Pardonvergunning en doorverwijzingsbrief (uitspraak Raad van State)
LJN: BM6861, Raad van State , 200908702/1/V2
Datum uitspraak: 27-05-2010
Datum publicatie: 07-06-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Ranov / ononderbroken verblijf / ten onrechte niet in bezit gesteld van doorverwijzingsbriefDe rechtbank heeft bij haar beoordeling of de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemde...Ranov / ononderbroken verblijf / ten onrechte niet in bezit gesteld van doorverwijzingsbrief
De rechtbank heeft bij haar beoordeling of de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet heeft aangetoond sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland te hebben verbleven doorslaggevende betekenis toegekend aan de mededeling van de staatssecretaris dat de vreemdeling ten onrechte niet in het bezit is gesteld van een doorverwijzingsbrief. Hiermee heeft de rechtbank niet onderkend dat uit de Regeling en het WBV 2008/31, zoals hiervoor weergegeven, volgt dat een vreemdeling die een burgemeestersverklaring wenst te verkrijgen in beginsel tot 1 januari 2009 de gelegenheid had zich te melden bij de gemeente waar hij feitelijk verblijf had. Volgens dat beleid behoefde de vreemdeling daarvoor niet in het bezit te zijn van een doorverwijzingsbrief. Niet in geschil is dat de vreemdeling zich niet vóór 1 januari 2009 heeft gemeld bij de gemeente waar hij feitelijk verblijf had. Derhalve is geen sprake van een situatie, waarin vóór de inwerkingtreding van het WBV 2008/31 bij de IND bekend was dat de burgemeester een verzoek om een burgemeestersverklaring in behandeling had genomen, waardoor het oude regime nog op de vreemdeling van toepassing zou zijn geweest. Nu hij vóórdat de Regeling was beëindigd met een burgemeestersverklaring noch anderszins heeft aangetoond sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland te hebben verbleven, heeft de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt gesteld dat hij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de Regeling. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt. Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 27-05-2010
Datum publicatie: 07-06-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Ranov / ononderbroken verblijf / ten onrechte niet in bezit gesteld van doorverwijzingsbriefDe rechtbank heeft bij haar beoordeling of de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemde...Ranov / ononderbroken verblijf / ten onrechte niet in bezit gesteld van doorverwijzingsbrief
De rechtbank heeft bij haar beoordeling of de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet heeft aangetoond sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland te hebben verbleven doorslaggevende betekenis toegekend aan de mededeling van de staatssecretaris dat de vreemdeling ten onrechte niet in het bezit is gesteld van een doorverwijzingsbrief. Hiermee heeft de rechtbank niet onderkend dat uit de Regeling en het WBV 2008/31, zoals hiervoor weergegeven, volgt dat een vreemdeling die een burgemeestersverklaring wenst te verkrijgen in beginsel tot 1 januari 2009 de gelegenheid had zich te melden bij de gemeente waar hij feitelijk verblijf had. Volgens dat beleid behoefde de vreemdeling daarvoor niet in het bezit te zijn van een doorverwijzingsbrief. Niet in geschil is dat de vreemdeling zich niet vóór 1 januari 2009 heeft gemeld bij de gemeente waar hij feitelijk verblijf had. Derhalve is geen sprake van een situatie, waarin vóór de inwerkingtreding van het WBV 2008/31 bij de IND bekend was dat de burgemeester een verzoek om een burgemeestersverklaring in behandeling had genomen, waardoor het oude regime nog op de vreemdeling van toepassing zou zijn geweest. Nu hij vóórdat de Regeling was beëindigd met een burgemeestersverklaring noch anderszins heeft aangetoond sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland te hebben verbleven, heeft de staatssecretaris zich in het besluit van 11 maart 2009 terecht op het standpunt gesteld dat hij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de Regeling. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt. Bron: rechtspraak.nl
Reacties