Pas in beroep komen met bijzondere feiten is te laat (uitspraak Raad van State)
LJN: BM8419, Raad van State , 200903815/1/V1
Datum uitspraak: 16-06-2010
Datum publicatie: 21-06-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bijzondere omstandigheden aanvoeren in bestuurlijke fase / artikel 4:2, tweede lid, van de Awb
De vreemdelingen hebben in aanvullende bezwaarschriften van 1 juli 2005 alleen aangevoerd dat de minister in de besluiten van 21 april 2005 in het geheel geen belangenafweging heeft gemaakt en hun individuele omstandigheden niet heeft meegenomen. Eerst in beroep hebben zij aangevoerd dat en waarom huns inziens sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid zouden kunnen nopen en waarmee de staatssecretaris rekening had moeten houden bij het nemen van de besluiten. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb had het echter op de weg van de vreemdelingen gelegen deze omstandigheden reeds bij hun aanvraag doch uiterlijk in de bezwaarfase te stellen en, zo nodig, aannemelijk te maken. Te meer, nu de minister zich in de desbetreffende besluiten van 21 april 2005 op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdelingen geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd, mocht van hen worden verwacht dat zij in elk geval in hun bezwaarschriften melding hadden gemaakt van de persoonlijke omstandigheden die volgens hen aanleiding geven af te wijken van het beleid. Weliswaar hebben de vreemdelingen in de aanvullende bezwaarschriften van 1 juli 2005 aangekondigd dat op korte termijn een nadere toelichting op de persoonlijke omstandigheden zou worden toegezonden, doch daaraan hebben zij geen uitvoering gegeven. De rechtbank heeft in de in beroep gestelde bijzondere omstandigheden dan ook ten onrechte grond gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris de besluiten van 16 april 2007 onvoldoende heeft gemotiveerd.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 16-06-2010
Datum publicatie: 21-06-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bijzondere omstandigheden aanvoeren in bestuurlijke fase / artikel 4:2, tweede lid, van de Awb
De vreemdelingen hebben in aanvullende bezwaarschriften van 1 juli 2005 alleen aangevoerd dat de minister in de besluiten van 21 april 2005 in het geheel geen belangenafweging heeft gemaakt en hun individuele omstandigheden niet heeft meegenomen. Eerst in beroep hebben zij aangevoerd dat en waarom huns inziens sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van het beleid zouden kunnen nopen en waarmee de staatssecretaris rekening had moeten houden bij het nemen van de besluiten. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb had het echter op de weg van de vreemdelingen gelegen deze omstandigheden reeds bij hun aanvraag doch uiterlijk in de bezwaarfase te stellen en, zo nodig, aannemelijk te maken. Te meer, nu de minister zich in de desbetreffende besluiten van 21 april 2005 op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdelingen geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd, mocht van hen worden verwacht dat zij in elk geval in hun bezwaarschriften melding hadden gemaakt van de persoonlijke omstandigheden die volgens hen aanleiding geven af te wijken van het beleid. Weliswaar hebben de vreemdelingen in de aanvullende bezwaarschriften van 1 juli 2005 aangekondigd dat op korte termijn een nadere toelichting op de persoonlijke omstandigheden zou worden toegezonden, doch daaraan hebben zij geen uitvoering gegeven. De rechtbank heeft in de in beroep gestelde bijzondere omstandigheden dan ook ten onrechte grond gevonden voor het oordeel dat de staatssecretaris de besluiten van 16 april 2007 onvoldoende heeft gemotiveerd.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties