06 november 2009

Uitspraken die de IND had moeten voorkomen omdat ze de geloofwaardigheid van justitie aantasten (rechtbanken)

LJN: BK2086, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 09/37198

Datum uitspraak: 27-10-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Wetsartikelen: 59 Vw, 447E Sr Trefwoorden: bewaring, wettelijk kader voor vragen identiteitsbewijs, venten straatkrant niet strafbaar

Inhoudsindicatie: Wetsartikelen: 59 Vw, 447E Sr Trefwoorden: bewaring, wettelijk kader voor vragen identiteitsbewijs, venten straatkrant niet strafbaar Samenvatting: Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), waaronder de uitspraak van 10 maart 2005, LJN: AT2574, moet uit het proces-verbaal terzake duidelijk blijken op grond van welk wettelijk kader een persoon wordt aangehouden en om een legitimatiebewijs wordt gevraagd. In onderhavige zaak is dat het geval, nu uit de processen-verbaal van bevindingen en aanhouding, beide van 10 oktober 2008, blijkt dat eiser is aangehouden wegens verdenking van een strafrechtelijk feit, te weten het zonder toestemming van de gemeente Zaanstad aanbieden van gedrukte stukken, waarna hem in dit kader om een legitimatiebewijs is gevraagd. Dat de verbalisanten eiser hebben ondervraagd en aangehouden naar aanleiding van een niet strafbaar feit ligt volgens vaste jurisprudentie van de AbRS (ingezet bij uitspraak van 26 juli 2001 in zaak no. 200102650/1, AB 2001, 273) niet ter toetsing aan de vreemdelingenrechter voor. Echter, gelet op het feit dat op de site van de gemeente Zaanstad (www.zaanstad.nl) staat dat sinds 1 februari 2009 een ventvergunning niet meer nodig is en dit aldus als algemeen bekend mag worden verondersteld, overweegt de rechtbank dat, onverlet het vorenstaande, in dit geval termen aanwezig zijn om de inbewaringstelling van eiser op te heffen, nu de rechtbank voldoende twijfel aanwezig acht met betrekking tot de grondslag voor het vragen naar eisers paspoort of verblijfsdocument. Deze twijfel maakt dat de belangenafweging bij inbewaringstelling, mede gelet op het ingrijpende karakter van de maatregel tot vrijheidsbeneming, in het voordeel van eiser dient uit te vallen.



N: BK2035, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 08/43808


Datum uitspraak: 28-10-2009
Datum publicatie: 04-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep is het volgende van belang. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, dient, ingeval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, het bestuursorgaan aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Er is echter geen grond voor het oordeel dat de verzending reeds aannemelijk is gemaakt indien een afschrift van de brief wordt overgelegd met daarop een juiste adressering. Er dient op enigerlei wijze aannemelijk te worden gemaakt dat de brief ook daadwerkelijk is verzonden. De rechtbank stelt vast dat het besluit, waarop een dagtekening ontbreekt, niet aangetekend is verzonden. Op het besluit is een stempel geplaatst met daarop de tekst ‘verzonden 7 november 2008’. Ook op de begeleidende brief bij het besluit is dit stempel geplaatst. Uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2008 (nr. 200707984/1) volgt dat daadwerkelijke verzending aannemelijk is gemaakt indien op de brief of het besluit een datumstempel is geplaatst en duidelijk is dat dit stempel de datum van de verzending betreft. Dit is bevestigd bij uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2009 (nr. 200901238/1). De rechtbank is evenwel van oordeel dat eiser de ontvangst van het besluit op niet ongeloofwaardige wijze heeft ontkend. Daartoe is het volgende redengevend. Eiser heeft in een aanvullend beroepschrift van 22 augustus 2009 verwezen naar een beslissing op bezwaar gericht tegen de beschikking waarbij het verzoek om afgifte van een W2-document van eiser is afgewezen. Deze beschikking dateert van 4 december 2008 en bevat onder meer een passage betreffende de procedure over de ongewenstverklaring. Daaruit blijkt dat bij beschikking van 4 december 2008, tevens is beslist op het bezwaarschrift van 31 oktober 2005 tegen het besluit tot ongewentverklaring van 5 oktober 2005. De beschikking van 4 december 2008 is door dezelfde ambtenaar getekend als de beschikking die in de onderhavige zaak voorligt. Gelet op de verwijzing in de beschikking van 4 december 2008 naar het besluit op bezwaar betreffende de ongewenstverklaring van eiser, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gerede twijfel of verweerder het bestreden besluit op 7 november 2008 heeft verzonden. Deze twijfel wordt ondersteund door de stelling van eiser dat hij het bestreden besluit op 11 december 2008 – per abuis – heeft ontvangen. Daarbij komt dat eiser, zodra hij kennis had genomen van het bestreden besluit, onmiddellijk beroep heeft ingesteld en contact heeft gelegd met verweerder. Eiser heeft zodoende voldoende geloofwaardig de ontvangst van het bestreden besluit, waarvan verweerder stelt het op 7 november 2008 te hebben verzonden, ontkend. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk.




Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...