Geert Wilders staat voor niets met zijn vrijheid
Ik heb niets tegen moslims. Ik heb een probleem met de islam en de islamisering van ons land, omdat de islam haaks op vrijheid staat. Aldus motiveerde het PVV-Kamerlid Wilders deze week voor de rechtbank in Amsterdam zijn ’soms harde, maar nooit onbesuisde’ woorden over de godsdienst die, met naar schatting 800.000 aanhangers, in betrekkelijk korte tijd de tweede religie van ons land is geworden. De verklaring doet denken aan de protestantse agitatie tegen het besluit van het eerste kabinet-Thorbecke het herstel van de katholieke kerkprovincie toe te staan.
De protestanten vreesden dat de erkenning van een kerk waarvan het opperhoofd in Rome zetelde ’rampen en onheilen voor de toekomst des vaderlands’ tot gevolg zouden hebben. Thorbecke wees er evenwel op dat het besluit een uitvloeisel was van de zojuist in de Grondwet van 1848 verankerde vrijheid van godsdienst. De houding van Thorbecke mag nog altijd als een staaltje van politieke moed en consistent liberaal denken worden beschouwd, zeker gezien de heftige uitingen van anti-papisme die het besluit losmaakte en het kabinet uiteindelijk de kop kostten.
Nu noemt Wilders zich geen liberaal meer, sinds hij in 2004 uit de VVD trad. Hij afficheert zich wel nadrukkelijk als een strijder voor de vrijheid van meningsuiting. Met enig succes. Ook buiten zijn aanhang zijn er blijkens onderzoeken mensen die hem als zodanig zien, de tegenstrijdigheid voor lief nemend of negerend dat hij een grote bevolkingsgroep beperkingen in haar geloofsvrijheid wil opleggen.
Ondanks de vrijheid van godsdienst die Thorbecke als een van de maximen van de democratische rechtsstaat vastlegde, zijn er altijd liberalen geweest die burgers, voor hun eigen bestwil, wilden bevrijden van godsdienst. Net als Bolkestein en Hirsi Ali behoorde Wilders in de VVD tot deze stroming, die meent dat de mens pas werkelijk vrij is als de laatste koning is opgehangen aan de ingewanden van de laatste priester – het ni Dieu, ni maître van de Franse Revolutie.
In de Nederlandse politiek heeft deze opvatting diepe sporen getrokken die, zoals uit het heftige islamdebat blijkt, tot op de dag van vandaag doorwerken. De vraag is of Wilders na zijn vertrek uit de VVD nog altijd vanuit het bevrijdingsliberalisme opereert, dat Bolkestein begin jaren negentig nieuw leven inblies. Veel meer lijkt het erop dat hij de angst voor de islam als vehikel voor machtsvorming hanteert. Hij heeft niets tegen moslims, zei hij tegen de rechters. Maar hij heeft ook niets goeds met ze voor.
De islamvijandigheid die hij exploiteert staat inhoudelijk dan ook los van de religievijandigheid die de niet-christelijke partijen meer of minder koesteren. Het is, welbeschouwd, een vorm van politiek nihilisme die met veel verbaal geweld wordt uitgedragen. Illustratief was dat Wilders zich voor de rechtbank beriep op Thomas Jefferson, een van de stichters van de Verenigde Staten en de derde president van het land. Dat beroep was misplaatst. Jefferson stond als deïst (God rust, de rede regeert) weliswaar sympathiek tegenover de Franse revolutie, maar hij was een van de meest overtuigde voorvechters en vormgevers van de godsdienstvrijheid in zijn land.
Voor zover er een politieke verbinding is tussen Wilders en de andere seculiere partijen is het dat zij de tegenstelling tussen vrijheid en religie in stand houden. Dat is een groot verschil met Amerika, waar het belijden, praktiseren en uitdragen van een geloof nauw verbonden is met het vrijheidsbegrip, dat Jefferson en de zijnen destijds in de constitutie tot uiting brachten. Sterker nog, de natie is ruim twee eeuwen geleden ontstaan uit de hunkering van Europeanen zonder bemoeienis of onderdrukking van de staat hun religie te belijden.
De scheiding van kerk en staat, waarop Wilders en ook de liberaal Rutte zich dikwijls beroepen om religieuze uitingen uit de publieke ruimte terug te dringen, is in de Amerika juist een voorwaarde voor de vrijheid van godsdienst. Die scheiding was dan ook niet een uitvinding van Jefferson en de andere stichters die door de Verlichting waren gegrepen, maar ook de uitdrukkelijke wens van de kerkleiders in die dagen. Wilders en Rutte doorzien gewoon niet de paradox dat manifestatie van religie in de publieke ruimte of in het politieke debat juist voluit mogelijk is door de scheiding tussen kerk en staat.
De tegenstelling tussen vrijheid en religie, die de niet-christelijke partijen bewust of onbewust in stand houden, is ook in die zin misleidend dat in het thans overwegend seculiere Nederland niet de ongelovigen maar juist de gelovigen in het verdomhoekje zitten.
Zo morrelen de seculiere partijen opzichtig aan de vrijheid van burgers hun eigen scholen te stichten en in te richten, wordt de SGP vanwege haar afwijkende standpunt over de gelijkheid tussen man en vrouw juridisch en politiek in het nauw gedreven en zitten de moslims bij elke terreuraanslag of poging daartoe in het beklaagdenbankje.
Het gekakel van Wilders over vrijheid is dan ook niet meer dan het is. Maar hij kan er voorlopig mee vooruit, zo lijkt het. Ook het anti-papisme, dat in 1853 zo hevig oplaaide, heeft een lang leven gekend in de Nederlandse politiek. De SGP is er de laatste politieke uitdrukking van, al hebben de mannenbroeders Rome als vijand ingeruild voor de islam. Onder het al bijna effectieve aanvoerderschap van Kees van der Staaij wordt dat bijna met de dag manifester. Zo ontstaat het wonderlijke beeld dat de mannenbroeders hun bedreigde vrijheid gebruiken om de vrijheid van een andere minderheidsgroep te beknotten. Om met Wilders te spreken: het moet niet gekker worden.
Dit artikel staat op de website van Trouw en kunt u hier vinden: http://www.trouw.nl/opinie/columnisten/goslinga/article2970024.ece/Geert_Wilders_staat_voor_niets_met_zijn_vrijheid_.html
De protestanten vreesden dat de erkenning van een kerk waarvan het opperhoofd in Rome zetelde ’rampen en onheilen voor de toekomst des vaderlands’ tot gevolg zouden hebben. Thorbecke wees er evenwel op dat het besluit een uitvloeisel was van de zojuist in de Grondwet van 1848 verankerde vrijheid van godsdienst. De houding van Thorbecke mag nog altijd als een staaltje van politieke moed en consistent liberaal denken worden beschouwd, zeker gezien de heftige uitingen van anti-papisme die het besluit losmaakte en het kabinet uiteindelijk de kop kostten.
Nu noemt Wilders zich geen liberaal meer, sinds hij in 2004 uit de VVD trad. Hij afficheert zich wel nadrukkelijk als een strijder voor de vrijheid van meningsuiting. Met enig succes. Ook buiten zijn aanhang zijn er blijkens onderzoeken mensen die hem als zodanig zien, de tegenstrijdigheid voor lief nemend of negerend dat hij een grote bevolkingsgroep beperkingen in haar geloofsvrijheid wil opleggen.
Ondanks de vrijheid van godsdienst die Thorbecke als een van de maximen van de democratische rechtsstaat vastlegde, zijn er altijd liberalen geweest die burgers, voor hun eigen bestwil, wilden bevrijden van godsdienst. Net als Bolkestein en Hirsi Ali behoorde Wilders in de VVD tot deze stroming, die meent dat de mens pas werkelijk vrij is als de laatste koning is opgehangen aan de ingewanden van de laatste priester – het ni Dieu, ni maître van de Franse Revolutie.
In de Nederlandse politiek heeft deze opvatting diepe sporen getrokken die, zoals uit het heftige islamdebat blijkt, tot op de dag van vandaag doorwerken. De vraag is of Wilders na zijn vertrek uit de VVD nog altijd vanuit het bevrijdingsliberalisme opereert, dat Bolkestein begin jaren negentig nieuw leven inblies. Veel meer lijkt het erop dat hij de angst voor de islam als vehikel voor machtsvorming hanteert. Hij heeft niets tegen moslims, zei hij tegen de rechters. Maar hij heeft ook niets goeds met ze voor.
De islamvijandigheid die hij exploiteert staat inhoudelijk dan ook los van de religievijandigheid die de niet-christelijke partijen meer of minder koesteren. Het is, welbeschouwd, een vorm van politiek nihilisme die met veel verbaal geweld wordt uitgedragen. Illustratief was dat Wilders zich voor de rechtbank beriep op Thomas Jefferson, een van de stichters van de Verenigde Staten en de derde president van het land. Dat beroep was misplaatst. Jefferson stond als deïst (God rust, de rede regeert) weliswaar sympathiek tegenover de Franse revolutie, maar hij was een van de meest overtuigde voorvechters en vormgevers van de godsdienstvrijheid in zijn land.
Voor zover er een politieke verbinding is tussen Wilders en de andere seculiere partijen is het dat zij de tegenstelling tussen vrijheid en religie in stand houden. Dat is een groot verschil met Amerika, waar het belijden, praktiseren en uitdragen van een geloof nauw verbonden is met het vrijheidsbegrip, dat Jefferson en de zijnen destijds in de constitutie tot uiting brachten. Sterker nog, de natie is ruim twee eeuwen geleden ontstaan uit de hunkering van Europeanen zonder bemoeienis of onderdrukking van de staat hun religie te belijden.
De scheiding van kerk en staat, waarop Wilders en ook de liberaal Rutte zich dikwijls beroepen om religieuze uitingen uit de publieke ruimte terug te dringen, is in de Amerika juist een voorwaarde voor de vrijheid van godsdienst. Die scheiding was dan ook niet een uitvinding van Jefferson en de andere stichters die door de Verlichting waren gegrepen, maar ook de uitdrukkelijke wens van de kerkleiders in die dagen. Wilders en Rutte doorzien gewoon niet de paradox dat manifestatie van religie in de publieke ruimte of in het politieke debat juist voluit mogelijk is door de scheiding tussen kerk en staat.
De tegenstelling tussen vrijheid en religie, die de niet-christelijke partijen bewust of onbewust in stand houden, is ook in die zin misleidend dat in het thans overwegend seculiere Nederland niet de ongelovigen maar juist de gelovigen in het verdomhoekje zitten.
Zo morrelen de seculiere partijen opzichtig aan de vrijheid van burgers hun eigen scholen te stichten en in te richten, wordt de SGP vanwege haar afwijkende standpunt over de gelijkheid tussen man en vrouw juridisch en politiek in het nauw gedreven en zitten de moslims bij elke terreuraanslag of poging daartoe in het beklaagdenbankje.
Het gekakel van Wilders over vrijheid is dan ook niet meer dan het is. Maar hij kan er voorlopig mee vooruit, zo lijkt het. Ook het anti-papisme, dat in 1853 zo hevig oplaaide, heeft een lang leven gekend in de Nederlandse politiek. De SGP is er de laatste politieke uitdrukking van, al hebben de mannenbroeders Rome als vijand ingeruild voor de islam. Onder het al bijna effectieve aanvoerderschap van Kees van der Staaij wordt dat bijna met de dag manifester. Zo ontstaat het wonderlijke beeld dat de mannenbroeders hun bedreigde vrijheid gebruiken om de vrijheid van een andere minderheidsgroep te beknotten. Om met Wilders te spreken: het moet niet gekker worden.
Dit artikel staat op de website van Trouw en kunt u hier vinden: http://www.trouw.nl/opinie/columnisten/goslinga/article2970024.ece/Geert_Wilders_staat_voor_niets_met_zijn_vrijheid_.html
Reacties