Geen uitzetting naar Algerije mogelijk (uitspraak Raad van State)
LJN: BP6856, Raad van State , 201101680/1/V3
Datum uitspraak: 02-03-2011
Datum publicatie: 07-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij uitspraak van 24 december 2010 in zaak nr. 201010538/1/V3 (www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, geoordeeld dat in de thans bestaande situatie redelijkerwijs niet te verwachten is dat binnen afzienbare tijd zal kunnen worden overgegaan tot uitzetting van Algerijnse vreemdelingen naar Algerije met gebruikmaking van een daartoe door de Algerijnse autoriteiten afgegeven laissez passer. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat in het geval van de vreemdeling uitzetting naar Algerije toch mogelijk moet worden geacht, is niet gebleken. Aan de omstandigheid dat de vreemdeling weigert te voldoen aan zijn verplichting tot medewerking aan zijn uitzetting komt in zoverre geen betekenis toe, omdat, ook indien de vreemdeling die medewerking zou hebben verleend, dit in de gegeven situatie niet, althans niet binnen een redelijke termijn, tot zijn uitzetting zou hebben kunnen leiden.
Vaststaat dat de vreemdeling bij besluit van 19 april 2005 ongewenst is verklaard, zijn verblijf hier te lande derhalve verboden is en op hem ook anderszins de rechtsplicht rust Nederland te verlaten. Die rechtsplicht brengt onder meer met zich dat hij volledige medewerking dient te verlenen aan elke poging van de minister om zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. De vreemdeling heeft Nederland desondanks nog immer niet verlaten. De vreemdeling heeft derhalve bewust gekozen voor langdurige voortzetting van zijn onrechtmatig verblijf hier te lande met het daaraan verbonden risico op steeds terugkerende inbewaringstelling. Hij heeft in hoger beroep niet betwist dat hij weigert medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Dat het gebrek aan zodanige medewerking er thans niet toe kan leiden dat uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn mogelijk moet worden geacht, laat onverlet dat de vreemdeling ook in die situatie verplicht blijft actief en volledig de van zijn kant te vergen medewerking te verlenen aan de inspanningen van de minister om tot zijn uitzetting te komen. Onder de gegeven omstandigheden bestaat aanleiding de schadevergoeding tot nihil te matigen.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Datum uitspraak: 02-03-2011
Datum publicatie: 07-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij uitspraak van 24 december 2010 in zaak nr. 201010538/1/V3 (www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, geoordeeld dat in de thans bestaande situatie redelijkerwijs niet te verwachten is dat binnen afzienbare tijd zal kunnen worden overgegaan tot uitzetting van Algerijnse vreemdelingen naar Algerije met gebruikmaking van een daartoe door de Algerijnse autoriteiten afgegeven laissez passer. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat in het geval van de vreemdeling uitzetting naar Algerije toch mogelijk moet worden geacht, is niet gebleken. Aan de omstandigheid dat de vreemdeling weigert te voldoen aan zijn verplichting tot medewerking aan zijn uitzetting komt in zoverre geen betekenis toe, omdat, ook indien de vreemdeling die medewerking zou hebben verleend, dit in de gegeven situatie niet, althans niet binnen een redelijke termijn, tot zijn uitzetting zou hebben kunnen leiden.
Vaststaat dat de vreemdeling bij besluit van 19 april 2005 ongewenst is verklaard, zijn verblijf hier te lande derhalve verboden is en op hem ook anderszins de rechtsplicht rust Nederland te verlaten. Die rechtsplicht brengt onder meer met zich dat hij volledige medewerking dient te verlenen aan elke poging van de minister om zijn terugkeer naar zijn land van herkomst of enig ander land waar zijn toelating is gewaarborgd, te bewerkstelligen. De vreemdeling heeft Nederland desondanks nog immer niet verlaten. De vreemdeling heeft derhalve bewust gekozen voor langdurige voortzetting van zijn onrechtmatig verblijf hier te lande met het daaraan verbonden risico op steeds terugkerende inbewaringstelling. Hij heeft in hoger beroep niet betwist dat hij weigert medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Dat het gebrek aan zodanige medewerking er thans niet toe kan leiden dat uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn mogelijk moet worden geacht, laat onverlet dat de vreemdeling ook in die situatie verplicht blijft actief en volledig de van zijn kant te vergen medewerking te verlenen aan de inspanningen van de minister om tot zijn uitzetting te komen. Onder de gegeven omstandigheden bestaat aanleiding de schadevergoeding tot nihil te matigen.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Reacties