terughoudendheid bij het onthullen van intieme aspecten van zijn leven, niet meteen heeft verklaard homoseksueel te zijn, niet de conclusie worden getrokken dat hij niet geloofwaardig is.
70. Bovendien moet worden opgemerkt dat de verplichting van artikel 4, eerste lid, van richtlijn 2004/83 om alle elementen tot staving van het verzoek om internationale bescherming "zo spoedig mogelijk" in te dienen, wordt afgezwakt door het uit hoofde van artikel 13, derde lid, sub a, van richtlijn 2005/85 en artikel 4, derde lid, van richtlijn 2004/83 aan de bevoegde autoriteiten opgelegde vereiste om in het onderhoud rekening te houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de kwetsbaarheid van de asielzoeker, en om dat verzoek op individuele basis te beoordelen rekening houdend met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van elke verzoeker."

Lees verder in Deel 2


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

06 oktober 2013

De Raad van State legt (nogmaals) uit wat nou terughoudend toetsen van geloofswaardigheid asielrelaas door de rechter is. En dat is niet proceduretoetsen wat belangenorganisaties van vreemdelingen er in de media van maken (Uitspraak Raad van State)

ECLI:NL:RVS:2013:1379

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 27-09-2013
Datum publicatie 02-10-2013
Zaaknummer 201208530/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Uitspraak

(...) 2. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van de vreemdelingen positieve overtuigingskracht mist. Door zijn eigen oordeel in de plaats te stellen van het zijne, heeft de rechtbank blijk gegeven van een onjuiste wijze van toetsing van het besluit, aldus de staatssecretaris.
2.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 12 maart 2013 in zaak nr. 201205535/1/V4) gaat het bij de beoordeling van het asielrelaas meestal niet om de vraag of en in hoeverre de vreemdeling heeft bewezen dat het in zijn asielrelaas gestelde daadwerkelijk is voorgevallen. Een asielzoeker is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet worden gevergd zijn asielrelaas overtuigend met bewijs te staven. Om hem in zijn bewijspositie tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van zijn aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 31, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 in verbinding gelezen met artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en het ter uitvoering daarvan vastgestelde beleid dat de verklaringen van een asielzoeker in beginsel geloofwaardig worden geacht. Is echter sprake van een omstandigheid genoemd in voornoemd artikel 31, tweede lid, dan zal aan die voorwaarden niet zijn voldaan en zal, gelet op bedoeld beleid, van de verklaringen van de asielzoeker positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om het asielrelaas geloofwaardig te achten.
2.2. Eveneens volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 18 februari 2011 in zaak nr. 201002537/1/V2), behoort de beoordeling van de geloofwaardigheid van het door een asielzoeker in zijn asielrelaas gestelde, tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en kan de bestuursrechter die beoordeling slechts terughoudend toetsen. De maatstaf bij die te verrichten toetsing is niet het eigen oordeel van de bestuursrechter over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, maar of grond bestaat voor het oordeel dat de staatssecretaris, gelet op de motivering in het voornemen en het besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehoren, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, zich niet in redelijkheid op het door hem ingenomen standpunt kan stellen.
2.3. De staatssecretaris heeft in de besluiten van 15 juli 2011 en de daarin ingelaste voornemens geoordeeld dat de vreemdelingen over een schietincident bij hun huis in 2004 vage en summiere verklaringen hebben afgelegd, onder meer omdat zij niet hebben aangegeven wie de daders van de aanslag waren en namens wie zij handelden. Verder hebben zij als reden voor de aanslag gegeven dat de vader van het gezin soenniet is en dat er geen andere reden kan zijn, hetgeen onvoldoende is om de vreemdelingen te volgen in hun verklaringen dat er in 2004 een aanslag is gepleegd, aldus de staatssecretaris.
De rechtbank heeft dienaangaande overwogen dat uit de ambtsberichten over Irak vanaf 2004 blijkt dat er veel willekeurig geweld is tegen burgers en verschillende bevolkingsgroepen, onder wie soennieten en sjiieten, in een onderlinge strijd zijn verwikkeld. Dat de vreemdelingen onder deze omstandigheden niet exact hebben kunnen aangeven wie het op hen als gemengd soennietisch/sjiietisch gezin gemunt zou hebben, kan niet verwonderlijk worden geacht en is derhalve geen voldoende draagkrachtig argument om hun verklaringen vaag en summier te achten, aldus de rechtbank.
2.4. Tevens heeft de staatssecretaris in de besluiten van 15 juli 2011 en de daarin ingelaste voornemens geoordeeld dat de omstandigheid dat de vreemdelingen een door de Koninklijke marechaussee vals bevonden overlijdensakte hebben overgelegd, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas.
De rechtbank heeft dienaangaande overwogen dat uit de ambtsberichten over Irak vanaf 2004 blijkt dat de instelling die verantwoordelijk is voor de registratie van overlijden in beperkte mate functioneert, alsook dat het voorkomt dat als gevolg van corruptie binnen de overheid documenten onrechtmatig worden afgegeven door overheidsinstellingen. In dat licht bezien is de verklaring van één van de vreemdelingen dat hij, om zijn broer te kunnen begraven, genoegen nam met een door een arts in het ziekenhuis afgegeven overlijdensverklaring wellicht begrijpelijk en passend in de situatie en is het feit dat deze verklaring niet overeenstemt met intern bekende informatie geen afdoende motivering voor het standpunt dat het relaas ongeloofwaardig is.
2.5. Tenslotte heeft de staatssecretaris in de besluiten van 15 juli 2011 en de daarin ingelaste voornemens geoordeeld dat de verklaringen van de vreemdelingen over de gebeurtenissen na het schietincident bij hun huis in 2004 onderling tegenstrijdig zijn. Zo verschillen de verklaringen over de vraag wie van de familie de politie heeft ingelicht, of de politie na het schietincident op de plaats van het delict is geweest en wanneer het slachtoffer is overleden.
De rechtbank heeft dienaangaande overwogen dat de vraagstelling aan de vreemdelingen over wie er naar de politie is gegaan en of de politie is gekomen niet sluitend is en dat de staatssecretaris onder die omstandigheden niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de verklaringen onderling tegenstrijdig zijn. De kern van alle verklaringen is volgens de rechtbank dat de politie niets heeft ondernomen om de zaak te onderzoeken. In die zin zijn alle verklaringen van gelijke strekking. Volgens de rechtbank past de verklaring dat de politie geen bescherming kon bieden tegen dit geweld, goed in hetgeen daarover vanaf 2004 in de ambtsberichten over Irak is verhaald. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de verklaringen over het moment van overlijden van het slachtoffer evenmin per se tegenstrijdig zijn, nu hierover geen concrete vraag is gesteld. Het kan ook zo zijn dat een van de vreemdelingen het slachtoffer voor dood heeft gehouden, terwijl de constatering van overlijden bijvoorbeeld pas later heeft plaatsgevonden of dat het tijdstip van overlijden niet exact is vastgesteld, aldus de rechtbank.
2.6. Door zich niet te beperken tot de toets of de door de staatssecretaris gegeven motivering diens standpunt kan dragen, maar de gegeven motivering ondeugdelijk te achten omdat naar haar oordeel de door de vreemdelingen afgelegde verklaringen ook op andere wijze hadden kunnen worden beoordeeld, en door te oordelen dat de door de vreemdelingen afgelegde verklaringen in lijn zouden zijn met hetgeen uit openbare bronnen bekend is en dat hetgeen de vreemdelingen hebben verklaard niet tegenstrijdig zou zijn, en daarbij argumenten te betrekken die niet door de vreemdelingen zelf in beroep zijn aangevoerd over de wijze van vraagstelling tijdens de gehoren, de verkrijging van documenten door corruptie en over de mate van geweld tussen bevolkingsgroepen, heeft de rechtbank haar eigen oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas in de plaats gesteld van dat van de staatssecretaris en in zoverre de toetsing niet met de vereiste terughoudendheid verricht. Gelet op het hiervoor in 2.1. en 2.2. weergegeven toetsingskader, biedt hetgeen de vreemdelingen in beroep hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de staatsecretaris zich met de aan het besluit ten grondslag gelegde motivering niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hun relaas tegenstrijdigheden en vaagheden bevat, positieve overtuigingskracht mist en daarom ongeloofwaardig is.
De grief slaagt.
Vindplaats uitspraak:  http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2013:1379

Het lijkt er op dat hier de rechtbank te overijverig is geweest met het nazoeken van achtergrondmateriaal en bewijs uit openbare bronnen over het door eisers gestelde en een advocaat die dat niet had gedaan. Als de vreemdeling met allerlei argumenten komt die de motivering van het besluit door de IND laten rammelen zal een rechter ook die stukken lezen en oordelen dat de IND niet tot dat oordeel had kunnen komen. Dan wordt het beroep gegrond verklaard omdat er motiveringsgebreken zijn. Vroeger voor de Vreemdelingenwet 2000 gingen rechters te werk zoals hierboven beschreven. Als IND-er kon je daar op zitting door worden overvallen en advocaten konden slapend rijk worden want als zij niets deden dan deed een goed rechter het wel. Nu is het zaak dat de rechtsbijstand in de vorm van advocaten en Vluchtelingenwerk dit soort bewijzen uit openbare bronnen als hierboven genoemd zo vroeg mogelijk in de procedure inbrengen.

Als u op de link klikt en de volledige uitspraak leest zult u zien dat de Raad van State de zaak zelf afdoet en zeer uitvoerig toetst of er gevaar zou dreigen als deze mensen terug naar Centraal-Irak zouden moeten.

U begrijpt die voorgestelde wetswijziging over volledig toetsen door de bestuursrechter vind ik niet nodig. De rechter toetst alles wat de partijen hebben ingebracht in de procedure voor het besluit in die zin dat er wordt gekeken of als je alles doorleest de IND tot die conclusie had mogen komen.





In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

06 december 2012

Dissenting opinion van twee rechters in zaak Ethiopier tegen Zweden

Interessant zijn ook de Dissenting opinions van twee rechters die niet zoals de meerderheid vinden dat meneers verhaal ongeloofwaardig is (Noot: zo zie je hoe belangrijk geloofwaardigheid is. Probeer dat altijd zo uitgebreid mogelijk aannemelijk te maken). Hun verhaal is wellicht interessant in het geval u een zaak heeft waar de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet ter discussie staat maar het de vraag is of er nog wel risico is bij terugkeer.

DISSENTING OPINION OF JUDGE POWER-FORDE JOINED BY JUDGE ZUPANČIČ
This case raises an important question concerning the additional weight, if any, to be accorded to evidence of past torture in this Courts assessment[1] of any future risk that an applicant will suffer treatment that is prohibited by Article 3 of the Convention. As a general principle, a respondent States responsibility may be engaged where substantial grounds have been shown for believing that the person concerned, if deported, faces a real risk to being subjected to treatment contrary to Article 3. In such a case, Article 3 imposes an obligation not to deport the person in question to that country. (see Saadi v. Italy (dec.) GC no. 37201/06, § 125, ECHR 2008-... ). As such, the Courts focus in assessing such a risk is future orientated; but does the fact that an applicant has already been tortured in the past have any bearing upon the Courts assessment of a future risk if he or she is deported to a third country? To my mind, it does. It constitutes a factor to which particular weight should be given and it leads to a reversal of the general onus of proof in Article 3 claims (R.C. v. Sweden, no. 41827/07, § 55, 9 March 2010).

The Court in R.C. v Sweden introduced an important point of principle in its assessment of risk in respect of applicants with a personal history of having been subjected to treatment that is prohibited in absolute terms under Article 3 of the Convention. The applicant in R.C. was an Iranian national who sought asylum in Sweden and whose application was assessed and refused at national level. The evidence was that he had, probably, been tortured in the past in that his body bore scars which substantiated his claim. Being aware of reports of serious human rights violations in Iran, the Court did not find them to be of such a nature as to show that, on their own, there would be a violation of the Convention if the applicant were to be returned thereto. However, when assessing his personal situation which included a history of torture the Court articulated an important principle in stating:-

Having regard to its finding that the applicant has discharged the burden of proving that he has already been tortured, the Court considers that the onus rests with the State to dispel any doubts about the risk of his being subjected again to treatment contrary to Article 3 in the event that his expulsion proceeds. (§55) [Emphasis added]
The majority in the instant case has departed from this case law. It finds no reason to question that the applicant may have been subjected to illtreatment in the past and notes, in particular, that the forensic evaluation of the applicants injuries confirmed that they were visibly compatible with his story. However, instead of reversing the onus of proof at this point by requiring the respondent State to dispel any doubts about the risk of the applicant being subjected again to ill treatment, it reverts its focus to comparatively minor credibility issues and concludes that the onus remains with the applicant and that he has failed to make it plausible that he would face a risk of ill treatment if deported to Ethiopia. In this regard, it fails to apply the clearly established principle of the reversal of the onus of proof as articulated in R.C. v Sweden.

To my mind, this applicant has satisfied the objective and the subjective tests under Article 3. Objectively, there are independent reports of serious human rights violations in Ethiopia,[2] a fact which the majority acknowledges (§39). Subjectively, the applicants account of severe beatings with fists and truncheons, of cuts with sharp objects, of being enchained and blindfolded, of being forced to listen to others being tortured, of being forced to crawl over sharp rocks and of having his head shaved with broken glass—are corroborated in two respects. Firstly, he bears “a rather large number of scars on different parts of the body” which are consistent with the applicants statements and have been assessed as such by an expert in forensic medicine (§12). Secondly, his presentation upon independent assessment led to the conclusion that he has undergone trauma in the past and that he now suffers from post-traumatic stress disorder and depression (§ 11). This evidence, including the independent forensic evidence, has not been contradicted or rebutted by the Government. To expect of an applicant who has already been tortured to prove that he will not be tortured again if deported is, to my mind, to take a step too far. The case law is clear. In such circumstances, the onus of proof shifts to the deporting State to adduce convincing evidence that such an individual will not be subjected, once again, to such treatment.

In the light of the evidence in this case, the applicant has, to my mind, discharged the burden of proving that he has already been tortured in the past. Consequently, I adopt the position of the Court in R.C. v Sweden and consider that the onus rests with the State to dispel any doubts about the risk of being subjected again to treatment contrary to Article 3 in the event that his expulsion proceeds (R.C. v Sweden §55). This has not been done.

As to the credibility issues raised by the majority, an asylum seeker is required to make a genuine effort to substantiate his story[3]. The extensive scarring on his body and the medical/forensic evidence of two independent experts is sufficient, to my mind, to satisfy this requirement. After such an effort to substantiate has been made there may still be a lack of evidence for some of his statements. As the UNHCR Handbook on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status provides:-

[I]t is hardly possible for a refugee to “prove” every part of his case and, indeed, if this were a requirement the majority of refugees would not be recognised. It is therefore frequently necessary to give the applicant the benefit of the doubt.” [4]

Given the significant substantiation of the applicants claim of having been tortured, the credibility issues relied upon by the majority are not of sufficient weight as to warrant a departure from the principles previously articulated by this Court. The respondent State having failed to dispel any doubts about the applicants subjection to a recurrence of ill-treatment if deported to Ethiopia, I find that its obligations under Articles 2 and 3 of the Convention would be breached if it proceeds to return him to the place wherein he has been tortured.


http://hudoc.echr.coe.int/sites/eng/pages/search.aspx?i=001-114966





Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...