Mededeling implementatie Richtlijn 2008/115/EG over normen en procedures voor terugkeer onderdanen van derde landen
Betreft: Implementatie Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)
De minister voor Immigratie en Asiel deelt naar analogie van aanwijzing 347 van de Aanwijzingen voor de regelgeving mede dat de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) (hierna: de richtlijn) per 24 december 2010 voorlopig gedeeltelijk is geïmplementeerd door middel van bestaande regelgeving.
In dat verband verdient bijzondere aandacht dat artikel 2, tweede lid, van de richtlijn een optionele bepaling bevat die het mogelijk maakt dat de lidstaten besluiten de richtlijn niet toe te passen op de daarin omschreven categorieën van vreemdelingen.
Zolang er geen oordeel van de Nederlandse formele wetgever is gegeven over de eventuele volledige toepassing van de richtlijn voor ook de in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn bedoelde categorieën vreemdelingen, omdat de beoogde wetgeving nog niet tot stand is kunnen komen, moet het ervoor worden gehouden dat Nederland de bestaande regelgeving kan en mag blijven toepassen op meerbedoelde categorieën vreemdelingen.
Dat impliceert dat Nederland voorlopig feitelijk gebruik maakt en mag maken van die bepaling, in ieder geval tot het moment waarop ter implementatie van de richtlijn regelgeving in werking zal zijn getreden.
De groepen vreemdelingen die daarmee van de toepasselijkheid van de richtlijn zijn uitgesloten zijn onderdanen van derde landen:
a. aan wie de toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 13 van de Schengengrenscode, of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat, en die vervolgens geen vergunning of recht hebben verkregen om in die lidstaat te verblijven;
b. die verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving, of jegens wie een uitleveringsprocedure loopt.
De uitsluiting van de toepasselijkheid van de richtlijn ten aanzien van deze groepen heeft tot gevolg dat ten aanzien van hen met name ook artikel 15 van de richtlijn niet van toepassing is op de vrijheidsbeperking (al dan niet tot een plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek) op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin op de vrijheidsontneming op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze uitsluiting heeft tevens tot gevolg dat met het oog op de vrijheidsbeperking respectievelijk de vrijheidsontneming voor de hierboven aangeduide groepen vreemdelingen niet is vereist dat ter uitvoering van artikel 3, punt 7, van de richtlijn in formele of materiële wetgeving criteria zijn opgenomen om aan te nemen dat een onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt zich zal onttrekken aan het toezicht. Daarom zal ter zake kunnen worden volstaan met het bepaalde in de Vreemdelingencirculaire 2000, A6/5.3.3.1.
De richtlijn 2008/115/EG werkt door in de Nederlandse rechtsorde door middel van bestaande regelgeving op de wijze als aangegeven in de transponeringstabel welke als bijlage bij deze mededeling is opgenomen.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers.
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-4082.html
Law blog
De minister voor Immigratie en Asiel deelt naar analogie van aanwijzing 347 van de Aanwijzingen voor de regelgeving mede dat de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) (hierna: de richtlijn) per 24 december 2010 voorlopig gedeeltelijk is geïmplementeerd door middel van bestaande regelgeving.
In dat verband verdient bijzondere aandacht dat artikel 2, tweede lid, van de richtlijn een optionele bepaling bevat die het mogelijk maakt dat de lidstaten besluiten de richtlijn niet toe te passen op de daarin omschreven categorieën van vreemdelingen.
Zolang er geen oordeel van de Nederlandse formele wetgever is gegeven over de eventuele volledige toepassing van de richtlijn voor ook de in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn bedoelde categorieën vreemdelingen, omdat de beoogde wetgeving nog niet tot stand is kunnen komen, moet het ervoor worden gehouden dat Nederland de bestaande regelgeving kan en mag blijven toepassen op meerbedoelde categorieën vreemdelingen.
Dat impliceert dat Nederland voorlopig feitelijk gebruik maakt en mag maken van die bepaling, in ieder geval tot het moment waarop ter implementatie van de richtlijn regelgeving in werking zal zijn getreden.
De groepen vreemdelingen die daarmee van de toepasselijkheid van de richtlijn zijn uitgesloten zijn onderdanen van derde landen:
a. aan wie de toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 13 van de Schengengrenscode, of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat, en die vervolgens geen vergunning of recht hebben verkregen om in die lidstaat te verblijven;
b. die verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving, of jegens wie een uitleveringsprocedure loopt.
De uitsluiting van de toepasselijkheid van de richtlijn ten aanzien van deze groepen heeft tot gevolg dat ten aanzien van hen met name ook artikel 15 van de richtlijn niet van toepassing is op de vrijheidsbeperking (al dan niet tot een plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek) op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin op de vrijheidsontneming op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze uitsluiting heeft tevens tot gevolg dat met het oog op de vrijheidsbeperking respectievelijk de vrijheidsontneming voor de hierboven aangeduide groepen vreemdelingen niet is vereist dat ter uitvoering van artikel 3, punt 7, van de richtlijn in formele of materiële wetgeving criteria zijn opgenomen om aan te nemen dat een onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt zich zal onttrekken aan het toezicht. Daarom zal ter zake kunnen worden volstaan met het bepaalde in de Vreemdelingencirculaire 2000, A6/5.3.3.1.
De richtlijn 2008/115/EG werkt door in de Nederlandse rechtsorde door middel van bestaande regelgeving op de wijze als aangegeven in de transponeringstabel welke als bijlage bij deze mededeling is opgenomen.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers.
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-4082.html
Law blog
Reacties