Beantwoording vragen van het lid Spekman (PvdA) over het beëindigen van het recht op opvang van een gezin uit Azerbeidzjan (opvang aan uitgeprocedeerden)
In antwoord op uw brief van 1 september 2009 deel ik u mede dat ik de
schriftelijke vragen van het lid Spekman (PvdA) van uw Kamer over het
beëindigen van het recht op opvang van een gezin uit Azerbeidzjan, ingezonden
1 september 2009, met nummer 2009Z15430, beantwoord zoals aangegeven in
de bijlage bij deze brief.
Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op vragen van het lid
Spekman (PvdA) over het beëindigen van het recht op opvang van een
gezin uit Azerbeidzjan (ingezonden 1 september 2009; nr. 2009Z15430)
Vraag 1
Is het waar dat de opvang in de Vrijheidsbeperkende Locatie Vlagtwedde
in Ter Apel van een Azerbeidzjaanse familie die tevergeefs asiel heeft
gevraagd in Nederland op 31 augustus 2009 is beëindigd?1
Vraag 2
Wat zijn uw beweegredenen om in deze zaak de opvang van de familie,
die bestaat uit twee ouders en drie kinderen, te beëindigen?
Antwoord 1 en 2
Het gezin verblijft thans nog in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Plaatsing in
een VBL is geen opvang, maar een maatregel die de
bewegingsvrijheid beperkt om toezicht op de vreemdeling uit te kunnen
oefenen. Met de plaatsing wordt een eenduidig signaal naar de
vreemdeling afgegeven gericht op de voorbereiding van het vertrek. De
maatregel is een extra prikkel voor zelfstandig vertrek en daarmee voor het
nakomen van de wettelijke plicht die op de vreemdeling rust om Nederland te
verlaten.
Op 25 augustus 2009 is aan het desbetreffende gezin kenbaar
gemaakt dat de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vreemdelingenwet
2000 (Vw2000) op 31 augustus 2009 zou worden beëindigd. De geplande
beëindiging van de maatregel heeft vooralsnog geen doorgang gevonden. Het
besluit tot het beëindigen van de vrijheidsbeperkende maatregel is genomen na
een zorgvuldig uitgevoerd terugkeertraject dat helaas nog niet tot resultaat heeft
geleid.
Vraag 3
Is het waar dat deze familie als gevolg van het beëindigen van de opvang
geen onderdak in Nederland meer heeft? Wat zijn de alternatieven voor
deze mensen om na het beëindigen van de opvang een dak boven hun
hoofd te houden?
Antwoord 3
Het desbetreffende gezin heeft sinds 22 augustus 2008 geen recht
meer op opvangvoorzieningen. Na het beëindigen van de vrijheidsbeperkende
maatregel in de VBL zal de familie worden aangezegd Nederland zelfstandig te
verlaten.
Vraag 4
Hoe verhoudt het op straat zetten van deze familie zich tot het
bestuursakkoord inzake het vreemdelingenbeleid tussen u en de VNG van
25 mei 2007, waarin onder meer is afgesproken dat de situaties waarbij
vreemdelingen op straat worden gezet tot een minimum worden beperkt?
Vraag 5
Welke inspanningen / medewerking van vreemdelingen zonder
rechtmatig verblijf, zoals de betreffende Azerbeidzjaanse familie, worden
verwacht om hun terugkeer naar het land van herkomst te
bewerkstelligen?
Vraag 6
Op welk moment worden deze inspanningen onvoldoende bevonden en
worden de mensen uit de opvang gezet?
Antwoord vragen 4, 5 en 6
In het bestuursakkoord met VNG is afgesproken dat ernaar wordt gestreefd te
voorkomen dat vreemdelingen met rechtmatig verblijf op straat terecht komen.
Voor vreemdelingen, die geen recht – meer – op verblijf hebben, geldt dat zij het
land moeten verlaten. Vreemdelingen worden maximaal 12 weken in een VBL
geplaatst. Gedurende die periode wordt, samen met de DT&V, de terugkeer
voorbereid. Dit betekent dat er geen vreemdelingen op straat terecht hoeven te
komen.
Op vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf rust de wettelijke plicht om
Nederland te verlaten en om alles te doen wat in hun vermogen ligt om aan
deze plicht te kunnen voldoen. Indien zij niet in het bezit zijn van
reisdocumenten kan onder andere worden verwacht dat zij - eventueel via
familieleden in het land van herkomst - contacten leggen met de door hen
bezochte scholen, religieuze instellingen, voormalige werkgevers, stads- en of
regiobesturen etc. om via deze weg de door hen gestelde nationaliteit en
identiteit te bevestigen. Daarnaast kan van deze vreemdelingen worden verwacht
dat zij medewerking verlenen aan het indienen van een aanvraag bij hun
diplomatieke vertegenwoordiging ter verkrijging van een (vervangend)
reisdocument en, indien gewenst door de desbetreffende vertegenwoordiging, ook
hun medewerking verlenen aan een presentatie in persoon. Het succes van
terugkeer is dan ook mede afhankelijk van de meewerking van de vreemdeling en
de autoriteiten van het land van herkomst.
Door plaatsing in de VBL kan langer in een gecontroleerde omgeving
toezicht worden uitgeoefend en intensief worden ingezet op het vertrek van de
vreemdeling. De maximale termijn voor het opleggen van de
vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw2000 is in beginsel 12 weken.
Als na ommekomst van deze termijn het vertrek niet gerealiseerd kan worden
en er ook geen gronden aanwezig zijn voor toepassing van
vreemdelingenbewaring, zal de vreemdeling worden aangezegd Nederland
zelfstandig te verlaten.
Vraag 7
Is het reëel dat de betreffende inspanningen van de vreemdelingen
daadwerkelijk kunnen leiden tot vertrek als de Nederlandse overheid
daar zelf ook niet in slaagt? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het
desondanks op straat zetten van vreemdelingen die verder nergens heen
kunnen?
Antwoord 7
Ja. Het al dan niet slagen van de Nederlandse overheid om het (gedwongen)
vertrek van vreemdelingen te realiseren, is (mede) afhankelijk van de (mate van)
medewerking van de desbetreffende vreemdeling. Zonder de medewerking van
de vreemdeling zal het bijvoorbeeld voor de autoriteiten van het land van
herkomst niet altijd mogelijk zijn goed onderzoek te doen naar de nationaliteit en
identiteit van de vreemdeling.
Vraag 8
Mede het genoemde bestuursakkoord in aanmerking genomen, welke
inspanningen worden in dit verband precies van de Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V) verwacht om het daadwerkelijk vertrek van
uitgeprocedeerde asielzoekers te realiseren? Hoeveel, en welke, concrete
inspanningen moet de DT&V hebben verricht om te kunnen concluderen
dat maximale inspanningen zijn verricht om daadwerkelijk vertrek uit te
Nederland te realiseren, waaronder de opvang van de betreffende
vreemdelingen kan worden beëindigd?
Antwoord 8
De inspanningen van de DT&V ten behoeve van de uitvoering van het
terugkeerbeleid worden gekenmerkt door een op de vreemdeling gerichte aanpak
waarbij maatwerk centraal staat in het beoordelen van de beste
vertrekmogelijkheid en waarbij de DT&V samen met (keten-)partners, zoals
politie, IND, COA en lOM werkt aan het daadwerkelijke vertrek. Inherent aan de
werkwijze van de DT&V die wordt gekenmerkt door genoemd maatwerk, kan niet
in absolute gegevens worden aangegeven wanneer de maximale inspanning is
verricht om daadwerkelijk vertrek uit Nederland te realiseren. De conclusie dat
geen andere mogelijkheid rest dan het beëindigen van de opvang en het
beëindigen van de vrijheidsbeperkende maatregel wordt genomen na een
zorgvuldig en intensief uitgevoerd vertrektraject.
Vraag 9
Hoe kijkt u in z’n algemeenheid aan tegen het op straat zetten van
vreemdelingen? Hoe kijkt u aan tegen het op straat zetten van
vreemdelingen met kleine kinderen? Hoe valt het aan de mensen die zich
om het gezin bekommeren uit te leggen dat het gerechtvaardigd is
ouders met jonge kinderen geen minimale bestaansmiddelen te gunnen,
zoals een dak boven het hoofd?
Vraag 10
Bent u bereid voor uitgeprocedeerde asielzoekers met kinderen de
opvangmogelijkheden zo te verruimen, dat hen in elk geval te allen tijde
minimale voorzieningen kunnen worden geboden?
Bij brieven van 29 januari 2008 en 24 juni 2008 hebben de Minister van Justitie
en ik aangegeven dat wij ons zorgen maken over de positie van deze specifieke
groep. Het terugkeerbeleid omvat diverse maatregelen, die moeten voorkomen
dat mensen op straat terechtkomen. Uitgangspunt blijft echter dat vreemdelingen
die geen recht op verblijf hebben het land zullen moeten verlaten. Dat geldt ook
voor vreemdelingen met (kleine) kinderen.
De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor zijn vertrek is en blijft
uitgangspunt van het terugkeerbeleid. Medewerking van de vreemdeling, voor
zichzelf en de minderjarige kinderen, is cruciaal. Het blijvend opvang bieden aan
vreemdelingen met kleine kinderen, die hun eigen verantwoordelijkheid niet
nemen, biedt geen stimulans voor vertrek. Er zou tevens een precedentwerking
van uitgaan die niet wenselijk is.
Bron: http://www.justitie.nl/images/recht%20op%20%20opvang%20gezin%20uit%20Azerbeidzjan_17152_tcm34-230351.pdf?cp=34&cs=580
schriftelijke vragen van het lid Spekman (PvdA) van uw Kamer over het
beëindigen van het recht op opvang van een gezin uit Azerbeidzjan, ingezonden
1 september 2009, met nummer 2009Z15430, beantwoord zoals aangegeven in
de bijlage bij deze brief.
Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op vragen van het lid
Spekman (PvdA) over het beëindigen van het recht op opvang van een
gezin uit Azerbeidzjan (ingezonden 1 september 2009; nr. 2009Z15430)
Vraag 1
Is het waar dat de opvang in de Vrijheidsbeperkende Locatie Vlagtwedde
in Ter Apel van een Azerbeidzjaanse familie die tevergeefs asiel heeft
gevraagd in Nederland op 31 augustus 2009 is beëindigd?1
Vraag 2
Wat zijn uw beweegredenen om in deze zaak de opvang van de familie,
die bestaat uit twee ouders en drie kinderen, te beëindigen?
Antwoord 1 en 2
Het gezin verblijft thans nog in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Plaatsing in
een VBL is geen opvang, maar een maatregel die de
bewegingsvrijheid beperkt om toezicht op de vreemdeling uit te kunnen
oefenen. Met de plaatsing wordt een eenduidig signaal naar de
vreemdeling afgegeven gericht op de voorbereiding van het vertrek. De
maatregel is een extra prikkel voor zelfstandig vertrek en daarmee voor het
nakomen van de wettelijke plicht die op de vreemdeling rust om Nederland te
verlaten.
Op 25 augustus 2009 is aan het desbetreffende gezin kenbaar
gemaakt dat de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vreemdelingenwet
2000 (Vw2000) op 31 augustus 2009 zou worden beëindigd. De geplande
beëindiging van de maatregel heeft vooralsnog geen doorgang gevonden. Het
besluit tot het beëindigen van de vrijheidsbeperkende maatregel is genomen na
een zorgvuldig uitgevoerd terugkeertraject dat helaas nog niet tot resultaat heeft
geleid.
Vraag 3
Is het waar dat deze familie als gevolg van het beëindigen van de opvang
geen onderdak in Nederland meer heeft? Wat zijn de alternatieven voor
deze mensen om na het beëindigen van de opvang een dak boven hun
hoofd te houden?
Antwoord 3
Het desbetreffende gezin heeft sinds 22 augustus 2008 geen recht
meer op opvangvoorzieningen. Na het beëindigen van de vrijheidsbeperkende
maatregel in de VBL zal de familie worden aangezegd Nederland zelfstandig te
verlaten.
Vraag 4
Hoe verhoudt het op straat zetten van deze familie zich tot het
bestuursakkoord inzake het vreemdelingenbeleid tussen u en de VNG van
25 mei 2007, waarin onder meer is afgesproken dat de situaties waarbij
vreemdelingen op straat worden gezet tot een minimum worden beperkt?
Vraag 5
Welke inspanningen / medewerking van vreemdelingen zonder
rechtmatig verblijf, zoals de betreffende Azerbeidzjaanse familie, worden
verwacht om hun terugkeer naar het land van herkomst te
bewerkstelligen?
Vraag 6
Op welk moment worden deze inspanningen onvoldoende bevonden en
worden de mensen uit de opvang gezet?
Antwoord vragen 4, 5 en 6
In het bestuursakkoord met VNG is afgesproken dat ernaar wordt gestreefd te
voorkomen dat vreemdelingen met rechtmatig verblijf op straat terecht komen.
Voor vreemdelingen, die geen recht – meer – op verblijf hebben, geldt dat zij het
land moeten verlaten. Vreemdelingen worden maximaal 12 weken in een VBL
geplaatst. Gedurende die periode wordt, samen met de DT&V, de terugkeer
voorbereid. Dit betekent dat er geen vreemdelingen op straat terecht hoeven te
komen.
Op vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf rust de wettelijke plicht om
Nederland te verlaten en om alles te doen wat in hun vermogen ligt om aan
deze plicht te kunnen voldoen. Indien zij niet in het bezit zijn van
reisdocumenten kan onder andere worden verwacht dat zij - eventueel via
familieleden in het land van herkomst - contacten leggen met de door hen
bezochte scholen, religieuze instellingen, voormalige werkgevers, stads- en of
regiobesturen etc. om via deze weg de door hen gestelde nationaliteit en
identiteit te bevestigen. Daarnaast kan van deze vreemdelingen worden verwacht
dat zij medewerking verlenen aan het indienen van een aanvraag bij hun
diplomatieke vertegenwoordiging ter verkrijging van een (vervangend)
reisdocument en, indien gewenst door de desbetreffende vertegenwoordiging, ook
hun medewerking verlenen aan een presentatie in persoon. Het succes van
terugkeer is dan ook mede afhankelijk van de meewerking van de vreemdeling en
de autoriteiten van het land van herkomst.
Door plaatsing in de VBL kan langer in een gecontroleerde omgeving
toezicht worden uitgeoefend en intensief worden ingezet op het vertrek van de
vreemdeling. De maximale termijn voor het opleggen van de
vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw2000 is in beginsel 12 weken.
Als na ommekomst van deze termijn het vertrek niet gerealiseerd kan worden
en er ook geen gronden aanwezig zijn voor toepassing van
vreemdelingenbewaring, zal de vreemdeling worden aangezegd Nederland
zelfstandig te verlaten.
Vraag 7
Is het reëel dat de betreffende inspanningen van de vreemdelingen
daadwerkelijk kunnen leiden tot vertrek als de Nederlandse overheid
daar zelf ook niet in slaagt? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het
desondanks op straat zetten van vreemdelingen die verder nergens heen
kunnen?
Antwoord 7
Ja. Het al dan niet slagen van de Nederlandse overheid om het (gedwongen)
vertrek van vreemdelingen te realiseren, is (mede) afhankelijk van de (mate van)
medewerking van de desbetreffende vreemdeling. Zonder de medewerking van
de vreemdeling zal het bijvoorbeeld voor de autoriteiten van het land van
herkomst niet altijd mogelijk zijn goed onderzoek te doen naar de nationaliteit en
identiteit van de vreemdeling.
Vraag 8
Mede het genoemde bestuursakkoord in aanmerking genomen, welke
inspanningen worden in dit verband precies van de Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V) verwacht om het daadwerkelijk vertrek van
uitgeprocedeerde asielzoekers te realiseren? Hoeveel, en welke, concrete
inspanningen moet de DT&V hebben verricht om te kunnen concluderen
dat maximale inspanningen zijn verricht om daadwerkelijk vertrek uit te
Nederland te realiseren, waaronder de opvang van de betreffende
vreemdelingen kan worden beëindigd?
Antwoord 8
De inspanningen van de DT&V ten behoeve van de uitvoering van het
terugkeerbeleid worden gekenmerkt door een op de vreemdeling gerichte aanpak
waarbij maatwerk centraal staat in het beoordelen van de beste
vertrekmogelijkheid en waarbij de DT&V samen met (keten-)partners, zoals
politie, IND, COA en lOM werkt aan het daadwerkelijke vertrek. Inherent aan de
werkwijze van de DT&V die wordt gekenmerkt door genoemd maatwerk, kan niet
in absolute gegevens worden aangegeven wanneer de maximale inspanning is
verricht om daadwerkelijk vertrek uit Nederland te realiseren. De conclusie dat
geen andere mogelijkheid rest dan het beëindigen van de opvang en het
beëindigen van de vrijheidsbeperkende maatregel wordt genomen na een
zorgvuldig en intensief uitgevoerd vertrektraject.
Vraag 9
Hoe kijkt u in z’n algemeenheid aan tegen het op straat zetten van
vreemdelingen? Hoe kijkt u aan tegen het op straat zetten van
vreemdelingen met kleine kinderen? Hoe valt het aan de mensen die zich
om het gezin bekommeren uit te leggen dat het gerechtvaardigd is
ouders met jonge kinderen geen minimale bestaansmiddelen te gunnen,
zoals een dak boven het hoofd?
Vraag 10
Bent u bereid voor uitgeprocedeerde asielzoekers met kinderen de
opvangmogelijkheden zo te verruimen, dat hen in elk geval te allen tijde
minimale voorzieningen kunnen worden geboden?
Bij brieven van 29 januari 2008 en 24 juni 2008 hebben de Minister van Justitie
en ik aangegeven dat wij ons zorgen maken over de positie van deze specifieke
groep. Het terugkeerbeleid omvat diverse maatregelen, die moeten voorkomen
dat mensen op straat terechtkomen. Uitgangspunt blijft echter dat vreemdelingen
die geen recht op verblijf hebben het land zullen moeten verlaten. Dat geldt ook
voor vreemdelingen met (kleine) kinderen.
De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor zijn vertrek is en blijft
uitgangspunt van het terugkeerbeleid. Medewerking van de vreemdeling, voor
zichzelf en de minderjarige kinderen, is cruciaal. Het blijvend opvang bieden aan
vreemdelingen met kleine kinderen, die hun eigen verantwoordelijkheid niet
nemen, biedt geen stimulans voor vertrek. Er zou tevens een precedentwerking
van uitgaan die niet wenselijk is.
Bron: http://www.justitie.nl/images/recht%20op%20%20opvang%20gezin%20uit%20Azerbeidzjan_17152_tcm34-230351.pdf?cp=34&cs=580
Reacties