23 september 2014

What happens if a refugee is allegedly a supporter of terrorism? Interesting new opinion by an Advocate-General. (gepost op Linkedin door Steve Peers)

 ENGELS

Subject-matter

Request for a preliminary ruling – Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg – Interpretation of Articles 21(2) and (3), and 24(1), first subparagraph, of Council Directive 2004/83/EC of 29 April 2004 on minimum standards for the qualification and status of third country nationals or stateless persons as refugees or as persons who otherwise need international protection and the content of the protection granted (OJ 2004 L 304, p. 12) – Revocation of a residence permit – Conditions – Concept of ‘compelling reasons of national security or public order’ – Participation by a third country national with refugee status in the activities of an organisation entered in the list of terrorist organisations drawn up by the European Union

http://curia.europa.eu/juris/fiche.jsf?pro=&lgrec=en&nat=or&oqp=&lg=&dates=&language=en&id=C%3B373%3B13%3BRP%3B1%3BP%3B1%3BC2013%2F0373%2FP&jur=C&cit=none

NEDERLANDS


Onderwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg – Uitlegging van de artikelen 21, leden 2 en 3, en 24, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12) – Intrekking van verblijfsvergunning – Voorwaarden – Begrip dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde – Deelname van een onderdaan van een derde land met de vluchtelingenstatus aan de activiteiten van een organisatie die voorkomt op de door de Unie opgestelde lijst van terroristische organisaties



CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL
E. SHARPSTON
van 11 september 2014 (1)
Zaak C‑373/13
H. T.
tegen
Land Baden-Württemberg
[verzoek van het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) om een prejudiciële beslissing]
„Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Asiel en immigratie – Regels inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling en de inhoud van de verleende bescherming – Intrekking van een verblijfstitel overeenkomstig artikel 24, lid 1, van richtlijn 2004/83/EG – Voorwaarden – Begrip ‚dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde’ – Deelname van een erkende vluchteling aan de activiteiten van een terroristische organisatie




1.        Het onderhavige prejudiciële verzoek van het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg (Duitsland) stelt een aantal delicate en ingewikkelde kwesties aan de orde. De verwijzende rechter verzoekt om uitsluitsel over de uitlegging van de artikelen 21 en 24, lid 1, van de erkenningsrichtlijn.(2) Hij wenst te vernemen of en, zo ja, hoe deze bepalingen moeten worden toegepast wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een persoon aan wie de status van vluchteling overeenkomstig de erkenningsrichtlijn is toegekend, uitzetten en zijn verblijfstitel intrekken. Is het feit dat de betrokken vluchteling, wiens verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat niettemin wordt gedoogd, niet meer over een verblijfsvergunning beschikt en dus naar nationaal recht (in meer of mindere mate) geen recht heeft op bepaalde voorzieningen, zoals de toegang tot werkgelegenheid, verenigbaar met het Unierecht? Aangezien de betrokkene is uitgezet omdat hij het nationale recht heeft geschonden door steun te verlenen aan een terroristische organisatie, is de vraag met welke factoren rekening moet worden gehouden om aan te tonen dat er dwingende redenen van nationale veiligheid of openbare orde zijn die een besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning van die persoon rechtvaardigen.
 Internationaal recht
 Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen
2.        Het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen(3) is gebaseerd op de Universele Verklaring van de rechten van de mens, waarin het recht van personen om in geval van vervolging asiel aan te vragen in andere landen wordt erkend. Volgens artikel 1 A, lid 2, eerste alinea, van dat Verdrag geldt als „vluchteling” elke persoon die „uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen”.
3.        Het Verdrag van Genève voorziet niet alleen in de bepaling van de vluchtelingenstatus maar het verleent ook rechten en schept verplichtingen. Artikel 2 bepaalt dat elke vluchteling plichten heeft tegenover het land waarin hij zich bevindt. Deze plichten brengen in het bijzonder mee dat de vluchteling zich houdt zowel aan de wetten en voorschriften als aan de maatregelen, genomen voor de handhaving van de openbare orde.
4.        In het Verdrag van Genève is een aantal minimumrechten neergelegd die gelden voor een persoon die is erkend als vluchteling. De verdragsluitende staten zijn verplicht aan de rechtmatig op hun grondgebied verblijvende vluchtelingen bepaalde rechten te verlenen, zoals: (i) winstgevende arbeid te verrichten(4); (ii) op dezelfde wijze te worden behandeld als de eigen onderdanen wat betreft beloning (met inbegrip van gezinsuitkeringen) en sociale zekerheid(5), (iii) er hun verblijf te kiezen en zich vrij op dat grondgebied te bewegen, onverminderd de voorschriften welke op vreemdelingen in het algemeen van toepassing zijn onder dezelfde omstandigheden.(6)
5.        Artikel 32 („Uitzetting”) verbiedt een verdragsluitende staat een rechtmatig op zijn grondgebied vertoevende vluchteling uit te zetten behoudens om redenen van nationale veiligheid of openbare orde. Een besluit tot uitzetting moet worden genomen in overeenstemming met de wettelijk voorziene procedure. Een vluchteling moet in de gelegenheid worden gesteld het uitzettingsbesluit aan te vechten door bewijs over te leggen en/of beroep in te stellen tegen dat besluit, tenzij dwingende redenen van nationale veiligheid zich daartegen verzetten. In afwachting van de uitvoering van een uitzettingsbesluit moeten de verdragsluitende staten een vluchteling een redelijk uitstel gunnen teneinde hem in staat te stellen te pogen in een ander land rechtmatig toegelaten te worden. De verdragsluitende staten behouden het recht, gedurende dat uitstel, zodanige interne maatregelen toe te passen als zij noodzakelijk achten.
6.        Het Verdrag van Genève bevat geen uitdrukkelijke bepaling over de intrekking van de vluchtelingenstatus.(7)
7.        Het beginsel van non-refoulement is een van de belangrijkste beginselen van het Verdrag van Genève. De verdragsluitende staten zullen een vluchteling niet uitzetten of terugleiden („refouler”) naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.(8) Wanneer er echter ernstige redenen bestaan om de vluchteling te beschouwen als een gevaar voor de veiligheid van het betrokken land, of wanneer hij bij gewijsde is veroordeeld wegens een bijzonder ernstig misdrijf en derhalve een gevaar oplevert voor de gemeenschap van dat land, kan hij geen aanspraak maken op de voorzieningen van het beginsel van non-refoulement.(9)
 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
8.        Artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden(10) verbiedt folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen. Artikel 8 waarborgt het recht op eerbiediging van het privé-, familie‑ en gezinsleven. Artikel 1 van Protocol 7 bij het EVRM voorziet in een aantal procedurele waarborgen met betrekking tot de uitzetting van vreemdelingen, waaronder het recht van die vreemdeling om redenen aan te voeren tegen zijn uitzetting, het recht zijn zaak opnieuw te doen beoordelen en het recht zich met dit doel te doen vertegenwoordigen.(11)
 Unierecht
 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
9.        Het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(12) stemt overeen met artikel 3 EVRM. Artikel 7 van het Handvest luidt als volgt: „Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie.” Artikel 18 van het Handvest waarborgt het recht op asiel met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag van Genève en van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 19 voorziet in bescherming tegen verwijdering, uitzetting en uitlevering. Niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar dan wel worden uitgeleverd aan een staat waarin een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen.(13) Artikel 52, lid 1, bepaalt dat beperkingen op de uitoefening van de in het Handvest erkende rechten en vrijheden bij wet moeten worden gesteld en het evenredigheidsbeginsel in acht moeten nemen. Beperkingen zijn slechts toegestaan voor zover zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan de door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Artikel 52, lid 3, bepaalt dat de rechten van het Handvest moeten worden uitgelegd in overeenstemming met door het EVRM gewaarborgde overeenstemmende rechten.
 Schengenacquis
10.      Het Schengengebied berust op het Schengenakkoord van 1985(14), waarbij de ondertekenende staten zijn overeengekomen alle binnengrenzen op te heffen en te vervangen door één gemeenschappelijke buitengrens. In het Schengengebied gelden gemeenschappelijke regels en procedures voor visa voor kort verblijf, asielverzoeken en grenscontroles. Artikel 1 van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord(15) definieert „vreemdeling” als een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat. Artikel 5, lid 1, bepaalt dat aan een vreemdeling die aan bepaalde voorwaarden voldoet, toegang kan worden verleend tot het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden. Krachtens artikel 21 mogen vreemdelingen die houder zijn van een geldige, door één der overeenkomstsluitende partijen afgegeven verblijfstitel, zich gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij verplaatsen op het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen, voor zover zij voldoen aan de in artikel 5, lid 1, sub a), c) en e), bedoelde voorwaarden.(16)
 Beperkende maatregelen ingesteld tegen personen en entiteiten die zijn betrokken bij terroristische daden
11.      De Europese Unie heeft voor het eerst beperkende maatregelen vastgesteld tegen bij terroristische daden betrokken personen en entiteiten in december 2001, na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten, met name op het World Trade Centre in New York op 11 september van dat jaar. De EU-lijst is vastgesteld om uitvoering te geven aan de krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de VN vastgestelde resolutie 1373 (2001). De Raad heeft daartoe gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB(17) en verordening nr. 2580/2001(18) vastgesteld. Het eerste stelt de criteria vast op grond waarvan personen, entiteiten en lichamen die betrokken zijn bij terroristische daden op de lijst worden geplaatst en bepaalt welke handelingen als terroristische daden worden aangemerkt. Bij de laatste zijn specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vastgesteld met het oog op de bestrijding van het terrorisme.
 Gemeenschappelijk Europees asielstelsel en erkenningsrichtlijn
12.      Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (hierna: „GEAS”) beoogt het Verdrag van Genève uit te voeren.(19) De voor de doelstellingen van het GEAS vastgestelde maatregelen dienen de grondrechten te eerbiedigen en de in het Handvest erkende beginselen in acht te nemen.(20) Bij de behandeling van personen die binnen de werkingssfeer van deze maatregelen vallen, zijn de lidstaten gebonden aan hun verplichtingen uit instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn.(21) Het GEAS heeft tot doel op basis van gemeenschappelijke minimumnormen het in de lidstaten toepasselijke rechtskader te harmoniseren. Het is inherent aan maatregelen tot invoering van minimumnormen dat de lidstaten daarbij de mogelijkheid hebben om gunstiger bepalingen vast te stellen of te behouden.(22) De invoering van het GEAS heeft geleid tot de vaststelling van een aantal maatregelen.(23) Naar aanleiding van een herziening van het GEAS zijn in 2013 nieuwe maatregelen vastgesteld.(24)
13.      De erkenningsrichtlijn beoogt de vaststelling voor alle lidstaten van minimumnormen en gemeenschappelijke criteria aangaande de erkenning van vluchtelingen en andere personen die werkelijk internationale bescherming behoeven, de inhoud of voorzieningen van de vluchtelingenstatus en een rechtvaardige en doelmatige asielprocedure.(25) De erkenning van de vluchtelingenstatus heeft declaratoire kracht.(26)

 Lees verder: http://curia.europa.eu/juris/fiche.jsf?pro=&lgrec=en&nat=or&oqp=&lg=&dates=&language=nl&id=C%3B373%3B13%3BRP%3B1%3BP%3B1%3BC2013%2F0373%2FP&jur=C&cit=none%252CC%252CCJ%252CR%252C2008E%252C%252C%252C%252C%252C%252C%252C%252C%252C%252Ctrue%252Cfalse%252Cfalse&td=%3BALL&pcs=Oor&avg=&mat=or&etat=pend&parties=t&jge=&for=&cid=177862#

Klikken rechtsboven onder EUR-LEX!

In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...