Gedwongen uitzetting naar Noorden van Somalie (Somaliland) mogelijk (uitspraak Raad van State)
LJN: BK9644, Raad van State , 200907748/1/V3
Datum uitspraak: 07-01-2010
Datum publicatie: 18-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De staatssecretaris heeft in eerste aanleg, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 27 augustus 2009 naar voren gebracht dat, voor zover thans van belang, van 28 juni 2009 tot 3 juli 2009 een ambtelijke missie van de DT&V een bezoek heeft gebracht aan Somaliland. Er zijn gesprekken gevoerd met het Ministerie, welke op 1 juli 2009 hebben geleid tot de ondertekening van het MoU. In de overeenkomst zijn praktische voorwaarden voor terugkeer vastgelegd. Vreemdelingen die niet beschikken over eigen documenten kunnen, na vaststelling van de identiteit en nationaliteit, op basis van een EU-staat terugkeren. Uit het MoU volgt volgens de staatssecretaris dat gedwongen terugkeer van vreemdelingen uit Somaliland te allen tijde mogelijk is en dat de terugkeer geleidelijk, humaan en in redelijke aantallen zal plaatsvinden. Daarnaast hebben de luchtvaartmaatschappijen Daallo Airlines en African Express Airways aangegeven ook bij gedwongen terugkeer op basis van het MoU vreemdelingen mee te willen nemen naar Somaliland.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 27 juli 2005 in zaak nr. 200407247/1 (www.raadvanstate.nl), ontneemt een partij door haar weigering de Afdeling toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, te verlenen, de Afdeling in zoverre de mogelijkheid de rechtmatigheid van het bestreden besluit te toetsen. In beginsel zijn de gevolgen van een dergelijke weigering voor risico van de weigerende partij. Gelet op de verklaringen van de staatssecretaris in eerste aanleg, de onbestreden overweging van de rechtbank dat gelet op de resultaten van de taalanalyse dient te worden uitgegaan van de Noord-Somalische afkomst van de vreemdeling en de omstandigheid dat de vreemdeling de Afdeling geen toestemming heeft gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, bestaat er geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting in dit geval ontbreekt.
bron: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 07-01-2010
Datum publicatie: 18-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De staatssecretaris heeft in eerste aanleg, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 27 augustus 2009 naar voren gebracht dat, voor zover thans van belang, van 28 juni 2009 tot 3 juli 2009 een ambtelijke missie van de DT&V een bezoek heeft gebracht aan Somaliland. Er zijn gesprekken gevoerd met het Ministerie, welke op 1 juli 2009 hebben geleid tot de ondertekening van het MoU. In de overeenkomst zijn praktische voorwaarden voor terugkeer vastgelegd. Vreemdelingen die niet beschikken over eigen documenten kunnen, na vaststelling van de identiteit en nationaliteit, op basis van een EU-staat terugkeren. Uit het MoU volgt volgens de staatssecretaris dat gedwongen terugkeer van vreemdelingen uit Somaliland te allen tijde mogelijk is en dat de terugkeer geleidelijk, humaan en in redelijke aantallen zal plaatsvinden. Daarnaast hebben de luchtvaartmaatschappijen Daallo Airlines en African Express Airways aangegeven ook bij gedwongen terugkeer op basis van het MoU vreemdelingen mee te willen nemen naar Somaliland.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 27 juli 2005 in zaak nr. 200407247/1 (www.raadvanstate.nl), ontneemt een partij door haar weigering de Afdeling toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, te verlenen, de Afdeling in zoverre de mogelijkheid de rechtmatigheid van het bestreden besluit te toetsen. In beginsel zijn de gevolgen van een dergelijke weigering voor risico van de weigerende partij. Gelet op de verklaringen van de staatssecretaris in eerste aanleg, de onbestreden overweging van de rechtbank dat gelet op de resultaten van de taalanalyse dient te worden uitgegaan van de Noord-Somalische afkomst van de vreemdeling en de omstandigheid dat de vreemdeling de Afdeling geen toestemming heeft gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, bestaat er geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting in dit geval ontbreekt.
bron: www.rechtspraak.nl
Reacties