Geen procesvertegenwoordiging door staat bij internationale kinderontvoering
De ministerraad heeft er op voorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie mee ingestemd de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering af te schaffen. Als de wetswijziging in werking treedt, zal de Nederlandse Staat niet langer procederen tegen Nederlandse burgers als er sprake is van internationale kinderontvoering.
In de huidige situatie treedt de Centrale autoriteit (het onderdeel van het ministerie van Justitie dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980) op als procesvertegenwoordiger namens de buitenlandse partner wanneer een kind door de Nederlandse partner naar Nederland is ontvoerd. In de nieuwe situatie zal de Centrale autoriteit de buitenlandse partner doorverwijzen naar een advocaat, zodat deze het geschil aan de rechter kan voorleggen. Overigens zal de Centrale autoriteit er eerst op wijzen dat het in het belang van het kind is dat ouders zelf tot een schikking komen en zal worden doorverwezen naar een mediator.
Met het wetsvoorstel wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van Nederlandse ouders die betrokken waren in teruggeleidingszaken. Hun kritiek richt zich op het feit dat de Centrale autoriteit niet alleen een procesvertegenwoordigende taak heeft, maar ook de verplichting heeft om alle passende maatregelen te nemen om te verzekeren dat het kind vrijwillig wordt teruggegeven of een schikking in der minne wordt bereikt. Dit kan leiden tot verwarring en wantrouwen bij de ouder die het kind (ongeoorloofd) heeft overgebracht of achterhoudt. Daarnaast is het bezwaar geuit dat het feit dat de Centrale autoriteit de verzoekende ouder in rechte vertegenwoordigt, in strijd kan komen met de gelijkwaardigheid van procespartijen. Invoering van het wetsvoorstel betekent dat de uitvoeringspraktijk in Nederland voortaan overeenkomt met de situatie in andere landen die partij zijn bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag.
Andere elementen in het wetsvoorstel zijn de concentratie van rechtspraak in teruggeleidingszaken, het beperken van de mogelijkheid tot het instellen van cassatieberoep tegen teruggeleidingsbeslissingen tot cassatie in het belang der wet en de verlening van de bevoegdheid aan de rechter om te beslissen dat de tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank tot teruggeleiding wordt geschorst door het hiertegen instellen van hoger beroep.
Met de concentratie van kinderontvoeringszaken bij de rechtbank ’s-Gravenhage en het gerechtshof ’s‑Gravenhage wordt opbouw van expertise en bundeling van kennis en contacten beoogd. Dit komt de snelheid en de kwaliteit van de rechtspraak ten goede. De beperking van het cassatieberoep is erop gericht de teruggeleidingsprocedure te bespoedigen zodat de vóór de kinderontvoering bestaande situatie zo snel mogelijk wordt hersteld. Met de verlening van de bevoegdheid aan de rechter om te beslissen dat de tenuitvoerlegging van het besluit tot teruggeleiding wordt geschorst tot na het hoger beroep, wordt de reeds bestaande praktijk geformaliseerd waarin de rechter zijn uitspraak zo inricht dat de terugkeer van een minderjarige plaatsvindt na een eventueel hoger beroep in Nederland.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Bron: http://www.justitie.nl/actueel/persberichten/archief-2010/100122geen-procesvertegenwoordiging-door-staat-bij-internationale-kinderontvoering.aspx?cp=34&cs=579
In de huidige situatie treedt de Centrale autoriteit (het onderdeel van het ministerie van Justitie dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980) op als procesvertegenwoordiger namens de buitenlandse partner wanneer een kind door de Nederlandse partner naar Nederland is ontvoerd. In de nieuwe situatie zal de Centrale autoriteit de buitenlandse partner doorverwijzen naar een advocaat, zodat deze het geschil aan de rechter kan voorleggen. Overigens zal de Centrale autoriteit er eerst op wijzen dat het in het belang van het kind is dat ouders zelf tot een schikking komen en zal worden doorverwezen naar een mediator.
Met het wetsvoorstel wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van Nederlandse ouders die betrokken waren in teruggeleidingszaken. Hun kritiek richt zich op het feit dat de Centrale autoriteit niet alleen een procesvertegenwoordigende taak heeft, maar ook de verplichting heeft om alle passende maatregelen te nemen om te verzekeren dat het kind vrijwillig wordt teruggegeven of een schikking in der minne wordt bereikt. Dit kan leiden tot verwarring en wantrouwen bij de ouder die het kind (ongeoorloofd) heeft overgebracht of achterhoudt. Daarnaast is het bezwaar geuit dat het feit dat de Centrale autoriteit de verzoekende ouder in rechte vertegenwoordigt, in strijd kan komen met de gelijkwaardigheid van procespartijen. Invoering van het wetsvoorstel betekent dat de uitvoeringspraktijk in Nederland voortaan overeenkomt met de situatie in andere landen die partij zijn bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag.
Andere elementen in het wetsvoorstel zijn de concentratie van rechtspraak in teruggeleidingszaken, het beperken van de mogelijkheid tot het instellen van cassatieberoep tegen teruggeleidingsbeslissingen tot cassatie in het belang der wet en de verlening van de bevoegdheid aan de rechter om te beslissen dat de tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank tot teruggeleiding wordt geschorst door het hiertegen instellen van hoger beroep.
Met de concentratie van kinderontvoeringszaken bij de rechtbank ’s-Gravenhage en het gerechtshof ’s‑Gravenhage wordt opbouw van expertise en bundeling van kennis en contacten beoogd. Dit komt de snelheid en de kwaliteit van de rechtspraak ten goede. De beperking van het cassatieberoep is erop gericht de teruggeleidingsprocedure te bespoedigen zodat de vóór de kinderontvoering bestaande situatie zo snel mogelijk wordt hersteld. Met de verlening van de bevoegdheid aan de rechter om te beslissen dat de tenuitvoerlegging van het besluit tot teruggeleiding wordt geschorst tot na het hoger beroep, wordt de reeds bestaande praktijk geformaliseerd waarin de rechter zijn uitspraak zo inricht dat de terugkeer van een minderjarige plaatsvindt na een eventueel hoger beroep in Nederland.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Bron: http://www.justitie.nl/actueel/persberichten/archief-2010/100122geen-procesvertegenwoordiging-door-staat-bij-internationale-kinderontvoering.aspx?cp=34&cs=579
Reacties