Verblijf moeder bij kind op basis van de Europese richtlijn 2004/38/EG - financiële afhankelijkkheid (uitspraak rechter)
LJN: BL7327,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/28693
Datum uitspraak: 11-02-2010
Datum publicatie: 17-03-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Richtlijn 2004/38/EG / afhankelijkheid van het familielid als bedoeld in artikel 8.7, eerste en tweede lid van het Vb 2000 / toepasselijkheid van de verblijfsrichtlijn op een familielid dat zich in Nederland bij een EU-burger voegt
Op grond van de overgelegde documenten is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat is gebleken dat eiseres structureel financiële steun ontvangt van haar dochter en referent. Daarom heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt op grond van welke feiten en/of omstandigheden hij tot het oordeel is gekomen dat uit de stukken niet blijkt dat eiseres ten laste is van haar dochter en referent. Er is sprake van een motiveringsgebrek, op grond waarvan het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Eiseres ontleent rechten aan de verblijfsrichtlijn, nu haar dochter en referent daar rechten aan ontlenen. Eiseres is een familielid zoals bedoeld in artikel 8.7, eerste lid en tweede lid van het Vb 2000. Verweerder stelt dat, nu eiseres niet bij referent in Duitsland heeft verbleven er geen aanknopingspunten met de verblijfsrichtlijn zijn, waardoor eiseres niet in aanmerking komt voor een visum. De rechtbank overweegt in dit verband dat in bovenvermeld beleid zoals neergelegd in paragraaf A2/6.2.2.2 van de Vc 2000 dit niet als vereiste wordt vermeld, waarbij de rechtbank er nogmaals op wijst dat niet in geschil is dat referent en zijn echtgenote in Nederland rechten ontlenen aan de verblijfsrichtlijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Awb, onvoldoende heeft gemotiveerd dat eerder genoemd vereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 11-02-2010
Datum publicatie: 17-03-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Richtlijn 2004/38/EG / afhankelijkheid van het familielid als bedoeld in artikel 8.7, eerste en tweede lid van het Vb 2000 / toepasselijkheid van de verblijfsrichtlijn op een familielid dat zich in Nederland bij een EU-burger voegt
Op grond van de overgelegde documenten is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat is gebleken dat eiseres structureel financiële steun ontvangt van haar dochter en referent. Daarom heeft verweerder onvoldoende inzichtelijk gemaakt op grond van welke feiten en/of omstandigheden hij tot het oordeel is gekomen dat uit de stukken niet blijkt dat eiseres ten laste is van haar dochter en referent. Er is sprake van een motiveringsgebrek, op grond waarvan het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Eiseres ontleent rechten aan de verblijfsrichtlijn, nu haar dochter en referent daar rechten aan ontlenen. Eiseres is een familielid zoals bedoeld in artikel 8.7, eerste lid en tweede lid van het Vb 2000. Verweerder stelt dat, nu eiseres niet bij referent in Duitsland heeft verbleven er geen aanknopingspunten met de verblijfsrichtlijn zijn, waardoor eiseres niet in aanmerking komt voor een visum. De rechtbank overweegt in dit verband dat in bovenvermeld beleid zoals neergelegd in paragraaf A2/6.2.2.2 van de Vc 2000 dit niet als vereiste wordt vermeld, waarbij de rechtbank er nogmaals op wijst dat niet in geschil is dat referent en zijn echtgenote in Nederland rechten ontlenen aan de verblijfsrichtlijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Awb, onvoldoende heeft gemotiveerd dat eerder genoemd vereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties