Gezinshereniging willen op basis van artikel 29 (asiel) maar nooit hebben samengewoond. Hoe zit dat met artikel 8 EVRM en de gezinsherenigingsrichtlijn (uitspraak)
LJN: BN8696, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , AWB 09/23860
Datum uitspraak: 20-09-2010
Datum publicatie: 30-09-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uit de geschiedenis van de totstandkoming van onder meer de bepaling in artikel 29, eerste lid, onder e en f valt af te leiden dat is bedoeld om haar in overeenstemming te brengen met de uitleg die het EHRM aan de term “family life” in artikel 8 van het EVRM heeft gegeven. Het vereiste dat de echtgenote feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling moet dan ook in overeenstemming met artikel 8 van het EVRM worden uitgelegd. Aan eiseres kan worden toegegeven dat uit het arrest van het EHRM in de zaak Abdulaziz, Cabales en Balkandali van 28 mei 1985 moet worden afgeleid dat het feit dat twee personen die een wettig en oprecht huwelijk hebben gesloten, nog niet samenwonen of hebben samengewoond, niet in alle gevallen betekent dat hun relatie buiten de werkingssfeer van artikel 8 van het EVRM valt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder zich in dit geval op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent in de zin van artikel 8 van het EVRM. Voor die conclusie acht de rechtbank doorslaggevend het feit dat eiseres na haar huwelijk met referent bij haar vader is blijven wonen. Haar vader heeft ook volledig in haar onderhoud voorzien. Ter zitting heeft referent gesteld dat er geen beletselen waren om na het huwelijk meteen te gaan samenwonen; uit respect voor de familie hebben eiseres en referent willen wachten totdat een bruiloftsfeest was gevierd. Daarvoor moest referents vader eerst het benodigde geld bij elkaar vinden. Er was geen duidelijk vooruitzicht wanneer dat feest zou plaatsvinden. Eiseres is met haar vader uit Mogadishu gevlucht; referent op een ander tijdstip met zijn vader. Bij toeval hebben referent en eiseres elkaar weer ontmoet op 3 mei 2007. Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden geen sprake van een situatie waarin eiseres en referent, in de woorden van het EHRM in voornoemd arrest, “to a sufficient degree entered upon “family life” for the purposes of Art. 8”.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de gezinsherenigingsrichtlijn geen verdergaande rechten voor eiseres met zich. In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van deze richtlijn is bepaald dat de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn, en op voorwaarde dat aan de in Hoofdstuk IV en artikel 16 gestelde voorwaarden is voldaan, toestemming geven tot toegang en verblijf aan de echtgenoot van de gezinshereniger. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van deze richtlijn kunnen de lidstaten het verzoek tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging afwijzen wanneer de gezinshereniger geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden. In de tweede overweging van de considerans van de richtlijn is neergelegd dat in deze richtlijn de grondrechten en de beginselen in acht worden genomen die met name worden erkend in artikel 8 van het EVRM en in het Handvest van de grondrechten van de EU. De overwegingen van de rechtbank leiden de rechtbank dan ook tot de conclusie dat tussen eiseres en referent geen sprake is van werkelijk huwelijks- of gezinsleven in de zin van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de gezinsherenigingsrichtlijn. Artikel 7 van het Handvest, waarin onder meer het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven is neergelegd, voert niet verder dan artikel 8 van het EVRM. Beroep ongegrond.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 20-09-2010
Datum publicatie: 30-09-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uit de geschiedenis van de totstandkoming van onder meer de bepaling in artikel 29, eerste lid, onder e en f valt af te leiden dat is bedoeld om haar in overeenstemming te brengen met de uitleg die het EHRM aan de term “family life” in artikel 8 van het EVRM heeft gegeven. Het vereiste dat de echtgenote feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling moet dan ook in overeenstemming met artikel 8 van het EVRM worden uitgelegd. Aan eiseres kan worden toegegeven dat uit het arrest van het EHRM in de zaak Abdulaziz, Cabales en Balkandali van 28 mei 1985 moet worden afgeleid dat het feit dat twee personen die een wettig en oprecht huwelijk hebben gesloten, nog niet samenwonen of hebben samengewoond, niet in alle gevallen betekent dat hun relatie buiten de werkingssfeer van artikel 8 van het EVRM valt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder zich in dit geval op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent in de zin van artikel 8 van het EVRM. Voor die conclusie acht de rechtbank doorslaggevend het feit dat eiseres na haar huwelijk met referent bij haar vader is blijven wonen. Haar vader heeft ook volledig in haar onderhoud voorzien. Ter zitting heeft referent gesteld dat er geen beletselen waren om na het huwelijk meteen te gaan samenwonen; uit respect voor de familie hebben eiseres en referent willen wachten totdat een bruiloftsfeest was gevierd. Daarvoor moest referents vader eerst het benodigde geld bij elkaar vinden. Er was geen duidelijk vooruitzicht wanneer dat feest zou plaatsvinden. Eiseres is met haar vader uit Mogadishu gevlucht; referent op een ander tijdstip met zijn vader. Bij toeval hebben referent en eiseres elkaar weer ontmoet op 3 mei 2007. Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden geen sprake van een situatie waarin eiseres en referent, in de woorden van het EHRM in voornoemd arrest, “to a sufficient degree entered upon “family life” for the purposes of Art. 8”.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de gezinsherenigingsrichtlijn geen verdergaande rechten voor eiseres met zich. In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van deze richtlijn is bepaald dat de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn, en op voorwaarde dat aan de in Hoofdstuk IV en artikel 16 gestelde voorwaarden is voldaan, toestemming geven tot toegang en verblijf aan de echtgenoot van de gezinshereniger. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van deze richtlijn kunnen de lidstaten het verzoek tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging afwijzen wanneer de gezinshereniger geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden. In de tweede overweging van de considerans van de richtlijn is neergelegd dat in deze richtlijn de grondrechten en de beginselen in acht worden genomen die met name worden erkend in artikel 8 van het EVRM en in het Handvest van de grondrechten van de EU. De overwegingen van de rechtbank leiden de rechtbank dan ook tot de conclusie dat tussen eiseres en referent geen sprake is van werkelijk huwelijks- of gezinsleven in de zin van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de gezinsherenigingsrichtlijn. Artikel 7 van het Handvest, waarin onder meer het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven is neergelegd, voert niet verder dan artikel 8 van het EVRM. Beroep ongegrond.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties