28 maart 2011

UWV gaat dossiers tewerkstellingsvergunningen opnieuw bekijken

Het UWV gaat de dossiers voor aanvragen van tewerkstellingsvergunningen waarvan de startdatum van het werk is verstreken opnieuw bekijken. Dat is de uitkomst van de gesprekken die LTO met het UWV gevoerd heeft. Voorzover er in deze groep sprake is van een voorgenomen weigering en er afdoende antwoorden zijn gekomen op gestelde vragen inzake de wervingsactiviteiten, is er de verwachting dat er afgifte van een tewerkstellingsvergunning onder voorwaarde zal zijn binnen een aantal dagen. Onder voorwaarde betekent op dit moment in de meeste gevallen dat men voor een periode van maximaal 3 maanden een tewerkstellingsvergunning krijgt toegekend.

Er is veel (Europees) aanbod op de arbeidsmarkt en dat is voor het UWV het argument om aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen (TWV) strenger te toetsen. Slechts in hoge uitzonderingsgevallen, bij een uiterste wervingsinspanning is er een TWV denkbaar. Het kabinet kijkt kritischer naar tewerkstelling van buitenlandse werknemers.

Extra wervingsinspanningen
Belangrijk blijft het om tijdens de procedure actief in te steken op wervingsactiviteiten, ook als het dossier al naar het UWV is gestuurd. Ben er dus van bewust dat het voortaan anders moet. Het stappenplan voldoet niet meer volgens het UWV. Extra wervingsinspanningen zijn daarom van belang.

bron: LTO Seizoenarbeid, 25/03/11

Bron: http://www.agriholland.nl/

Law Blogs
Law blog

Raad van State over 24 uurs termijn, openbare orde en Kadzoev-arrest in het kader van de Terugkeerrichtlijn

LJN: BP9284, Raad van State , 201100555/1/V3

Datum uitspraak: 21-03-2011
Datum publicatie: 28-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Onder het besluit tot ongewenstverklaring van 16 december 2010 staat onder "Rechtsgevolgen van deze beschikking", voor zover thans van belang, het volgende:
"De ongewenstverklaring heeft tot gevolg dat betrokkene na bekendmaking van de beschikking geen rechtmatig verblijf in Nederland kan hebben. Betrokkene dient Nederland onmiddellijk – binnen 24 uur – te verlaten en kan daartoe worden uitgezet."
Uit deze bewoordingen moet worden afgeleid dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk dient te verlaten en daartoe ook kan worden uitgezet en dat hiermee geen termijn voor zelfstandig vertrek is gegund. De toevoeging "binnen 24 uur" bevestigt slechts dat het vertrek uit Nederland onmiddellijk dient plaats te vinden. Echter in dit geval kan de vreemdeling niet worden tegengeworpen dat hij zich niet aan zijn vertrektermijn heeft gehouden, nu hij onmiddellijk nadat het besluit tot ongewenstverklaring aan hem is uitgereikt in bewaring is gesteld.
In artikel 3, zevende lid, van de richtlijn is, anders dan de minister betoogt, onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk bepaald dat het 'risico op onderduiken' moet zijn gebaseerd op objectieve, in wetgeving vastgelegde criteria.
Omdat zoals uit artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht volgt, een beleidsregel geen wettelijk voorschrift is, is de regeling in de Vc 2000 van de criteria, op grond waarvan een vermoeden van onttrekking aan de uitzetting mag worden aangenomen, niet in overeenstemming met het door artikel 3, zevende lid, van de richtlijn vereiste niveau van regulering.
De Afdeling is echter van oordeel dat artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 – voor zover nodig – richtlijnconform kan worden uitgelegd in die zin dat, zolang niet aan artikel 3, zevende lid, is voldaan, een maatregel van bewaring alleen mag worden opgelegd indien de betrokken vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
De Afdeling ziet, anders dan de minister, onvoldoende grond om punt 70 van het arrest-Kadzoev zo te lezen, dat deze overweging slechts ziet op de vraag of een vreemdeling na het verstrijken van de maximumtermijn onder bepaalde omstandigheden in bewaring kan worden gehouden. De bewoordingen van deze overweging gaan heel algemeen over de mogelijkheid om een vreemdeling 'in bewaring te stellen'. Dit betekent dat artikel 15, eerste lid, van de richtlijn – en mitsdien ook artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 – in die gevallen waarin een vreemdeling binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt aldus moet worden uitgelegd, dat aspecten van openbare orde niet aan een maatregel van bewaring ten grondslag mogen worden gelegd ter bescherming van de openbare orde dan wel de openbare veiligheid als zodanig.
De minister kan evenwel worden gevolgd in zijn betoog dat aspecten van openbare orde niettemin aan een maatregel van bewaring ten grondslag mogen worden gelegd, indien hieruit kan worden afgeleid dat risico op onderduiken bestaat of dat de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
De Afdeling is van oordeel dat de minister aldus in het onderhavige geval ten onrechte heeft volstaan met het vermelden van de hiervoor weergegeven omstandigheden en het daaraan verbinden van door hem als algemeen geldend beschouwde conclusies. Mede gelet op hetgeen het Hof in het arrest-Kadzoev ten aanzien van de hier bedoelde omstandigheden heeft overwogen had de minister concreet moeten toelichten dat uit de genoemde omstandigheden kan worden afgeleid dat en op welke wijze de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Daarbij duidt de tekst van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de richtlijn op een handelen dan wel nalaten door de te verwijderen vreemdeling zelf dat rechtstreeks verband houdt met de voorbereiding van de terugkeer dan wel de verwijderingsprocedure.

bron: rechtspraak.nl


Law Blogs
Law blog

Van de rechtbank en de Raad van State moet je het maar hebben (uitspraak)

Onderstaande uitspraak lezen blijken er twee dingen:
1) De rechtbank doet ondanks afspraken uitspraak zonder de vreemdeling zijn zegje te laten doen terwijl de advocaat keurig heeft aangegeven niet te kunnen;
2) De Raad van State gispt de rechtbank maar doet er wel zelf 9!!! maanden over om tot een uitspraak te komen.
Maar ja misschien was de asielzoeker maar wat blij dat zijn procedure zo nog een tijd werd gerekt.
En misschien moet de advocaat eens gaan rekenen of nu niet de hele procedure te lang heeft geduurd volgens de jurisprudentie van het EHRM en zijn client schadevergoeding kan vragen.


LJN: BP9301, Raad van State , 201007245/1/V2 Print uitspraak


Datum uitspraak: 17-03-2011
Datum publicatie: 28-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Het faxbericht van de gemachtigde van de vreemdeling van 6 april 2010 dient, ook al is daarbij niet uitdrukkelijk verzocht om een andere datum, gezien de bewoordingen daarvan en de daarbij verstrekte gegevens te worden aangemerkt als een verzoek om uitstel als bedoeld in de door de rechtbank bij brief van 2 april 2010 verzonden uitnodiging. Door uitspraak te doen zonder dit verzoek in te willigen, terwijl het tijdig was ingediend, heeft de rechtbank in strijd met het bepaalde in de procesregeling gehandeld. De vreemdeling is derhalve ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om zijn beroep ter zitting bij de rechtbank nader toe te lichten.




Uitspraak

201007245/1/V2.
Datum uitspraak: 17 maart 2011

RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 1 juli 2010 in zaak nr. 10/471 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister van Justitie.


1. Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 1 juli 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 juli 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.


2. Overwegingen

2.1. De vreemdeling klaagt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op 11 mei 2010 ter zitting heeft behandeld, nu hij per brief van 6 april 2010 heeft verzocht om uitstel van de zitting wegens verhindering.

2.1.1. Ingevolge artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht worden partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
Volgens artikel 16, vijfde lid, van de Procesregeling bestuursrecht 2008 (hierna: de procesregeling) stelt de rechtbank, tenzij de datum van behandeling al na overleg met partijen is bepaald, met vermelding hiervan in de uitnodiging of oproeping, partijen bij de eerste uitnodiging of oproeping voor de zitting in de gelegenheid gedurende één week na verzending van die uitnodiging of oproeping wegens verhindering om een andere datum te verzoeken, onder vermelding van verhinderdata in de periode van zes weken na de geagendeerde zittingsdatum. In dat geval willigt de rechtbank een verzoek om verdaging steeds in.

2.1.2. Bij brief van 2 april 2010 heeft de rechtbank de vreemdeling uitgenodigd om bij de behandeling van zijn beroep op 11 mei 2010 aanwezig te zijn en te kennen gegeven dat met een eerste verzoek om uitstel dat binnen één week schriftelijk wordt ingediend onder vermelding van de verhinderdata, wordt ingestemd. Bij faxbericht van 6 april 2010 heeft de gemachtigde van de vreemdeling de rechtbank meegedeeld dat hij op 11 mei 2010 is verhinderd, zijn verhinderdagen te kennen gegeven en verzocht een zittingstijd van tevoren te overleggen en daarbij vermeld dat zijn verhindering het beroep betreft van de vreemdeling, onder vermelding van diens personalia. Dit faxbericht is volgens de door de vreemdeling overgelegde kopie van het faxbericht op 6 april 2010 om 11.38 uur met goed resultaat verzonden naar het op de uitnodiging vermelde faxnummer. In de door de vreemdeling bij de nadere stukken overgelegde brief van de rechtbank van 9 februari 2011 deelt de rechtbank mee op 6 april 2010 inderdaad een faxbericht van de vreemdeling te hebben ontvangen, maar dat de inhoud van dit faxbericht niet kan worden achterhaald en dat dat faxbericht geruime tijd na het tijdstip van verzending is ontvangen. In de nadere stukken stelt de vreemdeling in reactie op deze mededeling dat de geruime tijd tussen het tijdstip van verzending en dat van ontvangst is gelegen in de omstandigheid dat zijn faxapparaat nog was ingesteld op wintertijd, terwijl de zomertijd reeds was ingegaan. Gelet op het feit dat uit de door de rechtbank aan de vreemdeling overgelegde activiteitenoverzichten van haar faxapparaat blijkt dat het tijdstip van ontvangst van het faxbericht strookt met de verklaring van de vreemdeling dat zijn faxapparaat op wintertijd is ingesteld, dient te worden aangenomen dat het faxbericht van 6 april 2010 daadwerkelijk door de rechtbank is ontvangen.

2.1.3. Het faxbericht van de gemachtigde van de vreemdeling van 6 april 2010 dient, ook al is daarbij niet uitdrukkelijk verzocht om een andere datum, gezien de bewoordingen daarvan en de daarbij verstrekte gegevens te worden aangemerkt als een verzoek om uitstel als bedoeld in de door de rechtbank bij brief van 2 april 2010 verzonden uitnodiging. Door uitspraak te doen zonder dit verzoek in te willigen, terwijl het tijdig was ingediend, heeft de rechtbank in strijd met het bepaalde in de procesregeling gehandeld. De vreemdeling is derhalve ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om zijn beroep ter zitting bij de rechtbank nader toe te lichten. De grief slaagt.

2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen de vreemdeling voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

2.3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 1 juli 2010 in zaak nr. 10/471;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.


Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van staat.


w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Bossmann
ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2011

314-638.
Verzonden: 17 maart 2011

Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser


Law Blogs
Law blog

OUCH!!! Dit oogt als een grote fout van een advocaat (uitspraak raad van State)

LJN: BP9303, Raad van State , 201101576/1/V2

Datum uitspraak: 18-03-2011
Datum publicatie: 28-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: In de brief van 31 januari 2011 heeft de gemachtigde van de vreemdeling medegedeeld dat de intrekking van het op 24 januari 2011 ingestelde hoger beroep op een misverstand berust, nu bij het nemen van de beslissing daartoe niet is onderkend dat de informatie die aan die beslissing ten grondslag lag, betrekking had op een andere persoon dan de vreemdeling.
Deze omstandigheid is aan de vreemdeling toe te rekenen en levert derhalve geen situatie van dwaling, als hiervoor bedoeld, op. Hieruit volgt dat de intrekking niet ongedaan kan worden gemaakt.
Voor zover de brief van 31 januari 2011 moet worden aangemerkt als een nieuw hoger beroep gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 december 2010, geldt dat het niet tijdig is ingesteld, nu ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de termijn daarvoor op 24 januari 2011 is geëindigd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.

Bron: rechtspraak.nl

Op de website van de Raad van State is de uitspraak nog niet gepubliceerd dus kan er nog niet worden gekeken naar de onderliggende stukken. En wie verantwoordelijk was.


Law Blogs
Law blog

VACATURE: jurist bij de Raad van State

PFZ-2011/01 Jurist

De directie Bestuursrechtspraak ondersteunt de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak bij hun werk als hoogste algemene bestuursrechter. De directie is georganiseerd in vier Kamers: Ruimtelijke Ordening, Milieu, Algemeen Hoger Beroep en Hoger Beroep in Vreemdelingenzaken.

De directie Bestuursrechtspraak heeft een aantal vacatures voor de functie van:

Jurist (m/v)
(36,00 uur per week)

Het gaat om een functie voor de duur van twee jaar. Bij goed functioneren is na één jaar zicht op een vaste aanstelling.

Functie-inhoud

Je beoordeelt en analyseert bestuursrechtelijke geschillen, onder andere aan de hand van jurisprudentie;
Je bereidt conceptuitspraken voor;
Je neemt als adviseur deel aan beraadslagingen in de raadkamer;
Je werkt de beslissingen van de raadkamer uit in uitspraken.
Functie-eisen

Je hebt een juridische academische opleiding afgerond;
Je beschikt over een goed analytisch vermogen, kunt logisch redeneren en goed hoofd- en bijzaken scheiden;
Je hebt uitstekende redactionele vaardigheden;
Je hebt een flexibele instelling, bent communicatief en kunt goed zelfstandig én in teamverband werken.

Salaris en overige arbeidsvoorwaarden
Aan deze functie is in beginsel een salaris verbonden van maximaal € 3.852,13 bruto per maand (schaal 10 BBRA 1984) met een doorgroeimogelijkheid naar schaal 12 (maximaal € 4.964,76 bruto per maand). Daarnaast ontvang je 8% vakantietoeslag en een dertiende maand. De Raad van State biedt goede secundaire arbeidsvoorwaarden zoals een openbaarvervoerkaart voor woon-werkverkeer en de mogelijkheid om een deel van je arbeidsvoorwaarden zelf samen te stellen. Aanstelling vindt plaats op basis van artikel 6, lid 2, onder c, ARAR.

Informatie en sollicitatie
Voor meer informatie over de functie kun je contact opnemen met:

Mw. mr. R.A. de Wit
Adjunct-directeur Bestuursrechtspraak
Telefoon: 070 - 426 4164 (niet op vrijdag bereikbaar)
E-mail: werken@raadvanstate.nl
Je schriftelijke sollicitatie, voorzien van c.v. en cijferlijst, kun je tot uiterlijk 1 juli 2011 richten aan:

Raad van State
Mw. mr. R.A. de Wit
Adjunct-directeur Bestuursrechtspraak
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
Je kunt ook per e-mail solliciteren. Je sollicitatie met c.v. en cijferlijst kun je sturen naar: werken@raadvanstate.nl

Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.


Bron: http://www.raadvanstate.nl/werkenbij/vacatures/vacatureoverzicht/vacature/?job_id=55

Law Blogs
Law blog

Behandeling hoger beroep minister Leers in zaak Sahar

Op woensdag 30 maart behandelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van minister Leers tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak 'Sahar'. De minister weigerde in november 2010 Sahar en haar familie een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Het Afghaanse gezin kwam eerder tegen die weigering in beroep bij de rechtbank in Den Bosch. Die oordeelde in januari 2011 dat Sahar zo is ingeburgerd in Nederland dat zij niet meer kan wennen aan het leven in de Afghaanse maatschappij. De rechtbank vond dat de minister beter had moeten motiveren waarom Sahar zich in Afghanistan aan de leefwijze in dat land zou kunnen aanpassen. De minister komt tegen die uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hij wil duidelijkheid krijgen over de vraag of verwestering van een Afghaans meisje door langdurig verblijf in Nederland reden moet zijn om hier te blijven. Dat Sahar en haar familie al lang in Nederland zijn, is namelijk het gevolg van herhaaldelijk procederen, zo stelt Leers.

De zaak met zaaknummer 201101392/1 wordt op 30 maart 2011 om 10.00 uur op zitting behandeld door de staatsraden Lubberdink, Parkins-de Vin en Van der Spoel. De zitting vindt plaats in het hoofdpand van de Raad van State aan het Lange Voorhout 3 in Den Haag. Naar verwachting zal de uitspraak van de Raad van State in juni volgen

Bron: http://www.raadvanstate.nl/agenda/nieuws/nieuwsbericht/?news_id=136


Law Blogs
Law blog

Terugkeer tip (uit de Vluchtelingenwerk group op Linkedin)

Claudia Biegel • Een aantal organisaties waaronder Pharos participeert in de Stichting Duurzame Terugkeer: www.duurzameterugkeer.nl
Deze stichting bevordert samenwerking tussen organisaties zodat ze samen diensten aanbieden aan (ex-) asielzoekers met als doel dat zij zoveel mogelijk zelfstandig stappen ondernemen voor een veilige en perspectiefvolle terugkeer en een duurzame herintegratie in land van herkomst.
Binnenkort verschijnt bij Pharos de methodiek ontwikkeld voor begeleiding bij terugkeer. Hoe de website in de gaten: www.pharos.nl




Law Blogs
Law blog

Staatloze asielzoeker kan niet terug naar huis in New York

Igor Skrijevski (r.) en Galina Skrijevskaia hebben drie woningen in de Verenigde Staten, maar leven noodgedwongen in een kleine kamer van een asielzoekerscentrum in Apeldoorn.
Ze verblijven in een asielzoekerscentrum, maar zijn niet uit op een verblijfsvergunning. Integendeel, Igor en Galina willen „naar huis.” Naar de Verenigde Staten, waar ze woningen hebben in New York, Ohio en Pennsylvania. Zestien jaar leefden en werkten ze daar, totdat ze in 2007 als staatloze burgers het land werden uitgezet.

Twee bedden, een kast, een tafel en twee stoelen. Die vullen de kleine kamer van Igor Skrijevski (48) en Galina Skrijevskaia (46) in het asielzoekerscentrum (azc) aan het Wilhelminapark in Apeldoorn. Op tafel ligt een vuistdikke stapel papier, onderdeel van het dossier van de ‘asielzoekers’ dat moet aantonen dat hun verhaal geen fictie maar werkelijkheid is.

Drie uur lang voert Igor vrijwel onafgebroken het woord. Zijn vrouw, zittend op bed, luistert mee en geeft soms een aanvulling. Of zoekt op verzoek van Igor een document op om zijn relaas te illustreren. Haar eigen boodschap is samengevat in een zinnetje dat ze deze middag wel vijf keer uitspreekt: „We want to go home.”

Communisme

De wortels van het tweetal liggen in Donetsk, een stad in het oosten van het huidige Oekraïne, indertijd onderdeel van de Sovjet-Unie. Tijdens zijn studie geneeskunde in Moskou ontmoet Igor studenten uit andere landen en groeit zijn weerzin tegen het Russische regime.

„Het uitgangspunt van het communisme was gelijkheid tussen mensen, maar het had zich ontwikkeld tot een dictatoriaal systeem dat bepaalde waar mensen woonden, welk werk ze deden, hoe ze zich kleedden en vooral hoe ze moesten denken.”

Als vicepresident van een internationale studentenvereniging moet Igor in de jaren tachtig de geheime dienst KGB regelmatig informeren over het leven en denken van buitenlanders op de campus. Hij verschaft met tegenzin de gewenste informatie over zijn „vrienden” uit landen als Syrië, Pakistan en Polen. „Als ik niet meewerkte, kon ik mijn opleiding niet afmaken.”

Ernstig gewond

In 1984 trouwen Igor en Galina. Hij vindt na zijn studie werk in een medische kliniek. Opnieuw staat de KGB op de stoep, nu om van hem te vernemen van welke Russen hij weet dat ze het land willen verlaten. Hij beantwoordt de vraag niet. De geheime dienst is „niet blij”, maar lijkt hem met rust te laten. In 1989 heeft er echter een incident plaats dat Igor toeschrijft aan zijn kritische houding ten opzichte van de KGB.

Hij herinnert zich dat hij op een zomeravond op weg is naar een adres waar zijn vrouw ook is. Vanuit de verte ziet Galina dat er in het park rond het flatgebouw drie mensen in politie-uniform een man schoppen die op de stoep ligt en daarna wegrennen. Even later treft ze haar man ernstig gewond aan.

Igor zelf kan zich de gebeurtenis niet herinneren, maar weet dat hij op een dag zijn ogen opendoet in een ziekenhuis. Hij blijkt twee weken in coma te hebben gelegen, enkele ribben te hebben gebroken en bijna blind te zijn aan zijn rechteroog.

Vlucht naar VS

De medicus concludeert dat de KGB het op hem heeft gemunt en besluit de Sovjet-Unie te verlaten. „Bij een volgende keer zou mijn vrouw of ik om het leven kunnen komen.” Galina vlucht in december 1990 naar de Verenigde Staten, Igor volgt in mei 1991. „In de nadagen van het communisme was het geen groot probleem om met een toeristenvisum te vertrekken.”

In de VS vragen ze politiek asiel aan. Ze krijgen al snel een werkvergunning. Galina start een kledingatelier in Brooklyn, New York. Mede vanwege de handicap aan zijn oog slaagt Igor er niet in een baan te vinden als arts. Hij is enige tijd docent op een Russisch college en gaat uiteindelijk aan de slag als handelaar op de beurs in New York.

Financieel gaat het hun voor de wind. Het echtpaar koopt in 1997 eerst een huis in Seven Hills (Ohio), een jaar later een tweede woning in Brooklyn, New York. „Het ene staat nu leeg, in het andere woont de zoon van onze buren. Sinds 2002 hebben we voor vakanties een derde huis in Hunlock Creek, een rustig dorp in Pennsylvania.”

Op hun aanvraag voor politiek asiel horen Igor en Galina de eerste vijf jaar niets. Dan lijken ze in aanmerking te komen voor een speciale regeling voor vluchtelingen uit de Sovjet-Unie die in 1991 in Amerika zijn gekomen. Uiteindelijk worden ze echter aangemerkt als burgers van Oekraïne, dat sinds augustus 1991 onafhankelijk is. Het echtpaar krijgt te verstaan dat het de VS moet verlaten, maar hoort daar vervolgens lange tijd niets meer van.

Ongeldige documenten

Eind november 2006 worden Igor en Galina in Brooklyn van hun bed gelicht en in een „gevangenis voor immigranten” in New Jersey ondergebracht. Ze geven aan dat ze niet naar Oekraïne kunnen, omdat ze het land hebben verlaten voordat het zelfstandig werd en er niet als burgers staan ingeschreven. Toch zetten de Amerikaanse autoriteiten hen in mei 2007 op het vliegtuig, om via Amsterdam naar Kiev te reizen. „We kregen ongeldige documenten mee. Onze naam stond erop, maar een Oekraïens identiteitsnummer ontbrak.”

Met niet meer dan 20 dollar op zak stappen ze in Kiev uit het vliegtuig. „Het was een shock. Dit was ons land niet.” Ze verblijven enige tijd bij familieleden, met wie ze vanuit Amerika sporadisch telefonisch contact hadden. „Omdat we geen geldige verblijfspapieren hadden, konden we niets. We hadden geen inkomen en mochten niet werken. Zelf een treinkaartje kopen was onmogelijk, want daarvoor moet je een identiteitskaart laten zien.”

De autoriteiten stellen vast dat Igor en Galina geen Oekraïense burgers zijn en dat hun papieren ongeldig zijn. Omdat de twee via Amsterdam naar Kiev zijn gekomen, worden ze op het vliegtuig naar Schiphol gezet. Doorreizen naar Amerika blijkt onmogelijk omdat dit land hen niet accepteert, waarna ze in Nederland in een asielprocedure belanden. Na verloop van tijd raken ze uitgeprocedeerd, worden in oktober 2009 opnieuw op het vliegtuig naar Kiev gezet en voor de tweede keer door de Oekraïense autoriteiten teruggestuurd naar Nederland.

Onzekerheid

Periodes van dakloosheid, een verblijf in azc’s en vreemdelingendetentie wisselen elkaar sindsdien af. Het Oekraïense consulaat in Den Haag bevestigt nog eens dat Igor en Galina geen burgers van Oekraïne zijn en terug moeten naar de VS, maar dat land komen ze niet in.

Een herhaalde asielaanvraag in Nederland loopt vooralsnog op niets uit. Afgelopen februari onderschrijft de rechtbank in Haarlem de uitspraak van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND): Igor en Galina moeten het land uit.

Hun advocaat gaat tegen de uitspraak in beroep bij de Raad van State. Daarmee breekt voor het echtpaar een nieuwe periode van onzekerheid aan. Soms vliegt de moedeloosheid hen naar de keel, maar wat kunnen ze anders doen dan afwachten?

„We willen één ding: terug naar de Verenigde Staten. We zijn hier niet gekomen voor een beter leven, vragen niet om een verblijfsvergunning en willen niet als parasieten van de Nederlandse belastingbetaler leven”, zegt Igor. Galina schenkt koffie in en knikt instemmend: „We want to go home.”



--------------------------------------------------------------------------------


Staatlozenverdrag

Staatlozen zijn mensen die geen nationaliteit hebben. Ze worden door geen enkele staat als onderdaan beschouwd. Volgens de Verenigde Naties waren er eind 2009 6,6 miljoen staatlozen in zestig landen geïdentificeerd. Het werkelijke aantal zou aanzienlijk hoger liggen.

In Nederland heeft stichting Inlia, die zich inzet voor asielzoekers in nood, meer dan eens met staatlozen te maken. Het gaat vooral om Palestijnen, Koerden en mensen die afkomstig zijn uit de voormalige Sovjet-Unie, zegt directeur John van Tilborg. Hij wijst op het Staatlozenverdrag van de Verenigde Naties. „Doel daarvan is dat de ondertekenaars daarvan, waaronder Nederland, zich ervoor inspannen staatloosheid zo veel mogelijk op te heffen omdat ieder mens het recht heeft bij een land te horen.”

In de praktijk functioneert het verdrag volgens Van Tilborg moeizaam. „Uit angst voor een aanzuigende werking laat Nederland staatlozen niet snel toe. Ik heb het meegemaakt dat een staatloze asielzoeker die behoorde tot de Biharistam werd uitgezet naar Bangladesh, daar niet werd toegelaten en weer naar Nederland kwam. Waarop Nederland bleef volhouden dat de man wél naar Bangladesh kon, hoewel de ambassade ter plekke dat nota bene ontkende. Het duurt vaak jaren voordat er een oplossing komt voor dergelijke situaties.”

Het lastige is volgens Van Tilborg dat staatloze asielzoekers zelf moeten aantonen dat ze alles in het werk hebben gesteld om terug te keren naar het land van herkomst, maar daar niet worden toegelaten. „Dat is vaak heel moeilijk te bewijzen, bijvoorbeeld omdat sommige landen nooit antwoord geven op verzoeken om toelating.”

Staatlozen die het Nederlanderschap willen verkrijgen, moeten aan diverse voorwaarden voldoen, legt woordvoerster Vera Hoogendoorn van het ministerie van Binnenlandse Zaken uit. „De snelste en eenvoudigste manier is het afleggen van een optieverklaring. Een staatloze dient daarvoor minimaal een onafgebroken periode van drie jaar in het bezit te zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook moet hij drie jaar of langer onafgebroken zijn hoofdverblijf in Nederland hebben gehad.”

De procedures die staatlozen moeten doorlopen, duren soms vele jaren. Dat kan volgens Hoogendoorn komen doordat de verblijfsprocedure die aan de aanvraag van het Nederlanderschap voorafgaat, veel tijd in beslag neemt. Ook wijst ze erop dat de staatloze zelf moet aantonen dat hij daadwerkelijk staatloos is. „Dat kan een langdurig proces zijn.”



--------------------------------------------------------------------------------


Hij houdt zich ruim twintig jaar bezig met vreemdelingenzaken, maar kreeg niet eerder te maken met een situatie als die van Igor Skrijevski en Galina Skrijevskaia. Vijf vragen aan advocaat mr. J. Singh van Roest Singh Advocaten in Hoofddorp.

Wat was uw eerste reactie toen u deze zaak op uw bord kreeg?

„In oktober 2009 heb ik dit ingewikkelde dossier van een collega overgenomen. Het is een unieke zaak. Deze mensen zitten hier tegen wil en dank en smeken of ze terug mogen naar Amerika, maar dat kan niet. Intussen zit Nederland met hen in de maag.”

Hoe beoordeelt u de rol van de VS, die hen hebben uitgezet terwijl ze al zestien jaar in dat land woonden en werkten?

„Met hun uitzetting uit Amerika is de ellende begonnen. Blijkbaar waren ze daar uitgeprocedeerd. Ik ken het Amerikaanse rechtssysteem onvoldoende om die beslissing te beoordelen. Wel is het erg vreemd dat ze, zoals achteraf bleek, met ongeldige documenten zijn uitgezet. Als een uitzetting formeel niet mogelijk was, hadden de Amerikaanse autoriteiten hun verblijf in de VS mijns inziens moeten gedogen.”

Is het mogelijk dat Oekraïne hen ooit als burgers zal erkennen? Ze zijn tenslotte op het grondgebied van dat land geboren.

„Ze zijn er geboren, maar hebben dat gebied verlaten voor het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Binnen een aantal jaren nadat Oekraïne zelfstandig was geworden, hadden ze het Oekraïense burgerschap kunnen claimen. Zij zaten toen in de VS en hebben dat niet gedaan. Daarmee is hun recht op het burgerschap van Oekraïne vervallen. Na hun uitzetting heeft de rechter in dat land duidelijk uitgesproken dat zij niet als staatsburgers worden erkend en niet worden toegelaten. Daartegen is geen beroep mogelijk.”

Welke mogelijkheden ziet u om uit de impasse te komen?

„Nederland kan er niet omheen dat deze mensen juridisch gezien ons land niet kunnen verlaten. Ze willen weg, maar kunnen niet weg. Als de Raad van State het deze maand ingediende beroep tegen de afwijzing van hun asielaanvraag ongegrond verklaart, starten we meteen een procedure voor een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldcriterium, omdat ze buiten eigen schuld hier niet weg kunnen. Nederland erkent dat de VS hen niet accepteert en oefent klaarblijkelijk geen druk op dat land uit om hen toch weer toe te laten.”

Stel dat ze uiteindelijk in Nederland mogen blijven, dan moeten ze vanaf de grond een nieuw bestaan opbouwen, terwijl ze in Amerika werk en woningen hadden.

„Op dit moment zie ik geen andere oplossing. Als ze hier eenmaal een verblijfsvergunning hebben, kunnen ze opnieuw proberen terug te keren naar de VS. Misschien dat dat land anders zal reageren als ze een verblijfsstatus in een Europees land hebben.”

Bron: http://www.refdag.nl/achtergrond/mens/staatloze_asielzoeker_kan_niet_terug_naar_huis_in_new_york_1_540737


Law Blogs
Law blog

Kader Abdolah: Ik moet schrijvend mijn vlucht goedmaken

Kader Abdolah is een on-Nederlandse schrijver. „Ik kus dit boek”, riep hij uit bij de presentatie van het Boekenweekgeschenk, dit jaar door hem geschreven. ”De kraai” is het verhaal van zijn eigen leven – maar het leest als een modern sprookje.

Abdolah neemt zichzelf, de literatuur, de politiek en de rest van de wereld serieuzer dan welke Nederlandse schrijver ook. Hij houdt niet van ironisch geneuzel, en hij is niet bang voor grote woorden. Traditie! Geloof! Politiek! Idealen! Met uitroeptekens.

Hij leest Multatuli, en Gorter, en Hermans – terwijl hijzelf toch eerder in de verhalen van Duizend-en-een-nacht geworteld is. Met zijn hele hart hangt hij nog altijd aan zijn afkomst uit Iran en de traditie die hij daar heeft meegekregen. Maar sinds hij op z’n 33e in Nederland terechtkwam, is het hem gelukt om in de poldergrond wortel te schieten.

„Ik ben zo gelukkig dat ik in mijn jeugd de waarden van islam, christendom en jodendom heb meegekregen. In ons huis bevinden zich zowel vertalingen van de Thora als de Bijbel als de Koran. Ik denk dat deze drie grote boeken de fundamenten van onze huidige identiteit vormen. Het is nodig dat jongeren ze bestuderen, want onze wortels liggen diep in die traditie.”

%3Cscript%20language%3D%22JavaScript%22%20src%3D%22http%3A//ad.nl.doubleclick.net/adj/refdag.dqa.nl/mens%3Bsz%3D300x250%2C336x280%3Btile%3D2%3Bord%3D686608300338775%3F%22%20type%3D%22text/javascript%22%3E%3C/script%3E
Toen Abdolah vorig jaar de vraag kreeg om het Boekenweekgeschenk 2011 te schrijven, was hij druk bezig aan een andere roman. „Diep in m’n hart zei ik nee tegen het Boekenweekgeschenk. Of liever, de personages uit mijn boek deden dat. De koning, de vrouwen, de vizier, om het hardst riepen ze: Nee! Maar wat het leven je biedt, moet je volgen. Dus heb ik eerbiedig ja gezegd. Ja tegen het leven.”

Vandaar dat naast ”De kraai” –vanaf woensdag gratis verkrijgbaar bij een aankoop in de boekhandel– vandaag ook zijn nieuwe roman verschijnt: ”De koning”.

”De koning” is opgedragen aan de nagedachtenis van twee Perzische viziers.

„De ene was mijn betovergrootvader, de andere was de zoon van de kok. Mijn betovergrootvader zag die jongen bij de deur staan toen hij zijn kinderen Franse les gaf, en haalde hem naar binnen om mee te doen met de les. Later werd de zoon van de kok zijn opvolger. Die twee viziers zijn de personen om wie dit boek draait.”

Waarom een historische roman?

„Ik wilde het verhaal van mijn betovergrootvader vertellen, maar ik wist niet hoe het verder zou gaan. Ik weet nog dat ik naar buiten stond te kijken, en dat mijn dochter vroeg: „Waarom sta je daar achter het raam, heb je niks te doen?”

„Ik weet niet wat ik krijg”, zei ik, „maar ik ben zo benieuwd!”

En toen ik me in die geschiedenis begon te verdiepen, verschenen ineens de telegrafen, het licht, de spoorlijnen, de koning, de vrouwen, Rusland, Engeland, Frankrijk, de industriële revolutie. Het grote conflict tussen traditie en vernieuwing.”

Dat maakt het een hoogst actueel boek.

„Het is een verhaal dat zich honderd jaar geleden afspeelt, maar het zou vandaag kunnen zijn.”

Hoe kijkt u, in het licht daarvan, naar het nieuws?

„Jongeren weten niet wat er vroeger gebeurd is. Ze zijn bezig met de digitale revolutie van dit moment, en met alle veranderingen in de wereldpolitiek. Maar als je je in de geschiedenis verdiept, lijkt het alsof er niets veranderd is. Dezelfde mensen, dezelfde taferelen. Ook in de periode die ik in mijn boek beschrijf, kwamen mensen al in opstand tegen de dictatuur. Soms kan ik niet geloven dat nu nog steeds dezelfde dingen plaatsvinden als toen.”

Hoe belangrijk is uw betovergrootvader de vizier voor uw eigen identiteit?

„Iemand die mij niet kent, zal zeggen dat in ”De koning” niets van mijzelf terug te vinden is. Toch is dit is een van de meest autobiografische boeken van Kader Abdolah, al staat er over zijn persoon geen woord in.

Nadat mijn betovergrootvader door de sjah vermoord werd, kwam er uit onze familie niemand meer aan de macht. De vrouw en kinderen van de vizier vluchtten naar het bergland, en hun nakomelingen waren heel gewone mensen. Toch hing er altijd een verhaal boven de familie: Er was eens een man, een vizier, in ons voorgeslacht...”

Die behalve politicus ook schrijver was.

„In onze familie is altijd iemand door het leven met het schrijftalent vereerd. In Iran heb ik nooit onderzoek kunnen doen naar mijn voorgeslacht, maar hier, in de Koninklijke Bibliotheek, worden archieven bewaard van 500 jaar Hollands-Perzische betrekkingen. Daar heb ik wel vijf, zes belangrijke mensen uit mijn voorgeslacht teruggevonden, die in de loop van de geschiedenis actief zijn geweest als politicus of als kroniekschrijver.”

Daarom wilde u ook schrijver worden?

„Het verhaal van de vizier begon in mij als een tak te bloeien. Nu pas merk ik hoe belangrijk zo’n verhaal voor de ontwikkeling van de identiteit en de dromen van een kind kan zijn. Het idee was: er moet nóg een keer zo’n man in onze familie opstaan. Ik heb de kans niet gehad om premier te worden, maar het schrijverschap heb ik bereikt. Ik heb geprobeerd de droom van mijn familie te realiseren.”

Maar in een taal die oorspronkelijk de uwe niet is.

„Ergens is dat pijnlijk, want ik wilde graag in de rij van de grote Perzische namen staan. Daar kwam bij dat mijn vader doofstom was – ook daarom wilde ik het vaderland niet verlaten. Maar door mijn politieke activiteiten liep ik zo veel risico dat ik uiteindelijk moest vluchten. Ik kwam in Turkije terecht en was absoluut niet van plan naar het Westen te gaan. Ik wilde naar Moskou. Maar het lot heeft het anders bepaald. Ik kwam in Nederland terecht.”

Waarom Nederland?

„Als vluchteling was je aangewezen op mensensmokkelaars. Voor 10.000 dollar kon je naar Amerika, voor 7000 naar Parijs of Londen. Als je geen geld had, kon je naar Nederland.”

U bent een schoolvoorbeeld van integratie geworden.

„Ik was 33 jaar, mijn karakter was gevormd door de bijzondere, oude traditie die ik van huis uit meegekregen heb. De Nederlandse culturele wind kon mij niet aan het sidderen krijgen. Mijn oude boom was in staat die wind op te vangen en om te zetten in iets nieuws. Voor jongeren is dat moeilijker.”

Maar uw droom leek voorbij.

„Het leek erop of het nooit meer kon. Maar het leven biedt altijd nieuwe mogelijkheden. De eerste dag in het opvangcentrum ben ik meteen begonnen in het Nederlands te schrijven. Tenminste, ik probeerde het. Ik haalde de boeken van grote Nederlandse schrijvers in huis, al was ik niet in staat ze te lezen. Ik wilde tussen die mannen gaan staan. En het is me gelukt om mijn droom in nieuwe grond te laten groeien. Mijn werk wordt gelezen, het is inmiddels al in 26 talen vertaald. Ik ben halverwege.”

Halverwege? Is dat nog niet mooi genoeg?

„Ik wil zó bekend worden dat niemand nog om mijn werk heen kan. Vooral de ayatollahs niet. Ik moet zó groot worden dat ik met mijn Nederlandse boeken kan teruggaan naar het vaderland en staan waar de grote Perzische mannen gestaan hebben.”

Zo’n onverhuld streven naar grootsheid kom je in Nederland weinig tegen.

„Het komt niet voort uit arrogantie. Het komt doordat ik een enorm schuldgevoel heb ten opzichte van kameraden die gevangenzitten of begraven zijn. Ten opzichte van de Iraanse schrijvers ook. Ze zijn getalenteerd, maar ze kunnen of mogen niet schrijven wat ze willen. Ze hebben geen tijd, geen rust, geen veiligheid, geen geld. Dat heb ik allemaal wél. Ik moet mijn vlucht goedmaken met nog meer boeken, nog grotere boeken. Anders heeft mijn leven geen zin, mijn vlucht geen betekenis.”

Bent u ooit tevreden met wat u wél bereikt hebt?

„Het leven geeft ruimte aan hen die nog meer ruimte willen. Als ik zeg dat ik genoeg gedaan heb, is dat bijna een belediging ten opzichte van het leven.”

Botst dat niet met de traditionele islam waarin u bent opgevoed?

„Juist niet. Religie heeft mijn leven vormgegeven. Islam klinkt tegenwoordig vies, gevaarlijk en politiek betrokken. Maar diezelfde religie heeft mij via mijn familie gevormd. Ik heb geleerd respect te hebben voor het leven, waarde te hechten aan discipline en aan traditie en continuïteit.”

Maar u bent zelf geen traditionele moslim.

„Ik praktiseer het geloof niet op de manier waarop mijn vader dat deed. Ik heb het ook niet over kerk of moskee, alleen over geloof. Ik denk: het is geen geluk of ongeluk dat we er zijn, we leven in een mysterie. De mens heeft altijd geprobeerd om dichter bij dat geheim te komen. Mozes heeft een poging gedaan, Jezus heeft een poging gedaan, Mohammed heeft een poging gedaan. Allemaal mét een Boek om het geheim uit te leggen.”

Die boeken zeggen niet allemaal hetzelfde.

„Ik zie de drie boeken als drie oude juwelen. Je kunt ze bestuderen, ervan genieten, een poging doen de mensen van toen te begrijpen. Maar je moet ze nooit als wetboek gebruiken, dan creëer je een gewelddadige samenleving. Dat geldt zowel voor de Thora als voor de Bijbel als voor de Koran.”

Maar er is verschil tussen wat Jezus zegt over geweld, en wat Mohammed zegt.

„Jezus zegt: Praat zachtjes, bied je vijand de andere wang aan. En Mohammed zegt: Sla dubbel terug. Toch zie ik nog steeds twee mannen voor me die eenzelfde droom hebben. Alleen is hun aanpak verschillend.

Wat mij betreft gaat het vooral om de vraag wat de volgelingen van Jezus en Mohammed met hun woorden doen. Ik lees de Koran als een bundeling van liefde. Maar iemand anders leest de Koran als een oproep tot geweld.

De Koran bevat veel geweld én veel poëzie. De grote Perzische dichters hebben de schoonheid van dat boek gepakt en het geweld aan de kant gezet. De taliban doen het omgekeerde. Zoals je op televisie de meest verschillende dingen kunt bekijken: nieuws, romantiek, porno, geweld. Het hangt van jou af welk programma je kiest.”

Binnen die postmoderne lezing van de tekst past ook uw hervertelling van de Koran?

„Traditionele moslims zullen vinden dat dat niet mag, de tekst aantasten. Ik verheerlijk Mohammed niet, ik maak hem niet heilig, ik wil hem als mens uitleggen.”

U kiest voor de literaire benadering.

„Historie is niet in staat om ons verder te helpen. De feiten blijven altijd als zware loodblokken aan de enkels van de mensheid hangen. Maar de literatuur is er om ons te bevrijden van kilometers harde waarheid en werkelijkheid, om voorrang te geven aan het leven.”

Sprookjes zijn voor u dus belangrijker dan geschiedschrijving?

„Het gaat om de waarheid die de mens nodig heeft. Die zie ik eerder terug in sprookjes dan in historische verhalen. Literatuur heeft de bijzondere taak en functie om het leven te verwerken en ruimte te geven. Om met knippen, plakken, liegen en fantaseren de waarheid met alle kracht te laten zien.

Als we willen weten wat er in de 19e eeuw gebeurd is, moeten we kilometers archiefstukken lezen, en we zullen nooit precies weten hoe het écht was.

Maar neem Multatuli met zijn ”Max Havelaar”, of ”De aardappeleters” van Van Gogh. Kunstenaars laten ons de zwaarte van de gebeurtenissen proeven, maar creëren daarna leven en ruimte. Uit de pijn en het verdriet ontstaat schoonheid. Dat is de taak van de kunst.”



--------------------------------------------------------------------------------


Levensloop Kader Abdolah

Kader Abdolah is het pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani (Arak, 1954). Hij studeerde natuurkunde aan de universiteit van Teheran en sloot zich aan bij een linkse partij die zich verzette tegen het bewind van de sjah en later van de ayatollahs. In 1985 vluchtte hij uit Iran, sinds 1988 woont hij in Nederland. In 1993 debuteerde hij in het Nederlands met ”De adelaars”. Sindsdien verwierf hij roem als schrijver met nóg zestien romans en verhalenbundels, waaronder ”Spijkerschrift” en ”Het huis van de moskee”. Hij schreef dit jaar het Boekenweekgeschenk: ”De kraai”. Abdolah is getrouwd en heeft twee dochters.


Bron: http://www.refdag.nl/achtergrond/mens/kader_abdolah_ik_moet_schrijvend_mijn_vlucht_goedmaken_1_539157


Law Blogs
Law blog

24 maart 2011

Vertrekmoratorium Zuid- en Centraal-Somalië

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2011
In mijn brief van 13 januari jl.1 heb ik u gemeld dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (verder te noemen: het Hof) een voorlopige maatregel heeft opgelegd in twee Somalische zaken. Hierdoor ben ik genoodzaakt de uitzetting van Somaliërs afkomstig uit Zuid- of Centraal-Somalië op te schorten tot het Hof uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. Ik heb aangegeven dat bezien wordt welke consequenties deze voorlopige maatregelen hebben voor de hier te lande verblijvende Somalische vreemdelingen. Met deze brief informeer ik u hierover.
Ik stel een vertrekmoratorium in voor de duur van een jaar voor Somaliërs afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië die niet in Noord-Somalië kunnen verblijven. Dit houdt in dat uitgeprocedeerde asielzoekers behorende tot deze groep niet worden verplicht Nederland te verlaten. Aan hen wordt opvang geboden. Er is geen sprake van categoriaal beschermingsbeleid en de toelating wordt nog steeds individueel beoordeeld. Uitgezonderd van het vertrekmoratorium worden, volgens staand beleid, vreemdelingen van wie de asielaanvraag op niet-inhoudelijke gronden is afgewezen, die de mogelijkheid hebben te vertrekken naar een derde land, die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid en vreemdelingen die aantoonbaar uit Nederland zijn vertrokken na hun asielaanvraag. Voor hen zal, gezien de aard en inhoud van de voorlopige maatregel uitzetting naar Zuid-en Centraal-Somalië overigens niet aan de orde zijn. Met dit vertrekmoratorium geef ik een formele invulling aan mijn verplichting voortvloeiend uit de maatregel van het Hof.
Wanneer ik daartoe eerder aanleiding zie, zal ik u nader informeren over mijn beleid ten aanzien van Somalië.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers

Bron: officielebekendmakingen.nl

Voordelen van dit systeem in plaats van Categoriale Bescherming:
1)Hopelijk minder aanzuigende werking omdat mensensmokkelaars geen verblijfsvergunning kunnen garanderen;
2)Meer duidelijkheid voor de asielzoeker. Niet een verblijfsvergunning en een huis ingericht door de Sociale Dienst en een inburgeringcursus en wellicht zelfs een baan en dan toch terug moeten.




Law Blogs
Law blog

VACATURES bij Vluchtelingenwerk (3)

Het Landelijk Bureau van VluchtelingenWerk in Amsterdam zoekt stagiair(e)s voor de eenheid Asielprocedure voor minimaal 16 uur per week voor het samenvatten van jurisprudentie en voor dossieronderzoek
http://www.vluchtelingenwerk.nl/pdf-bibliotheek/Vacature_stagiair_e__Asielprocedure_-_maart_2011.pdf

VluchtelingenWerk WOBB zoekt een coördinator voor locatie 's-Hertogenbosch (m/v)
min-max overeenkomst van 20 uur tot 28 uur
tijdelijk t/m 31 december 2011
reageren vóór 28 maart
http://www.vluchtelingenwerk.nl/betaalde-medewerkers/vluchtelingenwerk-wobb-zoekt-coordinator.php


VluchtelingenWerk Midden-Nederland zoekt werkbegeleider
16 uur per week
training en begeleiding van de vrijwilligers en stagiaires
op verschillende locaties (Dronten, Luttelgeest, Almere, Amersfoort)
reageren vóór 14 maart
http://www.vluchtelingenwerk.nl/pdf-bibliotheek/VW_Midden-Nederland_zoekt_werkbegeleider_-_16_uur_-_reageren_vr_14_maart.pdf





Law Blogs
Law blog

23 maart 2011

Zambrano-arrest maakt tongen los in Europa (overzicht reacties)

(Irish) Judge calls on State to consider ruling


A HIGH Court judge has said a judicial conference should be convened to discuss the implications of a European court ruling this week that could herald a “new era” for cases involving the parents of Irish citizen children.


Judge John Cooke also urged the Government to take a formal position on the Zambrano judgment as soon as possible to provide clarity on a large number of judicial reviews involving the parents of Irish citizen children.


The European Court of Justice ruled on Tuesday that the non-European Union parents of an EU citizen child must be allowed to live and work in that EU state, where a refusal to do so would deprive the child of the enjoyment of the rights of citizenship.


The landmark ruling appears to call into question the Government’s policy of deporting scores of parents of Irish citizen children over the past five years. Twenty Irish citizen children have been forced to leave the country over the past five years following the deportation of their parents. More than 100 judicial reviews seeking leave to appeal against deportation on the basis of being the parent of an Irish citizen child are pending in the High Court.


In a hearing involving a Nigerian father of two Irish citizen children, who is seeking leave to appeal a deportation order, Mr Cooke said yesterday the ruling would need to be discussed by all judges dealing with asylum and the president of the High Court.


He said it is “highly likely” that an Irish case or cases would have to go to the European Court of Justice to provide additional clarity on the specific rights of the parents of Irish citizen children.

“One has just begun to consider the implications of Zambrano and there are a number of matters that may require clarification,” he said.


He adjourned the hearing to allow the State to consider the ruling. The hearing involved a Nigerian father of two Irish citizen children, who argued the decision to deport him was “irrational and unlawful” because it relied on the assumption his family could migrate to Nigeria with him to preserve the unit of the family.



Counsel for the applicant told Judge Cooke the Zambrano case was directly applicable to his client’s case. Counsel for the State said his instructions were to apply to adjourn the matter as the Zambrano judgment would have to be looked at at a high level within the Department of Justice.


Judge Cooke, who is one of the main judges hearing asylum cases in the High Court, said the Zambrano judgment was very significant and it would be wholly unreasonable not to allow the State time to consider the ruling. He said the sooner the State took a formal position on the ruling the better.


He said clarification may be required from the European court over when exactly the rights to residency in an EU state came into force. He said many of the cases pending in the High Court originated before article 20 of the EU treaties came into force with the Lisbon Treaty and questioned whether these would be covered by the Zambrano judgment.


He said the European court may have to clarify whether the State can refuse residency to parents on the basis they entered the State illegally; and whether the right of residency applies when one parent has residency and the other faces deportation.

Bron: http://www.irishtimes.com/newspaper/ireland/2011/0310/1224291779017.html

(Danish) Immigration minister: EU rulings not an obstacle

Monday, 21 March 2011 22:15 DV News .Last year Denmark only granted 900 residence permits based on EU rulings

The number of people granted residency in Denmark based on a series of EU immigration rulings is so low that a clash with the European Court of Justice is unnecessary, says Søren Pind, the immigration minister.

Pind’s comments come after he pledged last week to look into how much of a threat European regulations pose to the government’s immigration policy.

According to the study 900 out of a total 59,000 residence permits issued last year were granted based on EU rulings.

“I don’t think it’s in any way fair to say that the previous legislation has undermined Danish legislation. I find it hard to see the problem,” Pind told Politiken newspaper.

The Danish People’s Party (DF), however, still sees the problem.

“We want to be the master of our own house, and clearly we’re not when Søren Pind and the government say that we should just accept the rulings,” said DF’s deputy leader Peter Skaarup, who expects that the points system for family reunification will be adjusted so that the recent EU rulings will not become shortcuts to residency.

Pind believes Denmark should follow the new recent Zambrano ruling, which grants residence to a parent from a non-EU country if the child has Danish citizenship.

“Of course we follow EU rulings, and so we should also follow this particular one,” said Pind.

This ruling will have far greater consequences than the disputed Metock ruling from 2008, reckons EU expert Peter Starup of the University of Southern Denmark.

“We should expect that the Zambrano ruling will lead to a great increase in residency permits. Metock was of little significance – it was just blown up by the media. Zambrano, on the other hand, will prove to be highly significant over the next many years.”

Bron: http://www.cphpost.dk/news/making-the-cut/200-making-the-cut/51246-immigration-minister-eu-rulings-not-an-obstacle.html

Benfits and immigrants: Keeping the coffers shut


.NOTORIOUSLY sceptical about the merits of both immigration and the European Union, Britons have worried for decades about “benefit tourism”. They are just about prepared to accept large numbers of people coming to Britain to work, but suggest that some are coming to tap into the British welfare state and the talk gets nasty. The fact that migrant workers from the eight countries which joined the EU in 2004 are now poised to get full access to British benefits when transition arrangements expire at the end of April is already making headlines. So an important decision by the Supreme Court this week pleased those who feared that the state coffers were about to be opened wider for EU migrants who haven’t worked here, too.


The case concerned Galina Patmalniece, now 72, who came to Britain in 2000 after retiring from 40 years work in Latvia’s factories and kitchens. Russian-born, she initially sought asylum on the grounds that she faced persecution if she returned to Latvia. She was eventually denied it, and in 2004 her country joined the EU.

As an EU national, and with only a Latvian state pension of as little as £50 (depending on the exchange rate) a month to live on, Miss Patmalniece then applied for means-tested state pension credit. At current levels this can top up a single pensioner’s income to almost £133 a week. Denied the pension credit (though, separately, she did get council housing), she appealed. Her case wended its way through the system. In June 2009 the Court of Appeal said the government was entitled to withhold the benefit. On March 16th, by a four-to-one majority, the Supreme Court agreed.

The basic issue was whether the conditions Britain imposes for giving out the pension were compatible with a rule of EU law that prohibits discrimination on the grounds of nationality for this sort of benefit. Britain requires recipients to be “habitually resident”, and for most people this involves having the right to reside here. British citizens have that right automatically but most other EU nationals (there is an Irish complication) do not: broadly, they must be able to support themselves.

With no family or work in Britain, and only her Latvian pension, Miss Patmalniece did not legally have the right to reside here, the government held, though it did not seek to deport her. Miss Patmalniece’s lawyers argued that the test discriminated against her directly on the grounds of her nationality. A British citizen who returned to Britain after working for 40 or so years in Latvia would have qualified for the pension credit.

The arguments in the case are fiendishly complex, roaming from Luxembourg to London and featuring an unhealthy enthusiasm for double negatives. At the end of

the day, and relying in part on a 2010 decision of the European Court of Justice (ECJ), the Supreme Court found that the requirement amounted only to indirect discrimination (some EU nationals could get the right to reside, and some British and Irish nationals would fail to pass other bits of the habitual-residence test).

Though EU law frowns on indirect discrimination, it can be justified in some circumstances, and this was one. A majority of the Supreme Court judges reckoned the aim of protecting the public purse from the ravages of benefit tourism was legitimate and the measures to achieve it were objectively applied.

Britain has a problem where EU migrants are concerned. It doesn’t remove people who cannot support themselves, as it is entitled to, but neither is it disposed to give them enough to live on. That is why you get concentrations of semi-employed Poles, say, sleeping rough in empty ground behind billboards in Slough. This does nothing for the Poles and nothing for Slough either. Miss Patmalniece was lucky to get a secure council flat; she was one of the last in her circumstances to do so and today, after rule changes, would not qualify.

The Supreme Court decision in her case is not necessarily the end of the matter. The European Commission may decide to take matters forward, perhaps eventually bringing an infringement action against Britain in the ECJ. It has already written to the government expressing unhappiness over its approach in this case, as well as over other restrictions in the access of EU nationals to benefits.

But even if it doesn’t, the whole scene regarding residence and rights seems to be changing rapidly, with the ECJ in the vanguard and the needs of EU citizens increasingly seen as more important than national autonomy. A decision handed down on March 8th, described by one British lawyer as a “bombshell”, is a case in point. It confirmed the right to reside and receive benefits in Belgium of Gerardo Ruiz Zambrano, an unsuccessful Colombian asylum-seeker who, with his Colombian wife, produced two children there. The children became Belgian, hence EU, citizens, and removing the parents on whom they depended amounted to con structive deportation of the mini-citizens themselves, the court held. Expect further upheavals as this precedent begins to affect British courts in unforeseen ways.

Bron: http://www.economist.com/blogs/blighty/2011/03/benfits_and_immigrants




Law Blogs
Law blog

22 maart 2011

Kamerstukken ed met betrekking tot Immigratie en inburgering over de periode 18-22 maart

kst-30573-65 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Migratiebeleid; Brief regering; Nederlandse inzet EU migratiebeleid


ah-tk-20102011-1838 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Spekman, Kooiman en Rik Janssen over de opvangomstandigheden voor asielkinderen


ah-tk-20102011-1841 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Spekman en Timmermans over de dreigende uitzetting van een Libische asielzoeker


ah-tk-20102011-1842 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Dibi over de voorgenomen uitzetting van de heer Mopidi naar Libië


ah-tk-20102011-1820 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Antwoord vragen Van Klaveren en Van den Besselaar over het bericht dat problemen met de gezondheid Turkse en Marokkaanse vrouwen belemmeren om te werken


ah-tk-20102011-1848 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Antwoord vragen Hernandez en Wilders over het bericht dat de Dienst Islamitische Geestelijke Verzorging van het ministerie van Defensie een symposium houdt over islam en krijgsmacht


kst-19637-1404 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Vreemdelingenbeleid; Brief regering; Wijziging in het landgebonden asielbeleid voor de Democratische Republiek Congo (DR Congo)


ah-tk-20102011-1800 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Antwoord vragen Knops en Spekman over de kwaliteit van ambtsberichten


stcrt-2011-5147 : Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
- Ongewenstverklaringen vreemdelingen


kv-tk-2011Z05644 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Mogelijke dreiging van uithuwelijking en eergerelateerd geweld bij een voorgenomen uitzetting


ah-tk-20102011-1528 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Antwoord vragen Van Nieuwenhuizen over het bericht dat criminele vreemdelingen met valse paspoorten moeiteloos onderduiken in Nederlandse asielzoekerscentra


ah-tk-20102011-1684 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Van der Staaij, Knops, Voordewind en Spekman over Egyptische asielzoekers


kv-tk-2011Z05468 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Een zieke zwangere vrouw die is overgebracht naar het vertrekcentrum in Ter Apel


ah-tk-20102011-1769 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Van Klaveren en Beertema over de islamisering van de omgangsvormen op de Hogeschool van Amsterdam


ah-tk-20102011-1746 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Spekman, Rik Janssen, Schouw, Dibi, Voordewind en Thieme over uitspraken in de media over de zaak van Sahar Hbrahimgel


ah-tk-20102011-1747 : Tweede Kamer der Staten-Generaal
- Uitstel beantwoording vragen Spekman over de positie van homoseksuele asielzoekers



kst-32282-E : Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES; Verslag van





Law Blogs
Law blog

Ierse reactie op het Zambrano-arrest

Let wel: Ierland heeft een totaal verschillende manier van de onze om nationaliteit te krijgen (ius soli-beginsel, geboorteplaats in plaats van nationaliteit ouders). Dus daar zal een situatie als bij de familie Zambrano veel meer voor kunnen komen.

Statement by Minister for Justice, Equality and Defence, Mr Alan Shatter, TD, on the implications of the recent ruling of the Court of Justice of the European Union in the case of Ruiz Zambrano
Background

The Zambrano case was referred to the ECJ by a Belgian tribunal. Ireland
along with a number of other Member States intervened in the proceedings.
In summary, the Court ruled that Article 20 of the Treaty on the
Functioning of the European Union precludes a Member State from refusing a
third country national upon whom his minor children, who are EU citizens,
are dependent, a right of residence in the Member State of residence and
nationality of those children, and from refusing to grant a work permit to
that third country national, in so far as such decisions deprive those
children of the genuine enjoyment of the substance of the rights attaching
to the status of European Union citizen.

[see attached background note for more detailed explanation of the case]

Ireland’s Approach to Implementing the Judgement

First it is important to state that this judgement applies only where the
child is a citizen. It has no implications whatever for Irish Citizenship
law. The granting of citizenship remains a matter entirely for the
Oireachtas under the Constitution [see background note attached].

Given the importance of the ruling in the Zambrano case, I have decided,
with the support of my Government colleagues, to make a brief public
statement outlining the consideration being given to cases involving Irish
minor dependant citizen children who have a non-national third country
parent or parents.

One possible approach in these matters is to wait for pending cases to be
determined by the Irish Courts and for the Courts to interpret and apply
the Court of Justice ruling. That is an entirely justifiable approach from
a legal standpoint. However in this case the Government has agreed that
there needs to be a more proactive approach and that it should make a clear
statement of its intention to take early action in these cases, insofar as
it is unnecessary to await rulings of the Courts. We should not tie up
the courts unnecessarily or ask eligible families to wait longer than
necessary.

Accordingly I have asked my officials to carry out an urgent examination of
all cases before the courts (approximately 120 at present) involving Irish
citizen children to which the Zambrano judgment may be relevant.

The Government has agreed with my proposal that early decisions in
appropriate cases to which the Zambrano judgement applies be made without
waiting for further rulings of the Courts.

I have also asked my officials to examine the cases in the Department in
which the possibility of deportation is being considered in order to
ascertain the number of cases in which there is an Irish citizen child and
to which the Zambrano judgment is relevant. In addition, consideration will
be given to those cases of Irish Citizen children who have left the state
whose parents were refused permission to remain.

This initiative is being taken in the best interests of the welfare of
eligible minor Irish citizen children and to ensure that the taxpayer is
not exposed to any unnecessary additional legal costs.

Background information

The Zambrano judgment applies EU law to certain situations which had
previously been considered to be internal to a Member State and to be
regulated by national law, not EU law. Indeed, all the Member State
Governments which submitted observations to the European Court of Justice
in the Zambrano case, and the European Commission, submitted that the
provisions of European Union law referred to by the Belgian court in its
reference to the European Court of Justice were not applicable to the
dispute in the main proceedings. However, the Court of Justice ruled
otherwise.

Other intervenors in the case were Germany, Austria, Denmark, Netherlands,
Poland, Greece and the EU Commission. All intervenors including the
Commission were in agreement that this was a matter of national competence.
The Court did not support this argument. The Court ruled as follows.

“As the Court has stated several times, citizenship of the Union
is intended to be the fundamental status of nationals of the
Member States.

In those circumstances, Article 20 TFEU precludes national
measures which have the effect of depriving citizens of the Union
of the genuine enjoyment of the substance of the rights conferred
by virtue of their status as citizens of the Union.

A refusal to grant a right of residence to a third country
national with dependent minor children in the Member State where
those children are nationals and reside, and also a refusal to
grant such a person a work permit, has such an effect.

It must be assumed that such a refusal would lead to a situation
where those children, citizens of the Union, would have to leave
the territory of the Union in order to accompany their parents.
Similarly, if a work permit were not granted to such a person, he
would risk not having sufficient resources to provide for himself
and his family, which would also result in the children, citizens
of the Union, having to leave the territory of the Union. In those
circumstances, those citizens of the Union would, as a result, be
unable to exercise the substance of the rights conferred on them
by virtue of their status as citizens of the Union.

Accordingly, the answer to the questions referred is that Article
20 TFEU is to be interpreted as meaning that it precludes a Member
State from refusing a third country national upon whom his minor
children, who are European Union citizens, are dependent, a right
of residence in the Member State of residence and nationality of
those children, and from refusing to grant a work permit to that
third country national, in so far as such decisions deprive those
children of the genuine enjoyment of the substance of the rights
attaching to the status of European Union citizen”.

Citizenship

The judgement has no implications in terms of eligibility for Irish
citizenship.

Prior to the 2005 Citizenship Referendum, any person born on the island of
Ireland was entitled to irish citizenship. Since the referendum, where a
child is born in Ireland to non-national parents, one of those parents must
have been lawfully resident in Ireland for 3 out of the previous 4 years,
other than as an asylum seeker or a student, inorder for the child to
acquire Irish citizenship.

Children may also apply for naturalisation in their own right in certain
circumstances.

Bron: http://www.merrionstreet.ie/index.php/2011/03/statement-by-minister-for-justice-equality-and-defence-mr-alan-shatter-td-on-the-implications-of-the-recent-ruling-of-the-court-of-justice-of-the-european-union-in-the-case-of-ruiz-zambrano/?cat=12


Law Blogs
Law blog

21 maart 2011

Geen doorbreking appèlverbod bij vervolgberoepen over Terugkeerrichtlijn (uitspraak Raad van State)

LJN: BP8387, Raad van State , 201102118/1/V3

Datum uitspraak: 11-03-2011
Datum publicatie: 21-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2006 in zaak nr. 200602781/1; ter voorlichting van partijen aangehecht), biedt de klacht dat de aangevallen uitspraak op een onjuiste inhoudelijke beoordeling berust geen grond voor het oordeel dat van een ernstige schending als hiervoor bedoeld sprake is. Dat die inhoudelijke beoordeling in dit geval ziet op de door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden ter zake van de in Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven opgenomen bepalingen, maakt dat niet anders.

-------------
2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vw 2000.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, derde lid, hoger beroep open bij de Afdeling.

2.2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 59. De uitspraak van de rechtbank van 9 februari 2011 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling.

2.3. Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2006 in zaak nr. 200602781/1; ter voorlichting van partijen aangehecht), biedt de klacht dat de aangevallen uitspraak op een onjuiste inhoudelijke beoordeling berust geen grond voor het oordeel dat van een ernstige schending als hiervoor bedoeld sprake is. Dat die inhoudelijke beoordeling in dit geval ziet op de door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden ter zake van de in Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven opgenomen bepalingen, maakt dat niet anders.

2.4. De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

VACATURE: NT 2 Docent (lokatie Almere)

ls Docent NT2 zijn er naast het lesgeven de volgende taken die bij de functie horen:

• Coördineert de werkzaamheden van het basisprogramma.
• Draagt zorg voor de organisatie en uitvoering van groepsgerichte
informatiebijeenkomsten.
• Voert individuele gesprekken met betrekking tot de specifiek aan hem opgedragen processen.
• Is dossierverantwoordelijk voor de processen die hij uitvoert, cq waar hij verantwoordelijk voor is.
• Bemenst de informatiebalie.
• Voert sanctionerings- en stimuleringsbeleid uit.
• Stemt met de casemanager de te nemen acties af.
• Stemt werkzaamheden af met keten- en samenwerkingspartners.
• Signaleert spanningen, spreekt bewoners aan op ongewenst gedrag.

Aanbod
Een tijdelijke baan bij het COA.
Bij goedfunctioneren en voldoende bewoners zou deze verlengt kunnen worden!
Salarisindicatie tussen 12 en 16 euro bruto per uur (afhankelijk van ervaring).
Reiskostenvergoeding volgens de voorwaarden van het COA.

Vaardigheden
De volgende functie eisen zijn essentieel op in aanmerking te komen voor de functie:
- MBO+/HBO niveau
- NT2 aantekening
- Lesbevoegdheid

Scholing: HBO, HEAO .. , MBO, MEAO ..

Over de werkgever
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is voor de Nederlandse samenleving dé opvangorganisatie die zorgt voor probleemloze opvang van vreemdelingen. In opdracht van de minister voor Immigratie en Asiel biedt het COA mensen in een kwetsbare positie veilige huisvesting en ondersteunt hen in de voorbereiding op hun toekomst, in Nederland of elders. Het gaat vooral om asielzoekers en vluchtelingen, en om specifieke groepen zoals alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Startdatum: Per direct

Uren per week: Parttime

Contract: Tijdelijk dienstverband


Contactpersoon: Mevr Manon Woolderink
Telefoon: 0320-285123
E-mail: 1189@startpeople.nl


Start People Reg. Lelystad
Zilverparkkade 85
8232WK Lelystad






Law Blogs
Law blog

14 maart 2011

Burgemeester in oorlogstijd - interview met minister Leers in Vrij Nederland

Tot voor kort was hij fel tegenstander van het harde asielbeleid, nu voert hij het zelf uit. Hoe rijmt hij dat met zijn idealen? Lees hier het volledige artikel over de nieuwe principes van Gerd Leers.

Op een bitterkoude middag in de kerstvakantie van 2010 gaat bij Gerd Leers thuis in Maastricht de deurbel. De minister van Immigratie en Asiel doet open en treft op zijn besneeuwde stoep een medewerker van een lokale vluchtelingenorganisatie. Hij laat de man binnen. Die drukt hem in zijn woonkamer een brief in de hand, waarin aandacht wordt gevraagd voor het lot van een uitgeprocedeerd asielzoekersgezin. Het gezin is al tien jaar in Nederland, maar viel niet onder het generaal pardon omdat het tussentijds ook in België asiel had aangevraagd. En dus moet de familie volgens de IND het land uit.

Leers kent de brief. Hij heeft hem twee jaar eerder zélf geschreven.

Lees verder (interessant artikel): http://www.vn.nl/Archief/Politiek/Artikel-Politiek/Burgemeester-in-oorlogstijd.htm


Law Blogs
Law blog

De Terugkeerrichtlijn (aantekeningen voor lezing)

De Terugkeerrichtlijn (2008/115 /EG)

Totstandkoming
In december 2008 is door de Raad van Europa en het Europees Parlement de Terugkeerrichtlijn vastgesteld. Er waren veel protesten tegen de totstandkoming van deze richtlijn uit met name de Latijns-Amerikaanse landen. Hij werd de Richtlijn der Schaamte genoemd.

Incorperatie
Het was de bedoeling dat de Europese landen deze richtlijn in hun eigen wetgeving zouden incorporeren voor 24 december 2010. Zo heeft Bulgarije dat al op 15 mei 2009 gedaan en is er daardoor al een uitspraak van het Hof in een Bulgaarse zaak (Kadzoev-arrest, hierover later meer), maar in Nederland is dat tot op heden niet gebeurd. Waardoor dat is gekomen? Misschien voor Albayrak niet het populairste om te doen voor haar Turkse achterban? En later werd besloten de Wet Modern Migratiebeleid over de formatie te tillen.

In juni 2010 had Hirsch Ballin een wetvoorstel ingediend om de Vw 2000 aan te passen aan de Richtlijn. De Tweede Nota van Wijziging is op 6 december 2010 naar de Tweede kamer gestuurd. Op 26/1 stond het Nader verslag wijziging Vw2000 op de agenda.

Sinds 24 december 2010 tot half januari 2011 zijn er 75 uitspraken gedaan waarin de Terugkeerrichtlijn aan de orde komt die zijn gepubliceerd.

Directe werking?
Maar wat nu? Kunnen we, nu de Terugkeerrichtlijn nog niet in de Nederlandse wet- en regelgeving is verwerkt, ons direct beroepen op deze EU Richtlijn?

Ja zegt de rechter. In ieder geval de kant van de vreemdeling.
Vreemdelingenwet Richtlijn conform uitleggen.


LJN: BP2455, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Groningen , Awb 11/1100
28-01-2011


Bewaring. Tri. Dat de Terugkeerrichtlijn niet is geïmplementeerd, brengt niet met zich dat er geen grondslag meer is voor de bewaring van eiser. Er is evenmin grond voor het oordeel dat een richtlijnconforme uitleg van artikel 59 Vw niet is toegestaan. Weliswaar volgt uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Kolpinghuis dat richtlijnconforme uitleg van bepalingen van nationaal strafrecht zijn begrenzing vindt in de algemene rechtsbeginselen die deel uitmaken van het Gemeenschapsrecht, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van terugwerkende kracht, maar anders dan in de kwestie waarop de uitspraak van de AbRS van 4 maart 2009 betrekking had, verzet de rechtszekerheid zich in dit geval niet tegen een richtlijnconforme uitleg. De mogelijkheid om eiser in bewaring te stellen bestond immers reeds vóór inwerkingtreding van de Terugkeerrichtlijn, nu de bevoegdheid om eiser in bewaring te stellen is ontleend aan artikel 59 Vw 2000. 2. De rechtmatigheid van het opleggen van de maatregel van bewaring aan eiser is reeds beoordeeld in de uitspraak van de rechtbank van 22 december 2010




LJN: BP2465, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , Awb 10 / 43603 11-01-2011
Ook: LJN: BO9503, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/42764 30-12-2010


Een richtlijn richt zich in beginsel tot de lidstaten. Richtlijnen dienen, om hun volle werking in de nationale rechtsorde te kunnen krijgen, door middel van nationale uitvoeringswetgeving in die rechtsorde te worden omgezet. Volgens vaste rechtspraak van het HvJ-EG kunnen justitiabelen, in alle gevallen waarin de bepalingen van een richtlijn inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn dan wel rechten vastleggen die particulieren tegenover de staat kunnen doen gelden, zich voor de nationale rechter op die bepalingen beroepen tegenover de staat, wanneer deze hetzij verzuimd heeft de richtlijn binnen de termijn in nationaal recht om te zetten, hetzij dit op onjuiste wijze heeft gedaan.




LJN: BO9503, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/42764 30-12-2010


Ook verder is er geen reden de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing te achten op dit geval. Daarom zal de rechtbank de rechtmatigheid van de maatregel direct toetsen aan de Terugkeerrichtlijn, waarbij voor zover nodig de nationale wetgeving richtlijnconform wordt uitgelegd of buiten toepassing wordt gelaten. De rechtbank overweegt in dit verband dat niet anders dan voorheen bijvoorbeeld niet alleen bij het opleggen van de maatregel daarvoor toereikende gronden aanwezig moeten zijn, maar gedurende de hele bewaringstermijn toereikende gronden zich moeten voordoen. Sterker, artikel 15, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn maakt expliciet dat het wegvallen van de gronden de maatregel onrechtmatig maakt. Dat maakt dat verweerders standpunt dat de Terugkeerrichtlijn niet van belang is voor gevallen die vóór 25 december 2010 zijn gestart en die nog geen zes maanden hebben geduurd, niet kan worden volgehouden. Daar komt bij dat verweerders opvatting er eigenlijk op neerkomt dat de staat voor lopende gevallen feitelijk nog een half jaar na de implementatietermijn extra heeft om de regelgeving op orde te krijgen. Zo'n interpretatie druist in tegen de strekking en bedoeling van de Europese regelgeving.



Verweerder kan dat niet:


LJN: BP0337, Rechtbank 's-Gravenhage , Awb 10/44336 VRONTN/CM
07-01-2011


Verweerder heeft ter zitting niet een andere wettelijke grondslag voor het terugkeerbesluit kunnen duiden. Voor zover verweerder zou stellen dat die grondslag voortvloeit uit de Terugkeerrichtlijn zelf overweegt de rechtbank dat – nu Nederland als lidstaat er niet in is geslaagd binnen de implementatietermijn de Terugkeerrichtlijn om te zetten in wetgeving – de richtlijn zelf niet een grondslag kan bieden voor het aannemen van een bevoegdheid tot vaststelling van terugkeerbesluiten. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit dit voort uit het arrest van het Hof van Justitie van 8 oktober 1987, 80/86 (Kolpinghuisarrest).



Divergerende jurisprudentie over de vraag of ook de Staat zich op directe werking kan beroepen.

Het ging hier om vervolgberoepen dus geen Hoger Beroep bij de Afdeling mogelijk.

Hoe toets de rechter?

Actief.

rechtbank ’s-Gravenhage van 3 januari 2010 (LJN: BO9686


LJN: BP1657, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11 / 273
Datum uitspraak: 13-01-2011
Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ dienen lidstaten het doel en de strekking van een richtlijn in hun uitvoeringspraktijk zoveel mogelijk te verwezenlijken (onder meer
11juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 26 en 27, LJN: AV5152). Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder in iedere zaak dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan om de illegaal verblijvende vreemdeling te verwijderen. Naast verweerder heeft voorts ook de rechter, als overheidsinstantie en binnen het kader van zijn bevoegdheden, de nakoming van de verplichtingen uit de richtlijn te verzekeren (onder meer 11 juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 24, en 8 oktober 1987, C-80/86, Kolpinghuis, Jur. 1987, 3696, r.o. 12). Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat ook de rechter, mits aangevoerd, dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan. Voor een terughoudende toets met betrekking tot de vraag of een lichter middel geïndiceerd is, is naar het oordeel van de rechtbank met ingang van 25 december 2010 dan ook geen plaats.


De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. De rechtbank ziet voorts niet in waarom in het onderhavige geval niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Zulks is door verweerder ook niet betwist.


Nee passief:
LJN: BP1451, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/44669
19-01-2011


8. De rechtbank is van oordeel dat ook na het verstrijken van de implementatietermijn van de Terugkeerrichtlijn bij een beroep op het toepassen van een lichter middel door de rechtbank een terughoudende toetsing dient plaats te vinden. In punt 13 van de preambule van de Terugkeerrichtlijn is overwogen dat het gebruik van dwangmaatregelen uit het oogpunt van de gebruikte middelen en nagestreefde doelstellingen, uitdrukkelijk aan de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid moet worden onderworpen. Dat komt terug in punt 16 van de preambule, waaraan wordt toegevoegd dat inbewaringstelling alleen gerechtvaardigd is indien minder dwingende middelen niet afdoende zouden zijn. De evenredigheid als daar bedoeld heeft naar het oordeel van de rechtbank geen andere betekenis voor het nationale systeem zoals dat werd gehanteerd voordat directe werking toekwam aan de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank merkt in dit verband op dat de Terugkeerrichtlijn op zichzelf openlaat of beslissingen over bewaring worden genomen door een bestuursorgaan, getoetst door een rechter, of worden genomen door een rechter. De rechtbank, deze nevenzittingsplaats, volgt op dit punt niet de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 januari 2010 (LJN: BO9686), waarin is geoordeeld dat bij de vraag of al dan niet een lichter middel dient te worden toegepast, verweerder geen beleidsvrijheid of beoordelingsruimte heeft en de rechtbank de afweging van verweerder op dit punt vol dient te toetsen.
Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS, bijvoorbeeld de uitspraak van 5 februari 2010, LJN: BL3890, komt verweerder, indien er voor het opleggen van de maatregel van bewaring voldoende gronden zijn, bij de beantwoording van de vraag of met een lichter middel dan bewaring kan worden volstaan om de verwijdering te verzekeren, beoordelingsruimte toe. De rechtbank beoordeelt de door eiser opgeworpen vraag of verweerder had dienen te volstaan met de oplegging van een lichter middel dan ook terughoudend. De rechtbank overweegt dat in het licht van de gronden van de inbewaringstelling verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen grond is gelegen om van het opleggen van de maatregel van bewaring af te zien en het risico te aanvaarden dat eiser zich niet meer zou melden, zodra zijn verwijdering daadwerkelijk in zicht zou komen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.


Wat is nieuw?
Terugkeerbesluit, inreisverbod, maximum termijn bewaring, wat vroeger niet onder Vw viel maar onder klachtenregelingen instellingen viel, valt er mijns inziens nu wel onder.

Artikelsgewijs bespreking
Art. 2
Illegalen uit Derde landen

Art. 5
rekening houden met non-refoulement, belang kind, familie- en gezinsleven en gezondheidstoestand

Art 6:
Terugkeerbesluit.
Moet voor inbewaringstelling zijn bekendgemaakt. (zie ook LJN: BP1676, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11 / 140 13-01-2011)




Jurisprudentie:
- LJN: BP2570, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 11/628, 24-01-2011
Meeromvattende beschikking is Terugkeerbesluit
- Een ongewenstverklaring kan gelden als terugkeerbesluit, als bedoeld in artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn LJN: BP0045, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/44464 07-01-2011

LJN: BP1053, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , AWB 10/44888 17-01-2011


Vreemdelingenbewaring. Terugkeerbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank dient de rechtbank in het kader van deze procedure te volstaan met de beoordeling van de vraag of een terugkeerbesluit is genomen als omschreven in artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn, welke vraag in dit geval bevestigend moet worden beantwoord. Met een inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit van 30 december 2010, zoals in de visie van eiser zou dienen plaats te vinden, zou de rechtbank buiten de omvang van het geding treden.

Is een soort ongewenstverklaring doordat het inreisverbod er aan hangt.

Art. 7
Passende termijn voor vrijwillig vertrek.
Er kunnen maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onderduiken zoals meldplicht, borg, document, plaatsgevbod
Lid 4: Geen vertrektermijn of korter dan 7 dagen bij:
- risico voor onderduiiken;
- aanvraag verblijfsvergunning kennelijk ongegrond/ frauduleus;
- gevaar voor de openbare orde, openbare veiligheid en nationale veiligheid.

Art.8
Lidstaten nemen de nodige maatregelen voor vertrek;
Verwijdering pas na de vertrektermijn;
Laatste middel;
Proportioneel;
Binnen redelijke grenzen;
Inachtneming grondrechten;
Eerbied voor de waardigheid en fysieke integriteit

Art. 9
Uitstel:
Fysieke en mentale gesteldheid;
Technische ontbreken van vervoer
Mislukken verwijdering

Opmerking: dit creëert ruimte voor de IND

Art.10:
Minderjarigen:
- Hulp geboden met gepaste aandacht voor het belang van het kind (dit mag niet autoriteiten zijn);
- Uitgezet naar familie, voogd of adequate opvangfaciliteit

Opmerking: Volgens mij minder relevant omdat wij AMV-verblijfsvergunning met ambtshalve toets kennen.

Artikel 11:
Inreisverbod
- Bij geen vertrektermijn of niet-vertrokken wordt deze automatisch opgelegd;
- Kan voor de rest;
- 5jaar of minder.

Slachtoffers mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie en met de autoriteiten samenwerken -> geen inreisverbod mist er geen gevaar is voor openbare orde, openbare veiligheid of nationale veiligheid;
In individuele gevallen afzien of intrekken of opschorten of in geval van humanitaire aspecten afzien van.

Artikel 12
Terugkeerbesluit en inreisverbod en besluit inzake verwijdering moet schriftelijk;
Feitelijke + rechtsgronden
Rechtsmiddel
Op verzoek mondeling of schriftelijk vertaling verstrekken
Standaard formulier mogelijk bij illegalen immigranten die nooit legaal verblijf hebben gehad maar dan moet er een infovel bij in 5 meest gebruikte talen ddie het best worden begrepen door illegale immigranten die in de betrokken lidstaten binnenkomen

Argument: Welke 5 talen zijn dat en baseert de IND dat op?

Artikel 13
Rechtsmiddel beroep of bezwaar en gratis juridische bijstand tolk of advocaat

Artikel 14
Gezinsleden op grondgebied - eenheid gezin gehandhaafd
Medische zorg
Minderjarigen onderwijs
Specifieke behoeften kwetsbare personen
Termijn van terugkeerbesluit verlengd of terugkeerbesluit niet uitgevoerd

Opmerking: Dus Terugkeerbesluit is anders dan Inbewaringstelling

Artikel 15 BEWARING
Bewaring mag alleen
- gevaar voor onderduiken of frustreert;
Bewaring schriftelijk gelast. Feiten en juridische gronden.
Zo snel mogelijk rechterlijke toets
Met redelijke tussenpozen ambtshalve getoetst
Moet zich op verwijdering zijn
Niet meer dan 6 maanden
Verlenging mogelijk (maar dat kan Nederland niet doen omdat de Terugkeerrichtlijn niet is geïmplementeerd?)

Opmerking: Met redelijke tussenpozen ambtshalve getoetst? Wil dat zeggen dat er om de veertien dagen uit het dossier moet blijken of DTenV er nog naar gekeken heeft? Of dat er een ambtshalve zitting moet zijn en als er niets gebeurd dit strijdig is met Richtlijn?

Jurisprudentie:


Jurisprudentie:
Vertrektermijn meeromvattende beschikking laten verlopen, mag je in bewaring stellen
LJN: BP2570, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 11/628, 24-01-2011
LJN: BP2705, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Zwolle , 11/935

LJN: BO9503, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/42764
30-12-2010
- eerste lid geen rechtstreekse werking

LJN: BP2205, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Zwolle , 10/44985 26-01-2011

Bewaring/Terugkeerrichtlijn/art 15, 1e lid, onder a/onderduiken/toetsen gronden in vervolgberoep/ herduiden gronden/ * Het in bewaring stellen van een vreemdeling op de grond dat risico op onderduiken bestaat, is slechts mogelijk is op grond van in nationale wetgeving vastgelegde criteria om aan te nemen dat de vreemdeling zich zal onttrekken aan het toezicht. In de Nederlandse wetgeving zijn dergelijke criteria niet gegeven, zodat richtlijnconforme interpretatie niet mogelijk is. Gelet op de opdracht van in wetgeving opgenomen criteria ten aanzien van het risico op onderduiken kan artikel 15, 1e lid, aanhef en onder a van de Terugkeerrichtlijn geen rechtstreekse werking hebben.



Lichter middel:

Verweerder moet aangeven waarom geen lichter middel wordt toegepast:

verstaat de rechtbank het beleid aldus dat verweerder in het licht van het bepaalde in de Terugkeerrichtlijn niet kan volstaan met verwijzing naar de gronden van de maatregel als voldoende grondslag voor de inbewaringstelling, maar voorafgaand aan het opleggen van de maatregel tot inbewaringstelling behoort na te gaan of had kunnen worden volstaan met het opleggen van een lichter middel.
LJN: BP2705, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Zwolle , 11/935

Ook: LJN: BP1657, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11 / 273

Datum uitspraak: 13-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: lichter middel; artikel 15, eerste lid, Terugkeerrichtlijn; artikel 59, tweede lid, Vw 2000 De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van plan was te voldoen aan de door verweerder voorgestane overdracht aan Malta. In het licht hiervan kan verweerder niet worden gevolgd in diens standpunt dat een lichter middel niet doeltreffend kon worden toegepast. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder aan de bewaring enkel ten grondslag heeft gelegd dat eiser op korte termijn zal worden overgeplaatst naar Malta, zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet gesteld dan wel gemotiveerd dat er sprake zou zijn van risico dat die overdracht door een gebrek aan medewerking van eiser niet door gaat.



- Criminele antecedenten alleen geen reden voor bewaring

BP2465, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , Awb 10 / 43603 11-01-2011
Om de doelstellingen van de Terugkeerrichtlijn niet te frustreren, dient artikel 59 van de Vw 2000 zoveel mogelijk richtlijnconform te worden uitgelegd.
Uit voornoemd arrest van het HvJ-EG van
30 november 2009 valt af te leiden dat strafrechtelijke antecedenten en een ongewenstverklaring op zichzelf niet (langer) aan een maatregel van bewaring ten grondslag mogen worden gelegd. Daarvan is in dit geval geen sprake. Gelet op artikel 6 van de preambule bij de Terugkeerrichtlijn dient voorts sprake te zijn van objectieve criteria die zich niet beperken tot het loutere feit van illegaal verblijf.


LJN: BO9503, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/42764
30-12-2010

In het arrest van het Hof van 30 november 2009, C-357/09, LJN: BK5471, is in rechtsoverweging 70 overwogen dat de mogelijkheid om een persoon om redenen van openbare orde en openbare veiligheid in bewaring te stellen geen grondslag kan vinden in de Terugkeerrichtlijn.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de Terugkeerrichtlijn directe werking heeft en gelet op de hierboven weergegeven passage uit het arrest van het Hof, met ingang van 25 december 2010 het belang van de openbare orde en de nationale veiligheid als zodanig niet aan de maatregel van bewaring ten grondslag kan worden gelegd. Slechts voor zover de bewaringsgronden zijn te scharen onder artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn, is dit deel van het nationale recht met de Terugkeerrichtlijn in overeenstemming.

Ontbreken papier niet genoeg

LJN: BP0279, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Zwolle , 10/44478 10-01-2011


De grond ‘het ontbreken van een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000’ is ook zonder nadere toelichting te vatten onder het criterium van artikel 15, eerste lid, onder b van de Terugkeerrichtlijn. De grond ‘is veroordeeld ter zake een misdrijf’ is met ingang van 25 december 2010 niet meer mogelijk gelet op rechtsoverweging 70 van het arrest Kadzoev. De grond ‘het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats’ is mogelijk verdedigbaar in het licht van artikel 15, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn als grond voor de bewaring, maar niet zonder nadere toelichting van verweerder. Blijft over de eerstegenoemde grond maar die alleen kan de maatregel niet dragen, reeds niet omdat verweerder niet heeft gemotiveerd dat en waarom het enkel niet beschikken over een identiteitspapier leidt tot het vermoeden dat eiser zijn verwijdering zal ontwijken of belemmeren, waarbij wordt verwezen naar ABRvS 1 mei 2002 (JV 2002/205).



Bewaring langer dan 6 maanden?:

Kan niet

LJN: BP0109, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Roermond , 10/44094 en 10/44813 06-01-2011

Voor het voortduren van de bewaring na 6 maanden is na de inwerkingtreding van de Terugkeerrichtlijn een wettelijke bepaling in de nationale wetgeving vereist die daarop ziet. De rechtbank is van oordeel dat sinds het verstrijken van de implementatietermijn van de Terugkeerrichtlijn (24 december 2010) de bewaringsduur maximaal zes maanden mag bedragen. Weliswaar biedt de Terugkeerrichtlijn de mogelijkheid de bewaring met twaalf maanden te verlengen, doch daarvoor is vereist dat dit in de nationale wetgeving is geregeld, hetgeen niet het geval is. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de bevoegdheidsgrondslag voor de verlenging zou zijn gelegen in artikel 59 van de Vw 2000. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verweerder aan dit artikel weliswaar de bevoegdheid ontleent tot het opleggen en het laten voorduren van de bewaring, doch dat deze bepaling sinds de inwerkingtreding van de Terugkeerrichtlijn echter geen wettelijke grondslag (meer) biedt voor het laten voortduren van de bewaring na zes maanden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat voor de omzetting van een richtlijn in nationaal recht weliswaar niet noodzakelijkerwijs vereist is dat de bepalingen ervan formeel en letterlijk in een uitdrukkelijke, specifieke wettelijke bepaling worden overgenomen, echter juist bij een Richtlijn als de Terugkeerrichtlijn en in het bijzonder de bepalingen omtrent inbewaringstelling met het oog op verwijdering is naar het oordeel van de rechtbank een specifieke omzetting geboden, aangezien blijkens de considerans van de Terugkeerrichtlijn die inbewaringstelling moet worden beperkt en, uit het oogpunt van de gebruikte middelen en nagestreefde doelstellingen, aan het evenredigheidsbeginsel worden onderworpen. Dat evenredigheidsbeginsel vindt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel zijn neerslag in het vijfde lid van de Terugkeerrrichtlijn waarin om die reden een maximale bewaringstermijn is opgenomen. In de mogelijkheid tot het maken van een uitzondering op die maximale termijn voorziet vervolgens het zesde lid echter mits dit nationaalrechtelijk wordt geregeld. De Nederlandse wetgeving kent thans geen bepaling die in dit verband als toereikende omzettingsmaatregel kan worden beschouwd.


De lezing werd op 3 februari 2011 gehouden door mr M.W.W. Raspe (Leiden, 1997) bij een brainstormbijeenkomt van het Vreemdelingenrechtoverleg van Rotterdamse vreemdelingenrechtspecialisten

Overname alleen met bronvermelding



Law Blogs
Law blog

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...