12 september 2010

Welke kosten van een contra-expertise (taalanalyse) komen voor vergoeding in aanmerking? (uitspraak)

LJN: BN5869, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/36456

Datum uitspraak: 18-06-2010
Datum publicatie: 08-09-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig

Inhoudsindicatie: Kosten Taalanalyse
Kosten van een contra-expertise zijn op zichzelf noodzakelijke kosten. Rechtbank toetst terughoudend. Rechtbank vult begrip ‘contra-expertise’ in: uitgangspunt is dat een contra-expert de deugdelijkheid van de analyse beoordeelt. De contra-expert dient te beoordelen of het onderzoek door de expert kwantitatief en kwalitatief voldoende gegevens oplevert voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Voorts dient de contra-expert te beoordelen of de conclusies van de expert door zijn bevindingen worden gedragen. De contra-expert kan zich daarbij beperken tot de beoordeling van het eerder verzamelde materiaal. In dat licht wordt een aantal door de Taalstudio geschetste werkzaamheden niet tot de noodzakelijke handelingen van een contra-expertise gerekend. De toegekende € 800,-- volstaat. Het besluit levert geen strijd op met artikel 15, eerste en tweede lid, van de Procedurerichtlijn.

------------------------------------------------
(deel van de uitspraak)

8. Voor de beoordeling van het geschil moet allereerst worden vastgesteld wat een contra-expertise taalanalyse inhoudt. De rechtbank is van oordeel dat als uitgangspunt geldt dat een contra-expert de deugdelijkheid van de analyse beoordeelt. De contra-expert dient te beoordelen of het onderzoek door de expert kwantitatief en kwalitatief voldoende gegevens oplevert voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Voorts dient de contra-expert te beoordelen of de conclusies van de expert door zijn bevindingen worden gedragen. De contra-expert kan zich daarbij beperken tot de beoordeling van het eerder verzamelde materiaal.

9. De Taalstudio somt in een brief van 24 september 2008 de navolgende werkzaamheden op van de eerste fase.
a. het verwerven en verwerken van de gegevens over de levensloop van de betrokken asielzoeker en diens gestelde herkomst; het vergelijken van deze gegevens met gedetailleerde interne en externe bronnen en het inwinnen van specifieke informatie bij onafhankelijke deskundigen;
b. het opstellen van het verwachte taalprofiel van betrokkene in het licht van diens gestelde levensloop en herkomst;
c. het beoordelen van de argumenten in de taalanalyse van Bureau Land en Taal;
d. het beoordelen van de kwalificaties terzake van de analist en linguïst die de taalanalyse hebben uitgevoerd voor Bureau Land en Taal;
e. het bepalen over welke taal of talen het onderzoek moet gaan;
f. het vaststellen wat de vraagstelling van het onderzoek kan zijn;
g. het bepalen welke deskundige in de tweede fase zou moeten oordelen;
h. het vaststellen of er aanvullende informatie nodig is voor onderzoek in de tweede fase;
i. het beoordelen van de interpretatie die in een eenmaal uitgebrachte beschikking (of een voornemen) aan de resultaten van de taalanalyse is toegekend; het opstellen van een dossieranalyse ten behoeve van de asielzoeker of diens gemachtigde, waarin de beoordeling van de taalanalyse wordt gemotiveerd;
j. het opstellen van een Plan van Aanpak voor de asielzoeker of diens gemachtigde waar¬in de mogelijkheden voor een contra-expertise per zaak helder uiteen wordt gezet;
k. per taal (in veel zaken is meer dan één taal relevant voor de analyse) beoordelen van de kwaliteit en kwantiteit van de spraak die beschikbaar is op de opname van het taalanalyse-interview;
l. het vaststellen of een aanvullende opname voor het onderzoek noodzakelijk is.

10.1 In aanmerking nemend de hiervoor in rechtsoverweging 7 opgenomen beschrijving van de contra-expertise taalanalyse, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de door de Taalstudio verrichte werkzaamheden onder a, b, e, f, h, j, k en l, niet aangemerkt hoeven te worden als noodzakelijke handelingen voor een contra-expertise taalanalyse. De met die handelingen gemaakte kosten behoeven daarom niet aangemerkt te worden als noodzakelijke kosten die op grond van artikel 17, tweede lid, van de Rva 2005 voor vergoeding in aanmerking komen. Grondslag voor de contra-expertise taalanalyse is immers de expertise en het daaraan ten grondslag liggende (feiten)materiaal. De hier vermelde werkzaamheden zijn voorbereidende handelingen of handelingen die zien op de vergaring van gegevens die niet aan de expertise ten grondslag liggen.

10.2 De werkzaamheden onder c, d, g en i, vallen naar het oordeel van de rechtbank onder de werkzaamheden die ook zullen worden verricht in het kader van de eigenlijke contra-expertise taalanalyse. De kosten voor de voorbereidende handelingen liggen vooral in het vinden van de juiste deskundige. Deze kosten kunnen worden vergoed uit de daarvoor door verweerder gehanteerde marge van € 200,-- in het bedrag van € 800,00 (zie hieronder in rechtsoverweging 11).




10.3 Eiser heeft voorts niet anderszins aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de kosten van de eerste fase van de contra-expertise taalanalyse door de Taalstudio in het algemeen dan wel in zijn zaak, moeten worden aangemerkt als noodzakelijke kosten. Dat volgt niet uit de door hem ingebrachte brieven of het advies van dr. J.D. ten Thije. Dit laatste advies miskent dat een contra-expertise taalanalyse zich beperkt tot een reactie op een taalanalyse en zelf geen volledige taalanalyse is.

11. Voorts staat ter beoordeling of verweerder heeft kunnen besluiten dat een bedrag van € 800,-- exclusief BTW volstaat als vergoeding voor de uitvoering van een contra-expertise taalanalyse. Bij de bepaling van dit bedrag is tot uitgangspunt genomen dat in het algemeen vier tot zes uur voldoende is voor het maken van een contra-expertise taalanalyse dat het gangbare uurtarief van een linguïstisch deskundige € 75,-- tot € 100,-- bedraagt en dat de marge van € 200,-- kan worden gebruikt voor de noodzakelijke administratieve en additionele werkzaamheden.

12. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in beginsel een bedrag van € 800,-- exclusief BTW volstaat voor vergoeding van de kosten van een zogenoemde ‘daadwerkelijke contra-expertise taalanalyse’, de werkzaamheden die de Taalstudio verricht in de tweede fase. Eiser heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat dit bedrag in zijn geval niet zal voldoen.

13. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de kosten waarvan eiser vergoeding heeft gevraagd niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 17, tweede lid, van de Rva voor zover deze het bedrag van € 800,-- te boven gaan.

14. De rechtbank is verder van oordeel dat het beroep op artikel 15, eerste en tweede lid, van de Procedurerichtlijn niet slaagt. In de preambule onder 13 staat dat de procedure de asielzoeker de mogelijkheid moet geven om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie. Noch uit de preambule, noch uit artikel 15, eerste en tweede lid, van de Procedurerichtlijn kan worden afgeleid dat het in strijd is met dit artikel kosten als hier in het geding niet (volledig) te vergoeden.

Bron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...