Bewaring Somaliërs mogelijk (uitspraak)
LJN: BN8695, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/30618
Datum uitspraak: 27-09-2010
Datum publicatie: 30-09-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: bewaring vreemdeling uit Somaliland van wie uitzetting naar Mogadishu is voorgenomen niet onrechtmatig.
Samenvatting: De omstandigheid dat door toewijzing van de voorlopige voorziening op 23 augustus 2010 verweerder is verboden eiser uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist, betekent slechts een tijdelijke opschorting van de uitzetting. Eisers stelling, dat de procedure met betrekking tot de voorgenomen uitzetting van eiser naar Mogadishu nog geruime tijd in beslag kan nemen, betreft een onzekere toekomstige omstandigheid en kan niet leiden tot een ander oordeel. Met betrekking tot eisers stelling dat zicht op uitzetting binnen een overzienbare termijn naar Mogadishu ontbreekt, gelet op de veiligheidssituatie aldaar, en de situatie voor ontheemden in het bijzonder, overweegt de rechtbank dat die stelling niet kan leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring van eiser. De vraag of eiser kan worden uitgezet naar Mogadishu, zal worden beoordeeld naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Ten aanzien van de vraag of zicht op uitzetting naar Somaliland bestaat, overweegt de rechtbank voorts het volgende. In antwoord op de vragen van de rechtbank, heeft verweerder op 20 september 2010 laten weten dat verweerder voornemens is om eiser – zodra hij weer uitzetbaar is – uit te zetten naar Mogadishu (Somalië) en niet naar Somaliland. De omstandigheid dat eiser een financiële bijdrage ter beschikking wordt gesteld om vanuit Mogadishu door te reizen naar Noord-Somalië, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor sprake is van gedwongen terugkeer naar Somaliland. Gelet daarop kan de vraag of er zicht bestaat op uitzetting naar Somaliland buiten beschouwing blijven.
Inhoudsindicatie: bewaring vreemdeling uit Somaliland van wie uitzetting naar Mogadishu is voorgenomen niet onrechtmatig. Samenvatting: De omstandigheid dat door toewijzing van de voorlopige voorziening op 23 augustus 2010 verweerder is verboden eiser uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist, betekent slechts een tijdelijke opschorting van de uitzetting. Eisers stelling, dat de procedure met betrekking tot de voorgenomen uitzetting van eiser naar Mogadishu nog geruime tijd in beslag kan nemen, betreft een onzekere toekomstige omstandigheid en kan niet leiden tot een ander oordeel. Met betrekking tot eisers stelling dat zicht op uitzetting binnen een overzienbare termijn naar Mogadishu ontbreekt, gelet op de veiligheidssituatie aldaar, en de situatie voor ontheemden in het bijzonder, overweegt de rechtbank dat die stelling niet kan leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring van eiser. De vraag of eiser kan worden uitgezet naar Mogadishu, zal worden beoordeeld naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Ten aanzien van de vraag of zicht op uitzetting naar Somaliland bestaat, overweegt de rechtbank voorts het volgende. In antwoord op de vragen van de rechtbank, heeft verweerder op 20 september 2010 laten weten dat verweerder voornemens is om eiser – zodra hij weer uitzetbaar is – uit te zetten naar Mogadishu (Somalië) en niet naar Somaliland. De omstandigheid dat eiser een financiële bijdrage ter beschikking wordt gesteld om vanuit Mogadishu door te reizen naar Noord-Somalië, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor sprake is van gedwongen terugkeer naar Somaliland. Gelet daarop kan de vraag of er zicht bestaat op uitzetting naar Somaliland buiten beschouwing blijven
Datum uitspraak: 27-09-2010
Datum publicatie: 30-09-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: bewaring vreemdeling uit Somaliland van wie uitzetting naar Mogadishu is voorgenomen niet onrechtmatig.
Samenvatting: De omstandigheid dat door toewijzing van de voorlopige voorziening op 23 augustus 2010 verweerder is verboden eiser uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist, betekent slechts een tijdelijke opschorting van de uitzetting. Eisers stelling, dat de procedure met betrekking tot de voorgenomen uitzetting van eiser naar Mogadishu nog geruime tijd in beslag kan nemen, betreft een onzekere toekomstige omstandigheid en kan niet leiden tot een ander oordeel. Met betrekking tot eisers stelling dat zicht op uitzetting binnen een overzienbare termijn naar Mogadishu ontbreekt, gelet op de veiligheidssituatie aldaar, en de situatie voor ontheemden in het bijzonder, overweegt de rechtbank dat die stelling niet kan leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring van eiser. De vraag of eiser kan worden uitgezet naar Mogadishu, zal worden beoordeeld naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Ten aanzien van de vraag of zicht op uitzetting naar Somaliland bestaat, overweegt de rechtbank voorts het volgende. In antwoord op de vragen van de rechtbank, heeft verweerder op 20 september 2010 laten weten dat verweerder voornemens is om eiser – zodra hij weer uitzetbaar is – uit te zetten naar Mogadishu (Somalië) en niet naar Somaliland. De omstandigheid dat eiser een financiële bijdrage ter beschikking wordt gesteld om vanuit Mogadishu door te reizen naar Noord-Somalië, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor sprake is van gedwongen terugkeer naar Somaliland. Gelet daarop kan de vraag of er zicht bestaat op uitzetting naar Somaliland buiten beschouwing blijven.
Inhoudsindicatie: bewaring vreemdeling uit Somaliland van wie uitzetting naar Mogadishu is voorgenomen niet onrechtmatig. Samenvatting: De omstandigheid dat door toewijzing van de voorlopige voorziening op 23 augustus 2010 verweerder is verboden eiser uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist, betekent slechts een tijdelijke opschorting van de uitzetting. Eisers stelling, dat de procedure met betrekking tot de voorgenomen uitzetting van eiser naar Mogadishu nog geruime tijd in beslag kan nemen, betreft een onzekere toekomstige omstandigheid en kan niet leiden tot een ander oordeel. Met betrekking tot eisers stelling dat zicht op uitzetting binnen een overzienbare termijn naar Mogadishu ontbreekt, gelet op de veiligheidssituatie aldaar, en de situatie voor ontheemden in het bijzonder, overweegt de rechtbank dat die stelling niet kan leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring van eiser. De vraag of eiser kan worden uitgezet naar Mogadishu, zal worden beoordeeld naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Ten aanzien van de vraag of zicht op uitzetting naar Somaliland bestaat, overweegt de rechtbank voorts het volgende. In antwoord op de vragen van de rechtbank, heeft verweerder op 20 september 2010 laten weten dat verweerder voornemens is om eiser – zodra hij weer uitzetbaar is – uit te zetten naar Mogadishu (Somalië) en niet naar Somaliland. De omstandigheid dat eiser een financiële bijdrage ter beschikking wordt gesteld om vanuit Mogadishu door te reizen naar Noord-Somalië, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor sprake is van gedwongen terugkeer naar Somaliland. Gelet daarop kan de vraag of er zicht bestaat op uitzetting naar Somaliland buiten beschouwing blijven
Reacties