Asiel Afghanistan en de ex-nunc en ex-tunc toets (uitspraak rechtbank)
LJN: BK9384,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 07/47244
Datum uitspraak: 18-12-2009
Datum publicatie: 20-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Asiel Afghanistan / verblijfsvergunning onbepaalde tijd / toetsing ex tunc en ex nunc
Verweerder is in het voornemen van 24 augustus 2007 bij de beoordeling van de vraag of eiser als vluchteling in de zin van 29, eerste lid onder a van de Vw 2000 kan worden beschouwd, ingegaan op de ambtsberichten van 2002 tot en met 31 januari 2007. Onder verwijzing naar die ambtsberichten heeft verweerder overwogen dat de situatie in Afghanistan niet zodanig is dat vreemdelingen afkomstig uit dat land zonder meer als vluchtelingen kunnen worden aangemerkt en dat eiser dus aannemelijk moet maken dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag rechtvaardigen. Echter, ten aanzien van het standpunt van verweerder ten aanzien van het realiteitsgehalte van de door eiser gestelde vrees om bij terugkeer problemen te verwachten, heeft verweerder bij de te verrichten toets naar het moment van 6 november 2001 en 21 november 2007 de door eiser genoemde stukken niet inhoudelijk betrokken. Uit de genoemde ambtsberichten leidt de rechtbank af dat gedurende de hele voor dit geding relevante periode (van juni 2001 tot oktober 2006) bepaalde ex-communisten en in sommige gevallen ook hun familieleden mogelijk risico liepen vervolgd te worden en dat de veiligheidssituatie in ieder geval tot en met april 2007 is verslechterd. In het kader van de te verrichten ex tunc toets naar het moment van verlening van de oorspronkelijke verblijfsvergunning op de d-grond van artikel 29 van de Vw 2000 (6 november 2001) en de ex nunc toets (datum van het bestreden besluit, te weten 21 november 2007) had verweerder met voornoemde ontwikkelingen rekening dienen te houden, temeer daar geloofwaardig wordt geacht dat de vader van eiser een functie bekleedde onder het regime van Najibullah. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft daarmee niet voldaan aan het vereiste van een zorgvuldige voorbereiding en voorts in strijd gehandeld met het motiveringsvereiste.
Bron: http://zoeken.rechtspraak.nl/weekoverzicht/default.aspx?results=true&datum_tussen_tm=2010-01-24&rechtsgebieddisplay=Vreemdelingen&instantietype=Rechtbanken&instantie=Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 18-12-2009
Datum publicatie: 20-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Asiel Afghanistan / verblijfsvergunning onbepaalde tijd / toetsing ex tunc en ex nunc
Verweerder is in het voornemen van 24 augustus 2007 bij de beoordeling van de vraag of eiser als vluchteling in de zin van 29, eerste lid onder a van de Vw 2000 kan worden beschouwd, ingegaan op de ambtsberichten van 2002 tot en met 31 januari 2007. Onder verwijzing naar die ambtsberichten heeft verweerder overwogen dat de situatie in Afghanistan niet zodanig is dat vreemdelingen afkomstig uit dat land zonder meer als vluchtelingen kunnen worden aangemerkt en dat eiser dus aannemelijk moet maken dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag rechtvaardigen. Echter, ten aanzien van het standpunt van verweerder ten aanzien van het realiteitsgehalte van de door eiser gestelde vrees om bij terugkeer problemen te verwachten, heeft verweerder bij de te verrichten toets naar het moment van 6 november 2001 en 21 november 2007 de door eiser genoemde stukken niet inhoudelijk betrokken. Uit de genoemde ambtsberichten leidt de rechtbank af dat gedurende de hele voor dit geding relevante periode (van juni 2001 tot oktober 2006) bepaalde ex-communisten en in sommige gevallen ook hun familieleden mogelijk risico liepen vervolgd te worden en dat de veiligheidssituatie in ieder geval tot en met april 2007 is verslechterd. In het kader van de te verrichten ex tunc toets naar het moment van verlening van de oorspronkelijke verblijfsvergunning op de d-grond van artikel 29 van de Vw 2000 (6 november 2001) en de ex nunc toets (datum van het bestreden besluit, te weten 21 november 2007) had verweerder met voornoemde ontwikkelingen rekening dienen te houden, temeer daar geloofwaardig wordt geacht dat de vader van eiser een functie bekleedde onder het regime van Najibullah. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft daarmee niet voldaan aan het vereiste van een zorgvuldige voorbereiding en voorts in strijd gehandeld met het motiveringsvereiste.
Bron: http://zoeken.rechtspraak.nl/weekoverzicht/default.aspx?results=true&datum_tussen_tm=2010-01-24&rechtsgebieddisplay=Vreemdelingen&instantietype=Rechtbanken&instantie=Rechtbank 's-Gravenhage
Reacties