06 november 2009

Het interstatelijk vertrouwensbeginsel en 3 ERVM bij uitzettingen naar Italië (uitspraak ABRRvS)

LJN: BK2300, Raad van State , 200907111/1/V3

Datum uitspraak: 30-10-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Dublin-verordening / Italië / interstatelijk vertrouwensbeginsel / 3 EVRM
Voor zover de klacht van de vreemdeling ziet op het risico van schending van artikel 3 van het EVRM bij uitzetting door de Italiaanse autoriteiten, overweegt de Afdeling, mede onder verwijzing naar de beslissing van het EHRM van 2 december 2008 in zaak nr. 32733/08, K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk (hierna: de beslissing inzake K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk, JV 2009/41), dat in hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd geen grond wordt gevonden dat de staatssecretaris zich niet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft mogen beroepen. Dat in meerdere rapporten is vermeld dat de Italiaanse autoriteiten vreemdelingen kort na hun aankomst op het eiland Lampedusa naar Libië hebben uitgezet, vormt geen concrete aanwijzing dat Italië de vreemdeling, die wordt overgedragen in het kader van de Verordening, in strijd met zijn non refoulementverplichtingen zal verwijderen.
Voor zover de vreemdeling beoogd heeft te betogen dat hij bij terugkeer naar Italië het risico loopt te worden blootgesteld aan een behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM wordt overwogen dat de vreemdeling, gelet op de beslissing inzake K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk, die klacht bij de Italiaanse autoriteiten naar voren moet brengen en zonodig daarna bij het EHRM, zodat hier in beginsel geen taak is weggelegd voor de Nederlandse autoriteiten. De onder 2.3 vermelde stukken geven, nog daargelaten dat de vreemdeling een deel daarvan niet eerder heeft ingeroepen, geen grond voor het oordeel dat in Italië in het algemeen geen effectieve rechtsmiddelen tegen een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM kunnen worden aangewend. Met mogelijke toekomstige wijzigingen in wet- en regelgeving in Italië behoefde de staatssecretaris geen rekening te houden. Hetgeen de vreemdeling met betrekking tot de opvangmogelijkheden van minderjarige asielzoekers heeft gesteld noopt niet tot afwijking van evenbedoeld uitgangspunt. In dit verband wordt overwogen dat, voorzover in het rapport van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa bezorgdheid is geuit ten aanzien van in Italië verblijvende minderjarige vreemdelingen, deze voornamelijk betrekking heeft op jeugdige migranten die daar, anders dan de vreemdeling, geen asiel vragen en die intentie ook niet hebben. De verwijzing van de vreemdeling in zijn brief van 6 oktober 2009 naar de verklaring van zijn psychiater over zijn geestelijke gesteldheid geeft evenmin grond voor het oordeel dat de staatssecretaris niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen toepassing aan artikel 3, tweede lid, van de Verordening te geven. De stelling dat er in Italië niet of nauwelijks toegang is tot medische voorzieningen slaagt niet, reeds omdat niet aannemelijk is gemaakt dat aan vreemdelingen, die worden overgedragen in het kader van de Verordening, die zorg wordt onthouden.

www.rechtspraak.nl



Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...