In Europa geboren kind geeft ouders verblijfsrecht
EU-lidstaten moeten de ouders van een minderjarig kind dat de nationaliteit heeft van een EU-land, toestemming geven in dat land te wonen en te werken. Dat heeft het Europees Hof van Justitie in Luxemburg dinsdag beslist.
Ouders krijgen volgens het Europees Hof verblijfsrecht via hun in Europa geboren kind
Het hof deed de uitspraak in een zaak van een Colombiaans koppel met twee kinderen die na hun geboorte de Belgische nationaliteit kregen.
Recht kinderen
De man van het stel ging in beroep nadat België hem een verblijfsvergunning en het recht op een werkloosheidsuitkering had geweigerd. De Brusselse Arbeidsrechtbank vroeg het hof daarop of het koppel op grond van het Europees recht in België mocht wonen en werken.
Het hof oordeelde dat zij dit recht hebben omdat een weigering zou betekenen dat de minderjarige kinderen hun rechten als burger van de Europese Unie niet zouden kunnen uitoefenen.
Anchor baby
In Amerika is recent een discussie ontstaan over zogenoemde anchor baby's. Kinderen van illegalen die in Amerika zijn geboren krijgen automatisch het Amerikaans staatsburgerschap.
Tegenstanders van die wet denken dat het misstanden in de hand werkt. Ouders zouden via die route gebruik kunnen maken van het recht op gezinshereniging en daardoor ook een verblijfsvergunning krijgen.
In Amerika kan pas een verblijfsvergunning voor familieleden worden aangevraagd door personen die ouder zijn dan 21 jaar.
Bron: http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Europese-Unie/291289/In-Europa-geboren-kind-geeft-ouders-verblijfsrecht.htm?utm_source=Nieuwsbrief_dag&utm_medium=email&utm_campaign=Nieuwsbrief
TEKST EU-HOF
Court of Justice of the European Union
PRESS RELEASE No 16/11
Luxembourg, 8 March 2011
Press and Information
Judgment in Case C-34/09
Ruiz Zambrano v Office national de l'emploi (ONEm)
Citizenship of the Union requires a Member State to allow third country nationals who are parents of a child who is a national of that Member State to reside and work there, where a refusal to do so would deprive that child of the genuine enjoyment of the substance of the rights attaching to the status of citizen of the Union
This requirement applies even when the child has never exercised his right to free movement within the territory of the Member States
Mr Ruiz Zambrano and his wife, both Columbian nationals, applied for asylum in Belgium due to the civil war in Columbia. The Belgian authorities refused to grant them refugee status and ordered them to leave Belgium.
While the couple continued to reside in Belgium while waiting for their applications to have their residence situation regularised, Mr Ruiz Zambrano’s wife gave birth to two children who acquired Belgian nationality.
Although he did not hold a work permit, Mr Ruiz Zambrano signed an employment contract for an unlimited period to work full-time with a company established in Belgium. Consequently, at the time of the birth of his first child to hold Belgian nationality, he had sufficient resources from his working activities to provide for his family. Through his work, statutory deductions made for social security and the payment of employer contributions.
Mr Ruiz Zambrano then had a number of periods of unemployment and accordingly applied for unemployment benefit. Those applications were refused because, in the view of the Belgian authorities, he did not comply with the foreigners’ residence requirements under Belgian legislation and he was not entitled to work in Belgium.
Mr and Mrs Ruiz Zambrano also lodged an application to take up residence in Belgium, in their capacity as ascendants of a Belgian national. The Belgian authorities rejected that application, however, taking the view that they had intentionally omitted to take the necessary steps with the Columbian authorities to have their children recognised as Columbian nationals, precisely in order to regularise their own residence in Belgium.
Mr Ruiz Zambrano brought legal proceedings challenging the decisions refusing his applications for residence and unemployment benefit on the ground that, as an ascendant of minor Belgian children, he is entitled to reside and work in Belgium.
The Tribunal du travail de Bruxelles (Employment Tribunal, Brussels) (Belgium), before which the proceedings challenging the rejection decisions were brought, asked the Court of Justice whether Mr Ruiz Zambrano may rely on European Union law to reside and work in Belgium. By that question, the Belgian court asks whether European Union law is applicable in the present case, even though Mr Ruiz Zambrano’s children have never exercised their right of free movement within the territory of the Member States.
By its judgment today, the Court observes that while a Member State has sole jurisdiction to lay down the conditions for the acquisition of the nationality of that Member State, it is common ground that Mr Ruiz Zambrano’s children were born in Belgium and have acquired Belgian nationality.
www.curia.europa.eu
They accordingly enjoy the status of citizens of the European Union, which is intended to be the fundamental status of nationals of the Member States.
In those circumstances, European Union law precludes national measures which have the effect of depriving citizens of the Union of the genuine enjoyment of the substance of the rights conferred by virtue of their status as citizens of the Union. A refusal to grant a right of residence to a third country national with dependent minor children in the Member State where those children are nationals and reside, and also a refusal to grant such a person a work permit, has such an effect.
It must be assumed that such a refusal would lead to a situation where those children would have to leave the territory of the Union in order to accompany their parents. Similarly, if a work permit were not granted to the parents, they would risk not having sufficient resources to provide for themselves and their family, which would also result in the children, citizens of the Union, having to leave the territory of the Union. In those circumstances, those children would, as a result, be unable to exercise the substance of the rights conferred on them by virtue of their status as citizens of the Union.
In those circumstances, the Court states that European Union law precludes a Member State from refusing a third country national upon whom his minor children, who are European Union citizens, are dependent, a right of residence in the Member State of residence and nationality of those children, and from refusing to grant a work permit to that third country national, in so far as such decisions deprive those children of the genuine enjoyment of the substance of the rights attaching to the status of European Union citizen.
NOTE: A reference for a preliminary ruling allows the courts and tribunals of the Member States, in disputes which have been brought before them, to refer questions to the Court of Justice about the interpretation of European Union law or the validity of a European Union act. The Court of Justice does not decide the dispute itself. It is for the national court or tribunal to dispose of the case in accordance with the Court’s decision, which is similarly binding on other national courts or tribunals before which a similar issue is raised.
TEKST ARREST
Beantwoording van de prejudiciële vragen
36 Met deze vragen, die samen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen van het VWEU aangaande het burgerschap van de Unie aldus moeten worden uitgelegd dat zij aan de bloedverwant in opgaande lijn, staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, een verblijfsrecht verleent in de lidstaat waarvan deze kinderen de nationaliteit bezitten en waarin zij verblijven evenals een vrijstelling van een arbeidsvergunning in die lidstaat.
37 Alle regeringen die bij het Hof opmerkingen hebben ingediend, alsook de Europese Commissie stellen dat een situatie als deze van het tweede en het derde kind van Ruiz Zambrano, niet valt onder de situaties die door de bij het Unierecht gewaarborgde vrijheden van verkeer en verblijf worden bedoeld, aangezien deze kinderen in de lidstaat verblijven waarvan zij de nationaliteit bezitten en deze lidstaat nooit hebben verlaten. Bijgevolg zijn de door de verwijzende rechter bedoelde bepalingen van het Unierecht op het hoofdgeding niet van toepassing.
38 Ruiz Zambrano stelt daarentegen dat zijn kinderen, Diego en Jessica, de bepalingen betreffende het burgerschap van de Unie kunnen inroepen zonder zich buiten de betreffende lidstaat te verplaatsen, en dat hij zelf, als familielid, aanspraak kan maken op een verblijfsrecht evenals op een vrijstelling van een arbeidsvergunning in die lidstaat.
39 Om te beginnen moet worden vastgesteld dat, volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 2004/38, met als opschrift „Begunstigden”, deze richtlijn van toepassing is op iedere burger van de Unie die „zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit, en diens familieleden”. Deze richtlijn is bijgevolg niet van toepassing op een situatie zoals deze in het hoofdgeding.
40 Artikel 20 VWEU verleent aan eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit de status van burger van de Unie (zie met name arrest van 11 juli 2002, D’Hoop, C‑224/98, Jurispr. blz. I‑6191, punt 27, en arrest van 2 oktober 2003, Garcia Avello, C‑148/02, Jurispr. blz. I‑11613, punt 21). Aangezien zij de Belgische nationaliteit bezitten, waarvan de voorwaarden tot verkrijging tot de bevoegdheid van de betrokken lidstaat behoren (zie in die zin arrest van 2 maart 2010, Rottmann, C‑135/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 39), hebben het tweede en het derde kind van verzoeker in het hoofdgeding ontegenzeglijk deze status (zie in die zin eerder aangehaald arresten Garcia Avello, punt 21, en Zhu en Chen, punt 20).
41 Het Hof heeft herhaaldelijk verklaard dat de hoedanigheid van burger van de Unie de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet zijn (zie met name arresten van 20 september 2001, Grzelczyk, C‑184/99, Jurispr. blz. I‑6193, punt 31, en 17 september 2002, Baumbast en R, C‑413/99, Jurispr. blz. I‑7091, punt 82, en eerder aangehaalde arresten Garcia Avello, punt 22, Zhu en Chen, punt 25, en Rottmann, punt 43).
42 In die omstandigheden verzet artikel 20 VWEU zich tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat burgers van de Unie het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten (zie in die zin arrest Rottmann, punt 42).
43 Een dergelijke situatie ontstaat wanneer een staatsburger van een derde staat het recht wordt ontzegd te verblijven in de lidstaat waar zijn kinderen van jonge leeftijd, staatsburgers van die lidstaat en te zijnen laste, verblijven, en wordt geweigerd hem een arbeidsvergunning af te geven.
44 Er is namelijk van uit te gaan dat een dergelijke weigering ertoe zal leiden dat deze kinderen, burgers van de Unie, zullen worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten om hun ouders te volgen. Tevens loopt de betrokken persoon, indien hem geen arbeidsvergunning wordt afgegeven, het risico niet over voldoende bestaansmiddelen te beschikken om te voorzien in zijn eigen onderhoud en in dat van zijn gezin, wat er eveneens toe zou leiden dat zijn kinderen, burgers van de Unie, zouden worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten. In die omstandigheden zullen bedoelde burgers van de Unie in de feitelijke onmogelijkheid verkeren de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten uit te oefenen.
45 Op de voorgelegde vragen dient dus te worden geantwoord dat artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien zulke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen.
Kosten
46 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht:
Artikel 20 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien dergelijke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen.
ondertekeningen
Bron: http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl&alljur=alljur&jurcdj=jurcdj&jurtpi=jurtpi&jurtfp=jurtfp&numaff=C-34/09&nomusuel=&docnodecision=docnodecision&allcommjo=allcommjo&affint=affint&affclose=affclose&alldocrec=alldocrec&docor=docor&docav=docav&docsom=docsom&docinf=docinf&alldocnorec=alldocnorec&docnoor=docnoor&docppoag=docppoag&radtypeord=on&newform=newform&docj=docj&docop=docop&docnoj=docnoj&typeord=ALL&domaine=&mots=&resmax=100&Submit=Rechercher
UPDATE: Discussieer mee in de groep Vreemdelingenrecht op Linkedin.
Veel mensen denken het arrest naadloos te kunnen toepassen op huwelijksmigratie. Lees echter elder op dit weblog hierover de critische kanttekeningen van Sanne Fernhout http://vreemdelingenrechtcom.blogspot.com/2011/03/pas-op-om-het-zambrano-arrest-kind.html.
Ikzelf ben met hem van mening dat dit arrest alleen met zekerheid iets zegt over de situatie met kinderen en illegale ouders. Desalniettemin kan een ieder in zijn procedures de argumenten analoog aanvoeren en zien hoe ver men komt.
Law blog
Ouders krijgen volgens het Europees Hof verblijfsrecht via hun in Europa geboren kind
Het hof deed de uitspraak in een zaak van een Colombiaans koppel met twee kinderen die na hun geboorte de Belgische nationaliteit kregen.
Recht kinderen
De man van het stel ging in beroep nadat België hem een verblijfsvergunning en het recht op een werkloosheidsuitkering had geweigerd. De Brusselse Arbeidsrechtbank vroeg het hof daarop of het koppel op grond van het Europees recht in België mocht wonen en werken.
Het hof oordeelde dat zij dit recht hebben omdat een weigering zou betekenen dat de minderjarige kinderen hun rechten als burger van de Europese Unie niet zouden kunnen uitoefenen.
Anchor baby
In Amerika is recent een discussie ontstaan over zogenoemde anchor baby's. Kinderen van illegalen die in Amerika zijn geboren krijgen automatisch het Amerikaans staatsburgerschap.
Tegenstanders van die wet denken dat het misstanden in de hand werkt. Ouders zouden via die route gebruik kunnen maken van het recht op gezinshereniging en daardoor ook een verblijfsvergunning krijgen.
In Amerika kan pas een verblijfsvergunning voor familieleden worden aangevraagd door personen die ouder zijn dan 21 jaar.
Bron: http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Europese-Unie/291289/In-Europa-geboren-kind-geeft-ouders-verblijfsrecht.htm?utm_source=Nieuwsbrief_dag&utm_medium=email&utm_campaign=Nieuwsbrief
TEKST EU-HOF
Court of Justice of the European Union
PRESS RELEASE No 16/11
Luxembourg, 8 March 2011
Press and Information
Judgment in Case C-34/09
Ruiz Zambrano v Office national de l'emploi (ONEm)
Citizenship of the Union requires a Member State to allow third country nationals who are parents of a child who is a national of that Member State to reside and work there, where a refusal to do so would deprive that child of the genuine enjoyment of the substance of the rights attaching to the status of citizen of the Union
This requirement applies even when the child has never exercised his right to free movement within the territory of the Member States
Mr Ruiz Zambrano and his wife, both Columbian nationals, applied for asylum in Belgium due to the civil war in Columbia. The Belgian authorities refused to grant them refugee status and ordered them to leave Belgium.
While the couple continued to reside in Belgium while waiting for their applications to have their residence situation regularised, Mr Ruiz Zambrano’s wife gave birth to two children who acquired Belgian nationality.
Although he did not hold a work permit, Mr Ruiz Zambrano signed an employment contract for an unlimited period to work full-time with a company established in Belgium. Consequently, at the time of the birth of his first child to hold Belgian nationality, he had sufficient resources from his working activities to provide for his family. Through his work, statutory deductions made for social security and the payment of employer contributions.
Mr Ruiz Zambrano then had a number of periods of unemployment and accordingly applied for unemployment benefit. Those applications were refused because, in the view of the Belgian authorities, he did not comply with the foreigners’ residence requirements under Belgian legislation and he was not entitled to work in Belgium.
Mr and Mrs Ruiz Zambrano also lodged an application to take up residence in Belgium, in their capacity as ascendants of a Belgian national. The Belgian authorities rejected that application, however, taking the view that they had intentionally omitted to take the necessary steps with the Columbian authorities to have their children recognised as Columbian nationals, precisely in order to regularise their own residence in Belgium.
Mr Ruiz Zambrano brought legal proceedings challenging the decisions refusing his applications for residence and unemployment benefit on the ground that, as an ascendant of minor Belgian children, he is entitled to reside and work in Belgium.
The Tribunal du travail de Bruxelles (Employment Tribunal, Brussels) (Belgium), before which the proceedings challenging the rejection decisions were brought, asked the Court of Justice whether Mr Ruiz Zambrano may rely on European Union law to reside and work in Belgium. By that question, the Belgian court asks whether European Union law is applicable in the present case, even though Mr Ruiz Zambrano’s children have never exercised their right of free movement within the territory of the Member States.
By its judgment today, the Court observes that while a Member State has sole jurisdiction to lay down the conditions for the acquisition of the nationality of that Member State, it is common ground that Mr Ruiz Zambrano’s children were born in Belgium and have acquired Belgian nationality.
www.curia.europa.eu
They accordingly enjoy the status of citizens of the European Union, which is intended to be the fundamental status of nationals of the Member States.
In those circumstances, European Union law precludes national measures which have the effect of depriving citizens of the Union of the genuine enjoyment of the substance of the rights conferred by virtue of their status as citizens of the Union. A refusal to grant a right of residence to a third country national with dependent minor children in the Member State where those children are nationals and reside, and also a refusal to grant such a person a work permit, has such an effect.
It must be assumed that such a refusal would lead to a situation where those children would have to leave the territory of the Union in order to accompany their parents. Similarly, if a work permit were not granted to the parents, they would risk not having sufficient resources to provide for themselves and their family, which would also result in the children, citizens of the Union, having to leave the territory of the Union. In those circumstances, those children would, as a result, be unable to exercise the substance of the rights conferred on them by virtue of their status as citizens of the Union.
In those circumstances, the Court states that European Union law precludes a Member State from refusing a third country national upon whom his minor children, who are European Union citizens, are dependent, a right of residence in the Member State of residence and nationality of those children, and from refusing to grant a work permit to that third country national, in so far as such decisions deprive those children of the genuine enjoyment of the substance of the rights attaching to the status of European Union citizen.
NOTE: A reference for a preliminary ruling allows the courts and tribunals of the Member States, in disputes which have been brought before them, to refer questions to the Court of Justice about the interpretation of European Union law or the validity of a European Union act. The Court of Justice does not decide the dispute itself. It is for the national court or tribunal to dispose of the case in accordance with the Court’s decision, which is similarly binding on other national courts or tribunals before which a similar issue is raised.
TEKST ARREST
Beantwoording van de prejudiciële vragen
36 Met deze vragen, die samen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de bepalingen van het VWEU aangaande het burgerschap van de Unie aldus moeten worden uitgelegd dat zij aan de bloedverwant in opgaande lijn, staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, een verblijfsrecht verleent in de lidstaat waarvan deze kinderen de nationaliteit bezitten en waarin zij verblijven evenals een vrijstelling van een arbeidsvergunning in die lidstaat.
37 Alle regeringen die bij het Hof opmerkingen hebben ingediend, alsook de Europese Commissie stellen dat een situatie als deze van het tweede en het derde kind van Ruiz Zambrano, niet valt onder de situaties die door de bij het Unierecht gewaarborgde vrijheden van verkeer en verblijf worden bedoeld, aangezien deze kinderen in de lidstaat verblijven waarvan zij de nationaliteit bezitten en deze lidstaat nooit hebben verlaten. Bijgevolg zijn de door de verwijzende rechter bedoelde bepalingen van het Unierecht op het hoofdgeding niet van toepassing.
38 Ruiz Zambrano stelt daarentegen dat zijn kinderen, Diego en Jessica, de bepalingen betreffende het burgerschap van de Unie kunnen inroepen zonder zich buiten de betreffende lidstaat te verplaatsen, en dat hij zelf, als familielid, aanspraak kan maken op een verblijfsrecht evenals op een vrijstelling van een arbeidsvergunning in die lidstaat.
39 Om te beginnen moet worden vastgesteld dat, volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 2004/38, met als opschrift „Begunstigden”, deze richtlijn van toepassing is op iedere burger van de Unie die „zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit, en diens familieleden”. Deze richtlijn is bijgevolg niet van toepassing op een situatie zoals deze in het hoofdgeding.
40 Artikel 20 VWEU verleent aan eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit de status van burger van de Unie (zie met name arrest van 11 juli 2002, D’Hoop, C‑224/98, Jurispr. blz. I‑6191, punt 27, en arrest van 2 oktober 2003, Garcia Avello, C‑148/02, Jurispr. blz. I‑11613, punt 21). Aangezien zij de Belgische nationaliteit bezitten, waarvan de voorwaarden tot verkrijging tot de bevoegdheid van de betrokken lidstaat behoren (zie in die zin arrest van 2 maart 2010, Rottmann, C‑135/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 39), hebben het tweede en het derde kind van verzoeker in het hoofdgeding ontegenzeglijk deze status (zie in die zin eerder aangehaald arresten Garcia Avello, punt 21, en Zhu en Chen, punt 20).
41 Het Hof heeft herhaaldelijk verklaard dat de hoedanigheid van burger van de Unie de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet zijn (zie met name arresten van 20 september 2001, Grzelczyk, C‑184/99, Jurispr. blz. I‑6193, punt 31, en 17 september 2002, Baumbast en R, C‑413/99, Jurispr. blz. I‑7091, punt 82, en eerder aangehaalde arresten Garcia Avello, punt 22, Zhu en Chen, punt 25, en Rottmann, punt 43).
42 In die omstandigheden verzet artikel 20 VWEU zich tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat burgers van de Unie het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten (zie in die zin arrest Rottmann, punt 42).
43 Een dergelijke situatie ontstaat wanneer een staatsburger van een derde staat het recht wordt ontzegd te verblijven in de lidstaat waar zijn kinderen van jonge leeftijd, staatsburgers van die lidstaat en te zijnen laste, verblijven, en wordt geweigerd hem een arbeidsvergunning af te geven.
44 Er is namelijk van uit te gaan dat een dergelijke weigering ertoe zal leiden dat deze kinderen, burgers van de Unie, zullen worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten om hun ouders te volgen. Tevens loopt de betrokken persoon, indien hem geen arbeidsvergunning wordt afgegeven, het risico niet over voldoende bestaansmiddelen te beschikken om te voorzien in zijn eigen onderhoud en in dat van zijn gezin, wat er eveneens toe zou leiden dat zijn kinderen, burgers van de Unie, zouden worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten. In die omstandigheden zullen bedoelde burgers van de Unie in de feitelijke onmogelijkheid verkeren de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten uit te oefenen.
45 Op de voorgelegde vragen dient dus te worden geantwoord dat artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien zulke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen.
Kosten
46 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht:
Artikel 20 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien dergelijke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen.
ondertekeningen
Bron: http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl&alljur=alljur&jurcdj=jurcdj&jurtpi=jurtpi&jurtfp=jurtfp&numaff=C-34/09&nomusuel=&docnodecision=docnodecision&allcommjo=allcommjo&affint=affint&affclose=affclose&alldocrec=alldocrec&docor=docor&docav=docav&docsom=docsom&docinf=docinf&alldocnorec=alldocnorec&docnoor=docnoor&docppoag=docppoag&radtypeord=on&newform=newform&docj=docj&docop=docop&docnoj=docnoj&typeord=ALL&domaine=&mots=&resmax=100&Submit=Rechercher
UPDATE: Discussieer mee in de groep Vreemdelingenrecht op Linkedin.
Veel mensen denken het arrest naadloos te kunnen toepassen op huwelijksmigratie. Lees echter elder op dit weblog hierover de critische kanttekeningen van Sanne Fernhout http://vreemdelingenrechtcom.blogspot.com/2011/03/pas-op-om-het-zambrano-arrest-kind.html.
Ikzelf ben met hem van mening dat dit arrest alleen met zekerheid iets zegt over de situatie met kinderen en illegale ouders. Desalniettemin kan een ieder in zijn procedures de argumenten analoog aanvoeren en zien hoe ver men komt.
Law blog
Reacties