Leges moeten echt in persoon worden betaald en het kan niet door de advocaat (uitspraak)
LJN: BK9833, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Dordrecht , AWB 09/24802, AWB 09 /34583
Datum uitspraak: 10-11-2009
Datum publicatie: 19-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 volgt dat de voor de afdoening van de aanvraag verschuldigde leges door verzoeker in persoon moeten worden voldaan aan het IND-loket. Anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld, bevat het VV 2...Uit artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 volgt dat de voor de afdoening van de aanvraag verschuldigde leges door verzoeker in persoon moeten worden voldaan aan het IND-loket. Anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld, bevat het VV 2000 geen beleidsregels, maar algemeen verbindende voorschriften. Er bestaat slechts aanleiding om een algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing te laten, indien dit voorschrift in strijd is met hogere regelgeving of in de uitzonderlijke situatie waarin moet worden geoordeeld dat het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het algemeen verbindende voorschrift bekend waren of behoorden te zijn, het desbetreffende voorschrift in redelijkheid niet heeft kunnen vaststellen (vergelijk het arrest van 16 mei 1986 van de Hoge Raad; NJ 1987, 251). De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij geen regelgeving van hogere orde kan noemen waarmee artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 in strijd is. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze bepaling een wettelijke basis heeft in artikel 24, tweede lid, eerste volzin, van de Vw 2000. Het beroep van verzoeker op het beginsel dat hij zich in het verkeer met bestuursorganen mag laten bijstaan door een gemachtigde (vergelijk artikel 2:1, eerste lid, van de Awb) laat onverlet dat bij algemeen verbindend voorschrift uitzonderingen kunnen worden gemaakt op dit beginsel. Ook overigens bevat het betoog van verzoeker geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 buiten toepassing had moeten laten. Verweerder was derhalve niet gehouden verzoeker in de gelegenheid te stellen de leges door een ander te laten voldoen, zodat de hierop betrekking hebbende stelling van verzoeker wordt verworpen.
Bron: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 10-11-2009
Datum publicatie: 19-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 volgt dat de voor de afdoening van de aanvraag verschuldigde leges door verzoeker in persoon moeten worden voldaan aan het IND-loket. Anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld, bevat het VV 2...Uit artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 volgt dat de voor de afdoening van de aanvraag verschuldigde leges door verzoeker in persoon moeten worden voldaan aan het IND-loket. Anders dan de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld, bevat het VV 2000 geen beleidsregels, maar algemeen verbindende voorschriften. Er bestaat slechts aanleiding om een algemeen verbindend voorschrift buiten toepassing te laten, indien dit voorschrift in strijd is met hogere regelgeving of in de uitzonderlijke situatie waarin moet worden geoordeeld dat het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het algemeen verbindende voorschrift bekend waren of behoorden te zijn, het desbetreffende voorschrift in redelijkheid niet heeft kunnen vaststellen (vergelijk het arrest van 16 mei 1986 van de Hoge Raad; NJ 1987, 251). De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij geen regelgeving van hogere orde kan noemen waarmee artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 in strijd is. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze bepaling een wettelijke basis heeft in artikel 24, tweede lid, eerste volzin, van de Vw 2000. Het beroep van verzoeker op het beginsel dat hij zich in het verkeer met bestuursorganen mag laten bijstaan door een gemachtigde (vergelijk artikel 2:1, eerste lid, van de Awb) laat onverlet dat bij algemeen verbindend voorschrift uitzonderingen kunnen worden gemaakt op dit beginsel. Ook overigens bevat het betoog van verzoeker geen aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder artikel 3.34i, eerste lid, van het VV 2000 buiten toepassing had moeten laten. Verweerder was derhalve niet gehouden verzoeker in de gelegenheid te stellen de leges door een ander te laten voldoen, zodat de hierop betrekking hebbende stelling van verzoeker wordt verworpen.
Bron: www.rechtspraak.nl
Reacties