Posts tonen met het label Richtlijn 2008/115/EG. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Richtlijn 2008/115/EG. Alle posts tonen

20 juni 2012

Beroep tegen inreisverbod in asielzaak mogelijk ook al is er nooit tegen afwijzing asiel geprocedeerd (uitspraak)

LJN: BW8710, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 12/15226 (rechtspraak.nl)
Datum uitspraak: 05-06-2012
Datum publicatie: 19-06-2012


2. Onder verwijzing naar de overwegingen 3 tot en met 7 van de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 24 mei 2012 in de zaak met nummer AWB 12/4390 (LJN: BW6762), is de rechtbank van oordeel dat tegen de beslissing inzake het inreisverbod geen bezwaar, doch rechtstreeks beroep openstaat.
De rechtbank is derhalve bevoegd van het beroep kennis te nemen.

3. In de namens eisers ingediende zienswijze is niet ingegaan op het voorgenomen inreisverbod. Gronden of bezwaren tegen het inreisverbod kunnen ook voor het overige niet uit de zienswijze worden afgeleid. Artikel 6:13 van de Awb bepaalt als volgt:

Geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

4. De rechtbank is van oordeel dat artikel 6:13 van de Awb niet in de weg staat aan beoordeling van de gronden tegen het inreisverbod, aangezien deze bepaling slechts betrekking heeft op zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb en niet op zienswijzen als bedoeld in artikel 39 van de Vw 2000. Laatstgenoemde zienswijzen zijn niet gelijk te stellen met die, bedoeld in artikel 3:15 van de Awb.

5. Onder verwijzing naar de overwegingen 9 tot en met 17 van voormelde uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 24 mei 2012 is de rechtbank voorts van oordeel dat de implementatie van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, correct is geschied wat betreft de individuele beoordeling van de duur van het inreisverbod. De rechtbank maakt de overwegingen in deze uitspraak tot de hare.

6. Nu namens eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] geen bijzondere individuele omstandigheden zijn gesteld, die hadden moeten leiden tot een inreisverbod van een kortere duur dan twee jaar, is hun beroep tegen het inreisverbod ongegrond.

7. Onder zaaknummer 12/15528 is, overigens buiten toedoen van de gemachtigde, een beroep geregistreerd, kennelijk gericht tegen een aan eiser [naam eiser 3] opgelegd reisverbod. Nu van een dergelijk inreisverbod geen sprake is, en de gronden tegen het inreisverbod ook zien op deze eiser, moet dit beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.



Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

21 maart 2011

Geen doorbreking appèlverbod bij vervolgberoepen over Terugkeerrichtlijn (uitspraak Raad van State)

LJN: BP8387, Raad van State , 201102118/1/V3

Datum uitspraak: 11-03-2011
Datum publicatie: 21-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2006 in zaak nr. 200602781/1; ter voorlichting van partijen aangehecht), biedt de klacht dat de aangevallen uitspraak op een onjuiste inhoudelijke beoordeling berust geen grond voor het oordeel dat van een ernstige schending als hiervoor bedoeld sprake is. Dat die inhoudelijke beoordeling in dit geval ziet op de door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden ter zake van de in Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven opgenomen bepalingen, maakt dat niet anders.

-------------
2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 47, eerste lid, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vw 2000.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, derde lid, hoger beroep open bij de Afdeling.

2.2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 59. De uitspraak van de rechtbank van 9 februari 2011 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling.

2.3. Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 augustus 2006 in zaak nr. 200602781/1; ter voorlichting van partijen aangehecht), biedt de klacht dat de aangevallen uitspraak op een onjuiste inhoudelijke beoordeling berust geen grond voor het oordeel dat van een ernstige schending als hiervoor bedoeld sprake is. Dat die inhoudelijke beoordeling in dit geval ziet op de door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden ter zake van de in Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven opgenomen bepalingen, maakt dat niet anders.

2.4. De Afdeling is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

14 maart 2011

Mededeling implementatie Richtlijn 2008/115/EG over normen en procedures voor terugkeer onderdanen van derde landen

Betreft: Implementatie Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)
De minister voor Immigratie en Asiel deelt naar analogie van aanwijzing 347 van de Aanwijzingen voor de regelgeving mede dat de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) (hierna: de richtlijn) per 24 december 2010 voorlopig gedeeltelijk is geïmplementeerd door middel van bestaande regelgeving.
In dat verband verdient bijzondere aandacht dat artikel 2, tweede lid, van de richtlijn een optionele bepaling bevat die het mogelijk maakt dat de lidstaten besluiten de richtlijn niet toe te passen op de daarin omschreven categorieën van vreemdelingen.
Zolang er geen oordeel van de Nederlandse formele wetgever is gegeven over de eventuele volledige toepassing van de richtlijn voor ook de in artikel 2, tweede lid, van de richtlijn bedoelde categorieën vreemdelingen, omdat de beoogde wetgeving nog niet tot stand is kunnen komen, moet het ervoor worden gehouden dat Nederland de bestaande regelgeving kan en mag blijven toepassen op meerbedoelde categorieën vreemdelingen.
Dat impliceert dat Nederland voorlopig feitelijk gebruik maakt en mag maken van die bepaling, in ieder geval tot het moment waarop ter implementatie van de richtlijn regelgeving in werking zal zijn getreden.
De groepen vreemdelingen die daarmee van de toepasselijkheid van de richtlijn zijn uitgesloten zijn onderdanen van derde landen:
a. aan wie de toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 13 van de Schengengrenscode, of die door de bevoegde autoriteiten zijn aangehouden of onderschept wegens het op niet reguliere wijze overschrijden over land, over zee of door de lucht van de buitengrens van een lidstaat, en die vervolgens geen vergunning of recht hebben verkregen om in die lidstaat te verblijven;

b. die verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving, of jegens wie een uitleveringsprocedure loopt.
De uitsluiting van de toepasselijkheid van de richtlijn ten aanzien van deze groepen heeft tot gevolg dat ten aanzien van hen met name ook artikel 15 van de richtlijn niet van toepassing is op de vrijheidsbeperking (al dan niet tot een plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek) op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin op de vrijheidsontneming op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze uitsluiting heeft tevens tot gevolg dat met het oog op de vrijheidsbeperking respectievelijk de vrijheidsontneming voor de hierboven aangeduide groepen vreemdelingen niet is vereist dat ter uitvoering van artikel 3, punt 7, van de richtlijn in formele of materiële wetgeving criteria zijn opgenomen om aan te nemen dat een onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt zich zal onttrekken aan het toezicht. Daarom zal ter zake kunnen worden volstaan met het bepaalde in de Vreemdelingencirculaire 2000, A6/5.3.3.1.
De richtlijn 2008/115/EG werkt door in de Nederlandse rechtsorde door middel van bestaande regelgeving op de wijze als aangegeven in de transponeringstabel welke als bijlage bij deze mededeling is opgenomen.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers.

Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-4082.html


Law Blogs
Law blog

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...