20 december 2015

Voor de rechter: De Europaroute met een bochtje om (Richtlijn 2004/38)

Casus: Nederlandse mevrouw gaat in Engeland werken en ontmoet daar de liefde van haar leven in de vorm van een Australische collega. Na jaren in Engeland te hebben samengewoond en een kind te hebben gekregen vertrekken ze naar Australie. Na verloop van een paar jaar blijkt de opa in Nederland ziek en keren zij terug naar Nederland. De Nederlandse mevrouw werkt inmiddels niet meer dankzij gezondheidsklachten. De Australische meneer wil gewoon als academicus aan de slag kunnen (of op een andere manier geld verdienen met een baan) en niet iedere 3 maanden naar Australie moeten. De IND weigert de verblijfsstatus op grond van EU recht te toetsen bij de aanvraag voor gezinshereniging. Dus startdaarom aparte toetsingsprocedure voor EU verblijfsrecht en dat weigert de IND omdat ze eerst naar Australie zijn gegaan.

Juridisch kader: artikel 21 VWEU en Richtlijn 2004/38

Rechtelijke instantie: Rechtbank

Betoog: Richtlijn 2004/38
In de Richtlijn staat helemaal niet als vereiste vermeld dat iemand direct moet terugkeren naar het land van herkomst. De Richtlijn is bedoeld om het vrij verkeer van personen binnen de EU zoals genoemd in artikel 20 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te bevorderen door iemand die in een ander EU land wil gaan werken niet te belemmeren door het idee dat als diegene daar wellicht een relatie aangaat en een gezin sticht dat hem of haar zal beletten om ooit nog terug naar het moederland te keren, waardoor iemand zal aarzelen om die stap te nemen.

Volgens (2) in de Preambule van Richtlijn 2004/38 is:
2) The free movement of persons constitutes one of the fundamental freedoms of the internal market, which comprises an area without internal frontiers, in which freedom is ensured in accordance with the provisions of the Treaty.
5) The right of all Union citizens to move and reside freely within the territory of the Member States should, if it is to be exercised under objective conditions of freedom and dignity, be also granted to their family members, irrespective of nationality.
De rechten op grond van Richtlijn 2004/38 worden analoog toegepast wanneer het gezin dan naar het land van herkomst van de EU partner terugkeerd.

Het lijkt er op dat Nederland daar een eigen draai aan meent te mogen geven.

In artikel 16 van de Richtlijn wordt wel vermeld dat rechten in het gastland – het andere EU-land kunnen vervallen als mensen er uit zijn vertrokken maar dat zegt niets over de status van terugkerende London-Europa-route gezinnen. Immers er is een duidelijk verschil tussen verblijf in het land waar je de nationaliteit van hebt en een ander EU-land.

Dit jaar heeft het Europese Hof van Justitie uitspraak gedaan in een aantal Europa-route zaken en een dezer was een gezin wat vervolgens naar Marokko was vertrokken: Case C 456/12 waar de IND in de beschikking in primo naar verwees. Als het vertrekken uit de EU dodelijk zou zijn voor rechten op grond van de Richtlijn dan zou het Hof daar zeker wat over hebben gezegd. Waar het Hof echter in die zaak op wijst is dat een Derdelander geen eigen autonoom recht heeft maar dat dat geheel afhankelijk is van de EU-vrouw. In die zaak C456/12 is er een groot verschil met die van de familie X.....: waar de X............ familie bij elkaar blijft en X
inderdaad meelift met zijn vriendin’s rechten gaat de meneer in C456/12 zelf alleen de EU uit en is dan inderdaad niet meer deel van het geheel met zijn vrouw.

De IND zegt in het bestreden besluit hier slechts het volgende over:

Ten tweede stelt u dat de afwijzing van uw aanvraag in strijd is met de letter
en geest van de Richtlijn 2004/38/EG, daar hierin nergens staat dat het
verlaten van het grondgebied van de Europese Unie na in een andere lidstaat
te hebben verbleven dan die waarvan uw partner de nationaliteit heeft,
opgebouwde EU-rechten teniet zou doen. U stelt hiermee geen nieuw feit of
nieuwe omstandigheid. Overwogen wordt dat de bedoeling van de Richtlijn en
van de verblijfsmogelijkheden onder hoofdstuk 8, afdeling 2, paragraaf 2 van
het Vreemdelingenbesluit is om gemeenschapsonderdanen niet te belemmeren
in de rechtmatige uitoefening van hun recht op vrij verkeer door (bepaalde)
derdelandse gezinsleden ervan te weerhouden de gemeenschapsonderdaan te
begeleiden binnen de EU. U en uw partner bevonden zich voorafgaand aan uw
aanvraag voor verblijf in Nederland onder het gemeenschapsrecht niet binnen
de Europese Unie, u bevond zich in Australië. Uw partner was op dat moment
zodoende niet haar recht op vrij verkeer binnen de EU aan het uitoefenen. Uw
aanvraag voor verblijf had daarmee niet tot doel dit recht te behouden. De
noodzakelijke samenhang tussen uw verblijfsrecht en de uitoefening van het
recht op vrij verkeer van uw partner was op dat moment daarom niet
aanwezig. In feite was u een reguliere immigrant die van buiten de EU naar de
EU wilde immigreren.

Dit valt samen te vatten als “wij vinden u geen EU-migrant maar een gewone migrant”. Op welke rechtsgrond dit is gebaseerd geeft de IND niet aan. Aangezien juist dit de basis is van het bezwaar van meneer X is een simpele ontkenning zonder uitleg waarom mijns inziens een motiveringsgebrek in deze bestreden beschikking.

Aanvullende gronden:

De IND vindt dat meneer X en mevrouw Y zich niet kunnen beroepen op de Richtlijn omdat zijn niet rechtsteeks uit Engeland zijn ingereisd. Tijdens de hoorzitting inzake de aanvraag voor verblijf bij zijn partner waar de IND weigerde om een standpunt over zijn EU-status in te nemen heeft meneer X er op gewezen dat de IND op het formulier waarmee je dat kan laten toetsen, de “aanvraag” in deze procedure dus, aangeeft dat je dat niet kunt gebruiken als partner van een Nederlander behalve als je met die Nederlander in een ander EU-land hebt gewoond. Nergens wordt er een uitzondering gemaakt met betrekking tot “direct terugkeren”. Als de IND het daar toen nog geen probleem vond kan hem dat later worden tegengeworpen? Is hier sprake van het proberen aan te scherpen omdat de IND het gebruik van de Europa-route als misbruik bestempelt? Hier gaat het toch juist om een situatie zoals beschermd door artikel 21 en de Richtlijn? Had meneer X hier op de tekst van het formulier mogen vertrouwen? Ik meen van wel. De Europa-route zaken gingen zeer soepel tot opeens de politiek zich er in ging mengen en er allerlei uitvluchten werden gezocht om dat “misbruik van EU-recht” tegen te gaan. (Ik vraag me af of Wilders zo ook over de rechten van zijn Roemeense vrouw denkt).
 
In Richtlijn 2004/38 wordt niets gezegd over het verplaatsen van een andere Lidstaat naar het thuisland van de EU-burger. In haar Conclusie van 12 december 2013 in de zaak C 456/12 schrijft AG Sharpston dan ook dat de Richtlijn niet op die verplaatsingen ziet maar
77.      In general, EU citizens can move in three directions within the European Union: (i) between two Member States of which they are not nationals; (ii) from their home Member State to another Member State and (iii) from another Member State back to their home Member State. They may of course move several times and in different directions. (51)
78.      It is clear that Directive 2004/38 applies to movements (i) and (ii). In those circumstances, a third country national who is a family member of the EU citizen (who has moved in either direction) has the right to accompany or join that EU citizen. (52)
79.      However, it does not apply to movement (iii). Although I am firmly of the view that an EU citizen (and any third country national family members) having benefited from protection under Directive 2004/38 should not lose that protection when moving a second time, (53) concluding otherwise in respect of the scope of application of Directive 2004/38 itself would mean striking out the phrase ‘other than that of which they are a national’ from Article 3(1).
(in de Processtukken in het Nederlands op pagina 90)
Zij vervolgt daarna dat dit betekent dat in het geval van verplaatsingen naar het land van de EU-burger artikel 21 VWEU van toepassing is en zegt onder punt 95 (processtuk pagina 92 is in het Nederlands):
 Thus, an EU citizen acquires the right to be accompanied or joined by a defined group of family members when exercising rights of free movement and residence. Knowing that that right will be lost upon returning to the home Member State is likely either to discourage him from moving in the first place or place limitations on what he can do after making that first move. In that regard, it makes no difference that a family member did not, prior to the first move, enjoy a right of residence in the home Member State: Directive 2004/38 guarantees that EU citizens may reside, after the second move, with family members who lived with them prior to the first move, who join them from outside the European Union or who become family members after the first move. (73) For that reason, the home Member State cannot treat its own nationals returning to reside on its territory less favourably than the treatment they enjoyed as EU citizens in the host Member State. What matters is the treatment to which an EU citizen was entitled in the host Member State. What treatment an EU citizen actually enjoyed is of no importance. (74) Because, after the first move, the rights under EU law are ‘passported’ and remain with the EU citizen on his return to his home Member State, the conditions and limitations set out in Directive 2004/38 also indirectly apply to EU citizens returning to their home Member State.

Het Hof van Justitie in haar uitspraak van 12 maart 2014 http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:62012CJ0456&from=EN meent dat wanneer een EU onderdaan naar het land van herkomst terugkeert Richtijn 2004/38 analoog dient te worden toegepast.
In my view the most important statements of the CoJ concern the creation of a derived right of residence for third-country nationals in a Member State directly on the basis of Articles 21 and 45 TFEU and they are the following:
1. Article 21(1) TFEU and Directive 2004/38 do not confer any autonomous right on third-country nationals. Any rights conferred on third-country nationals by provisions of EU law on Union citizenship are rights derived from the exercise of freedom of movement by a Union citizen.
2. However, Directive 2004/38 does not establish a derived right of residence for third-country nationals who are family members of a Union citizen in the Member State of which that citizen is a national.
3. The question arising is whether in such circumstances a derived right of residence may be based on Article 21(1) TFEU. The CoJ recalls that the purpose and justification of that derived right of residence is based on the fact that a refusal to allow such a right would be such as to interfere with the Union citizen’s freedom of movement by discouraging him from exercising his rights of entry into and residence in the host Member State. For instance, if a Union citizen has resided with a third-country family member in another Member State (i.e. not the Member State of which he is a national) for a certain period of time, and was employed there, the third-country national must, when the Union citizen returns to the Member State of which he is a national, be entitled, under Union law, to a derived right of residence in the latter State. If that is not the case, a worker who is a Union citizen could be discouraged from leaving his home Member State in order to pursue gainful employment in another Member State simply because of the prospect for that worker of not being able to continue, on returning to his Member State, a way of family life which may have come into being in the host Member State as a result of marriage or family reunification. The grant of a derived right of residence to a third-country national who is a family member of that Union citizen and with whom that citizen has resided, solely by virtue of his being a Union citizen, seeks to remove such obstacle by guaranteeing that that citizen will be able, in his home Member State, to continue the family life which he created or strengthened in the host Member State.
4. The conditions for granting such derived right of residence to the third-country family member should not in principle be stricter than the grant of a derived right of residence under Directive 2004/38 which applies by analogy even though this Directive does not cover the return of the Union citizen to his home Member State.
5. The effectiveness of the right to freedom of movement of workers (Article 45 TFEU) may require that a derived right of residence be granted to a third-country national who is a family member of the worker (Union citizen) in the Member State in which the latter is a national. However, the purpose of such a derived right of residence is based on the fact that a refusal to allow it would be such as to interfere with the exercise of fundamental freedoms guaranteed by the TFEU. In order to reach this conclusion the CoJ recalled the Carpenter case-law.
    Het lijkt logisch dat in een Richtlijn die in eerste instantie niet was bestemd voor terugkerende EU-onderdanen naar huis daar niet in die Richtlijn is over opgenomen. Waar baseert de IND zich op dat vertrek naar buiten de EU de passported rechten die mevrouw Sharpston noemt worden uitgewist?
    d) Meneer X is altijd in de veronderstelling geweest dat Richtlijn 2004/38 op hem van toepassing was. Voor de volledigheid wil hij nog naar voren brengen dat zijn partner en hij menen dat ook conform analogie hij onder deze regelgeving zou vallen en er een link is met artikel 21 VWEU.
e) Als u van mening bent dat deze zaak toch anders is doordat beiden vanuit Engeland via Australië naar Nederland zijn gekomen dan is het wellicht een idee om aan het Hof van Justitie hierover een prejudiëe vraag te stellen. Ook een lagere rechtbank kan dat tegenwoordig doen door de zaak aan te houden en er hoeft niet op de Raad van State te worden gewacht. Mede omdat procederen voor meneer X, en mevrouwY. geld kost.
f) MeneerX en zijn gezin hebben zich beroepen op artikel 8 EVRM. Dat is een ander verdrag. Maar het Handvest kent in artikel 7 een vergelijkbare bepaling over het recht op gezinsleven. Maar als dat Handvest van toepassing is dan moet dat worden uitgelegd onder inaanmerkneming van de rechtspraak van het EHRM. Zie hiertoe de overwegingen van AG-Sharpston punt 55 tot en met 66 (Processtukken pagina 88 en 89). MevrouwY is het enige kind van haar oude ouders waarvan vader ziekelijk is. De (groot)ouders hebben een goede band met hun (klein)kinderen. Doordat mevrouw Y. ziek is kan zij niet aan de eisen van een middelenvereiste voldoen en een gewone verblijfsvergunning krijgen als dat al mogelijk zou zijn vanuit het buitenland. Door zekerheid over de status van meneer X kunnen zij langer dan de 3 maanden die hij vrije termijn heeft als Australiër voor haar ouders mantelzorg geven als het weer nodig is maar belangrijker nog dan kan hij inkomen verwerven terwijl ze hier zijn in plaats van een extra hypotheek moeten nemen op hun huis. Voor wat betreft een uitvoerigere toelichting op hun beroep op familieleven verwijs ik naar het dossier.
g) Mocht u dit beroep gegrond verklaren dan zou meneerX u willen verzoeken om dubbele proceskosten toe te kennen omdat hij doordat de IND weigerde om een standpunt in te nemen bij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning mocht die noodzakelijke zijn geweest over zijn status als Derdelander. Hierdoor heeft hij twee volledige procedures moeten doorlopen voordat hij door u in het gelijk werd gesteld.


P.S. Op 4 december heeft de Raad van State al geoordeeld dat de IND ambtshalve het EU verblijfsrecht moet toetsen,

Nog geen uitspraak.


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...