18 juni 2010

Wat als iemand in beroep zijn hele verhaal wijzigt en dan claimt bij uitzetting ex artikel 3 EVRM gevaar te lopen? (uitspraak rechtbank)

Ondanks een strijd met de goede procesorde moet de IND als het er toch echt op lijkt dat iemand dan een gevaar voor eigen leven loopt onderzoek doen. In Nijntje taal "Better safe then sorry".

LJN: BM8113, Rechtbank 's-Gravenhage , Awb 09 / 29333


Datum uitspraak: 26-03-2010
Datum publicatie: 17-06-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Bahaddar, vervangend Congolees paspoort, artikel 3 EVRM, Burundese nationaliteit Naar het oordeel van de rechtbank diende eiseres haar gestelde Congolese nationaliteit reeds ten tijde van haar eerste asielaanvraag met onderliggende stukken te onderbouwen en kan het overgelegde Congolese paspoort, aangezien dit niet eerder is overgelegd, niet als nieuw gebleken feit en omstandigheid worden aangemerkt. De omstandigheid dat eiseres in de eerdere asielprocedure op advies van haar toenmalige gemachtigde haar verklaringen aangaande haar nationaliteit heeft gewijzigd, doet hieraan niet af en dient voor haar eigen rekening en risico te komen. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat, ook indien de vreemdeling stelt dat bij gedwongen terugkeer naar het land van herkomst het risico bestaat van een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing, moet worden voldaan aan de in het nationale recht neergelegde procedureregels. Slechts indien zich bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden, als bedoeld in overweging 45 van het arrest Bahaddar tegen Nederland (LJN: AG8817), voordoen, kan noodzaak bestaan om deze regels niet tegen te werpen. In dat geval kan het besluit, ondanks dat er eerst in beroep en in strijd met de goede procesorde nieuwe beroepsgronden zijn aangevoerd met betrekking tot artikel 3 van het EVRM, worden getoetst door de bestuursrechter, voor zover deze feiten en omstandigheden daartoe nopen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2009 (LJN: BJ1636) blijkt dat dit niet betekent dat bij de beoordeling of sprake is van evenbedoelde bijzondere feiten en omstandigheden ter toetsing staat of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het beroep van de vreemdeling op artikel 3 van het EVRM faalt. Aan die toetsing van het standpunt van verweerder komt de rechtbank eerst toe, nadat zij tot het oordeel is gekomen dat de feiten en omstandigheden die de vreemdeling in het kader van artikel 3 van het EVRM heeft aangevoerd, in het licht van de beoordeling eerder in de procedure en het bepaalde in artikel 13 van het EVRM, zodanig zwaarwegend zijn dat de wijze waarop de rechtbank het besluit naar nationaal recht dient te beoordelen er aan in de weg staat dat een reëel risico van een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing in de beoordeling van het beroep wordt betrokken. Gelet hierop zal dienen te worden beoordeeld of het beoordelingskader er aan in de weg staat dat een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing in de beoordeling van het beroep wordt betrokken. Verweerder stelt dat niet kan worden herleid op grond van welke onderliggende informatie de Congolese autoriteiten zijn overgegaan tot afgifte van het vervangend paspoort. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij bij de Congolese ambassade in België haar achtergrond heeft geschetst en haar Congolese geboorteakte heeft laten zien. Nu op basis hiervan de bevoegde Congolese autoriteiten haar een vervangend paspoort hebben verstrekt en verweerder niet op basis van onderzoek gemotiveerd heeft bestreden dat het een authentiek paspoort betreft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand worden uitgesloten dat eiseres hiermee uitzetbaar is naar de DRC. Nu verweerder in het bestreden besluit geen uitsluitsel biedt of er met betrekking tot eiseres als (alleenstaande) vrouw, behorend tot de Banyamulenge en de dusdanig ernstige situatie in de provincie Kivu, alwaar sprake is van een binnenlands gewapend conflict, een arguable claim op schending van artikel 3 van het EVRM bestaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in de door eiseres aangedragen informatie aanleiding had moeten zien om nader onderzoek in te stellen of deze aangevoerde feiten en omstandigheden zodanig zwaarwegend zijn dat geoordeeld moet worden dat zij bij terugkeer naar de DRC een reëel risico loopt op een artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling of bestraffing. Dit teneinde te kunnen beoordelen of sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden als bedoeld in de Bahaddar-zaak van het EHRM, die maken dat het in rechtsoverweging 6 weergegeven beoordelingskader buiten toepassing moet blijven. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is derhalve gegrond

Bron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...