Raad van State haalt grote streep door Japans geluk met de het NL-Zwitsers Tractaat
via Julien Luscuere
201506840/1/V1.
Datum uitspraak: 11 november 2016
Het hoger beroep van de staatssecretaris
4. In zijn enige grief, gericht tegen voornoemde overwegingen, klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in het Nederlands-Zwitsers Tractaat geen bijzondere, gunstiger regeling over de leges staat voor Zwitserse onderdanen en daarom ook voor de vreemdeling niet. Daarom is terecht in overeenstemming met artikel 3.34, aanhef en onder g, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: het VV 2000), zoals ten tijde van belang luidend, het legesbedrag van € 861,00 in rekening gebracht, aldus de staatssecretaris. Voorts heeft de rechtbank volgens de staatssecretaris niet onderkend dat de vreemdeling zich in het kader van de toepassing van de meestbegunstigingsclausule niet kan beroepen op de Overeenkomst, nu deze enerzijds geen bilateraal verdrag is en anderzijds het grensverkeer beoogt te vergemakkelijken als bedoeld in artikel 18, aanhef en onder a, van het Nederlands-Japans Verdrag.
Kort voor zitting heeft de staatssecretaris zijn standpunt in zoverre gewijzigd dat hij thans betwist dat Japanse onderdanen, waaronder de vreemdeling, in het kader van de toepassing van de meestbegunstigingsclausule van het Nederlands-Japans Verdrag een beroep kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat als zodanig. Enerzijds maakt de inwerkingtreding van de Overeenkomst volgens de staatssecretaris dat het Nederlands-Zwitsers Tractaat voor alle onderwerpen die door de Overeenkomst worden bestreken zijn betekenis heeft verloren en maken artikel 22 van de Overeenkomst en de algemene voorrang van het Unierecht dat het Nederlands-Zwitsers Tractaat, voor zover dit nog wel praktische betekenis zou hebben, geen afbreuk mag doen aan de Overeenkomst. Anderzijds moet artikel 1 van het Nederlands-Zwitsers Tractaat volgens de staatssecretaris restrictief worden uitgelegd en bestaat uit hoofde daarvan geen aanspraak op vestiging, verblijf en arbeid, anders dan overeenkomstig de nationale wetgeving. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de staatssecretaris verwezen naar een notawisseling van 16 juni 2016, die een interpretatieve verklaring van de Nederlandse en de Zwitserse regering bevat ter verduidelijking van de wijze waarop zij artikel 1 van het Nederlands-Zwitsers Tractaat in het verleden hebben uitgelegd en ook thans nog uitleggen.
4.1. In voornoemde uitspraak van 19 juni 2013 heeft de Afdeling overwogen dat Japanse onderdanen zich in het kader van de toepassing van de in artikel 1, aanhef en onder 1°, van het Nederlands-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule kunnen beroepen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, omdat Zwitserland is aan te merken als meestbegunstigde natie.
In de uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4701, over de eis van een tewerkstellingsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst door een Japanse onderdaan, heeft de Afdeling in het verlengde van voornoemde uitspraak overwogen dat de meestbegunstigingsclausule in het Nederlands-Japans Verdrag, bezien in samenhang met het Nederlands-Zwitsers Tractaat, tevens ziet op het vrij verrichten van arbeid in loondienst.
4.2. Uit artikel 1 van de Overeenkomst volgt dat deze onder meer beoogt vestiging, verblijf en arbeid van Zwitserse onderdanen binnen de Europese Unie en haar lidstaten te regelen. Gelet op dit doel van de Overeenkomst heeft het Nederlands-Zwitsers Tractaat in elk geval sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst op 1 juni 2002 voor Zwitserse onderdanen geen verblijfsrechtelijke betekenis meer.
Anders dan overwogen in voornoemde uitspraak van 19 juni 2013, bieden artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1985, 79) en artikel 22, eerste lid, van de Overeenkomst geen ruimte om aan het Nederlands-Zwitsers Tractaat op het punt van het verblijfsrecht een de Overeenkomst aanvullende werking toe te kennen, omdat het minder gunstig is dan de Overeenkomst zelf. Daarom is het Nederlands-Zwitsers Tractaat voor zover het verblijfsrechtelijke aanspraken zou verlenen niet verenigbaar met de Overeenkomst, zodat ingevolge het tweede lid van artikel 22 de Overeenkomst prevaleert. De notawisseling van 16 juni 2016 bevestigt dat ook Nederland en Zwitserland aan het Nederlands-Zwitsers Tractaat in ieder geval thans geen verblijfsrechtelijke betekenis meer willen toekennen.
Uit het vorenstaande volgt dat Japanse onderdanen, zoals de vreemdeling, in het kader van de toepassing van de in het Nederland-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule geen beroep kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, daargelaten of dit een bijzondere, gunstiger regeling over de leges bevat. Dat de staatssecretaris zich voorheen op het standpunt stelde dat de Overeenkomst niet in de weg staat aan een beroep door Zwitserse onderdanen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat en hij daarmee samenhangend beleid voerde, maakt dit niet anders. De Afdeling voegt hieraan toe dat een Japanse onderdaan zich voor de toepassing van de meestbegunstigingsclausule evenmin op de Overeenkomst kan beroepen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat artikel 17 van het Nederlands-Japans Verdrag gezien het tijdstip van totstandkoming van dit Verdrag alleen op verdragen tussen de verdragsluitende partijen en andere staten van toepassing kan zijn en niet op verdragen met regionale gemeenschappen zoals de Europese Unie, die toen nog niet bestonden. Voorts is het gevolg van de Overeenkomst dat Zwitserse onderdanen in Nederland als burgers van de Unie worden behandeld en zij zich niet langer in een met derdelanders vergelijkbare situatie bevinden. In het verlengde hiervan kan een Japanse onderdaan zich voor de toepassing van de meestbegunstigingsclausule evenmin beroepen op de nationaalrechtelijke bepalingen waarmee is beoogd de Overeenkomst te implementeren.
Hetgeen de staatssecretaris overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
Hier staat de uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=89435
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
In a highly anticipated ruling on 11 November 2016 the Council unexpectedly squashed a decision of the District Court in which the IND was ordered to refund the visa charges to a Japanese employee. This court referred to an earlier ruling of the Council on 19 June 2013 that substantiated the position of the Japanese under the Dutch-Swiss Friendship Treaty. Remarkably the Council now annulled its earlier considerations, and concludes in a speed record of 392 words to a 180 degrees perspective. The earlier precedent has no effect and no transitional rights are granted
Uitspraak 201506840/1/V1
Datum van uitspraak: | vrijdag 11 november 2016 |
Tegen: | de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie |
Proceduresoort: | Hoger beroep |
Rechtsgebied: | Vreemdelingenkamer - Regulier |
Datum uitspraak: 11 november 2016
Het hoger beroep van de staatssecretaris
4. In zijn enige grief, gericht tegen voornoemde overwegingen, klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank niet heeft onderkend dat in het Nederlands-Zwitsers Tractaat geen bijzondere, gunstiger regeling over de leges staat voor Zwitserse onderdanen en daarom ook voor de vreemdeling niet. Daarom is terecht in overeenstemming met artikel 3.34, aanhef en onder g, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: het VV 2000), zoals ten tijde van belang luidend, het legesbedrag van € 861,00 in rekening gebracht, aldus de staatssecretaris. Voorts heeft de rechtbank volgens de staatssecretaris niet onderkend dat de vreemdeling zich in het kader van de toepassing van de meestbegunstigingsclausule niet kan beroepen op de Overeenkomst, nu deze enerzijds geen bilateraal verdrag is en anderzijds het grensverkeer beoogt te vergemakkelijken als bedoeld in artikel 18, aanhef en onder a, van het Nederlands-Japans Verdrag.
Kort voor zitting heeft de staatssecretaris zijn standpunt in zoverre gewijzigd dat hij thans betwist dat Japanse onderdanen, waaronder de vreemdeling, in het kader van de toepassing van de meestbegunstigingsclausule van het Nederlands-Japans Verdrag een beroep kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat als zodanig. Enerzijds maakt de inwerkingtreding van de Overeenkomst volgens de staatssecretaris dat het Nederlands-Zwitsers Tractaat voor alle onderwerpen die door de Overeenkomst worden bestreken zijn betekenis heeft verloren en maken artikel 22 van de Overeenkomst en de algemene voorrang van het Unierecht dat het Nederlands-Zwitsers Tractaat, voor zover dit nog wel praktische betekenis zou hebben, geen afbreuk mag doen aan de Overeenkomst. Anderzijds moet artikel 1 van het Nederlands-Zwitsers Tractaat volgens de staatssecretaris restrictief worden uitgelegd en bestaat uit hoofde daarvan geen aanspraak op vestiging, verblijf en arbeid, anders dan overeenkomstig de nationale wetgeving. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de staatssecretaris verwezen naar een notawisseling van 16 juni 2016, die een interpretatieve verklaring van de Nederlandse en de Zwitserse regering bevat ter verduidelijking van de wijze waarop zij artikel 1 van het Nederlands-Zwitsers Tractaat in het verleden hebben uitgelegd en ook thans nog uitleggen.
4.1. In voornoemde uitspraak van 19 juni 2013 heeft de Afdeling overwogen dat Japanse onderdanen zich in het kader van de toepassing van de in artikel 1, aanhef en onder 1°, van het Nederlands-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule kunnen beroepen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, omdat Zwitserland is aan te merken als meestbegunstigde natie.
In de uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4701, over de eis van een tewerkstellingsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst door een Japanse onderdaan, heeft de Afdeling in het verlengde van voornoemde uitspraak overwogen dat de meestbegunstigingsclausule in het Nederlands-Japans Verdrag, bezien in samenhang met het Nederlands-Zwitsers Tractaat, tevens ziet op het vrij verrichten van arbeid in loondienst.
4.2. Uit artikel 1 van de Overeenkomst volgt dat deze onder meer beoogt vestiging, verblijf en arbeid van Zwitserse onderdanen binnen de Europese Unie en haar lidstaten te regelen. Gelet op dit doel van de Overeenkomst heeft het Nederlands-Zwitsers Tractaat in elk geval sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst op 1 juni 2002 voor Zwitserse onderdanen geen verblijfsrechtelijke betekenis meer.
Anders dan overwogen in voornoemde uitspraak van 19 juni 2013, bieden artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1985, 79) en artikel 22, eerste lid, van de Overeenkomst geen ruimte om aan het Nederlands-Zwitsers Tractaat op het punt van het verblijfsrecht een de Overeenkomst aanvullende werking toe te kennen, omdat het minder gunstig is dan de Overeenkomst zelf. Daarom is het Nederlands-Zwitsers Tractaat voor zover het verblijfsrechtelijke aanspraken zou verlenen niet verenigbaar met de Overeenkomst, zodat ingevolge het tweede lid van artikel 22 de Overeenkomst prevaleert. De notawisseling van 16 juni 2016 bevestigt dat ook Nederland en Zwitserland aan het Nederlands-Zwitsers Tractaat in ieder geval thans geen verblijfsrechtelijke betekenis meer willen toekennen.
Uit het vorenstaande volgt dat Japanse onderdanen, zoals de vreemdeling, in het kader van de toepassing van de in het Nederland-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule geen beroep kunnen doen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat, daargelaten of dit een bijzondere, gunstiger regeling over de leges bevat. Dat de staatssecretaris zich voorheen op het standpunt stelde dat de Overeenkomst niet in de weg staat aan een beroep door Zwitserse onderdanen op het Nederlands-Zwitsers Tractaat en hij daarmee samenhangend beleid voerde, maakt dit niet anders. De Afdeling voegt hieraan toe dat een Japanse onderdaan zich voor de toepassing van de meestbegunstigingsclausule evenmin op de Overeenkomst kan beroepen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat artikel 17 van het Nederlands-Japans Verdrag gezien het tijdstip van totstandkoming van dit Verdrag alleen op verdragen tussen de verdragsluitende partijen en andere staten van toepassing kan zijn en niet op verdragen met regionale gemeenschappen zoals de Europese Unie, die toen nog niet bestonden. Voorts is het gevolg van de Overeenkomst dat Zwitserse onderdanen in Nederland als burgers van de Unie worden behandeld en zij zich niet langer in een met derdelanders vergelijkbare situatie bevinden. In het verlengde hiervan kan een Japanse onderdaan zich voor de toepassing van de meestbegunstigingsclausule evenmin beroepen op de nationaalrechtelijke bepalingen waarmee is beoogd de Overeenkomst te implementeren.
Hetgeen de staatssecretaris overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
Hier staat de uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=89435
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Reacties