Uitspraak: 2004/38 (verblijf bij EU onderdaan) en "toereikbare bestaansmiddelen". IND schond hoorplicht
ECLI:NL:RBDHA:2014:11638
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 18-09-2014
- Datum publicatie 22-09-2014
- Zaaknummer VK-14_7621
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Inhoudsindicatie Artikel 9, Vw 2000. Toereikende bestaansmiddelen. Schending onderzoeksplicht en schending hoorplicht. Beroep gegrond. Toewijzen proceskostenveroordeling.
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
1.Eiseres
is geboren op [geboortedag 1] 1982 en bezit de Marokkaanse
nationaliteit. Op 10 juni 2013 heeft zij een aanvraag gedaan tot afgifte
van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) waaruit rechtmatig verblijf als
gemeenschapsonderdaan blijkt. Eiseres beoogt verblijf bij haar
minderjarige kinderen [naam 2], geboren [geboortedag 2] 1997, [naam 3],
geboren op [geboortedag 3] 2002 en [naam 4], geboren op [geboortedag 4]
2005 (hierna referenten), die de Spaanse nationaliteit hebben. Bij
besluit van 29 augustus 2013 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.Bij
het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen kennelijk
ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt
gesteld dat de door eiseres gestelde bestaansmiddelen ontoereikend zijn
om te voorkomen dat zij en haar kinderen ten laste van de publieke
middelen komen. Uit het overgelegde bankafschrift van 29 juli 2013
blijkt niet dat eiseres over voldoende middelen beschikt. Eiseres heeft
niet aangetoond andere aanvullende bronnen van inkomen te hebben. Nu er
redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar kennelijk ongegrond
was, is afgezien van het horen van eiseres in bezwaar.
3.Eiseres
heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat zij in ieder geval al
sinds maart 2013 in Nederland verblijft zonder een beroep te doen op
publieke middelen. Aangenomen kan worden dat zij dus over inkomen
beschikt om haarzelf en haar kinderen te voorzien. Eiseres wordt
onderhouden door familie in Nederland en er is een verklaring van een
potentiële werkgever overgelegd die aanleiding geeft aan te nemen dat
zij in haar levensonderhoud kan blijven voorzien. Ten onrechte heeft
verweerder eiseres niet in de gelegenheid gesteld haar bezwaren
mondeling toe te lichten.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.Ingevolge
artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van Richtlijn 2004/38/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het
recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten
voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van
verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen
64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG,
90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: de richtlijn) heeft iedere
burger van de Unie het recht gedurende meer dan drie maanden op het
grondgebied van een andere lidstaat te verblijven indien hij voor
zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende bestaansmiddelen
beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen
van het socialebijstandsstelsel van het gastland, en over een
verzekering beschikt die de ziektekosten in het gastland volledig dekt.
5.Op
grond van artikel 8.7, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000
(Vb 2000) is “paragraaf 2 EG/EER” van het Vb 2000 van toepassing op
vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is
bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van
Zwitserland, en die zich naar Nederland begeven of in Nederland
verblijven.
6.Op
grond van artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000
heeft de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Vb
2000 langer dan drie maanden na inreis rechtmatig verblijf in Nederland,
indien hij voor zichzelf en zijn familieleden beschikt over voldoende
middelen van bestaan en over een verzekering die de ziektekosten in
Nederland volledig dekt.
7.In
paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is
bepaald dat, in aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder
b, van het Vb 2000 de IND de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht van
een familielid afwijst als blijkt dat de vreemdeling als bedoeld in
artikel 8.7, eerste lid, Vb op het moment van het indienen van de
aanvraag geen reële en daadwerkelijke arbeid meer verricht of voor
zichzelf en zijn familieleden niet (meer) beschikt over voldoende
middelen van bestaan.
8.Uit
vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie
volgt dat bij een verblijf van meer dan drie maanden de verkrijging van
het verblijfsrecht wordt verbonden aan de in artikel 7, eerste lid, van
de richtlijn gestelde voorwaarden, en dat de burgers van de Unie en hun
familieleden volgens artikel 14, tweede lid, van de richtlijn, dit recht
slechts behouden zolang zij aan die voorwaarden voldoen. In het
bijzonder volgt uit punt 10 van de considerans van deze richtlijn dat
die voorwaarden met name beogen te voorkomen dat deze personen een
onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel van het gastland
vormen (zie de arresten van 21 december 2013, inzake Ziolkowski en
Szeja, C-424/10 en C-425/10, punt 40 en van 19 september 2013, inzake
Brey, C-140/12, punt 54, www.curia.eu).
9.In
geschil is of eiseres voor zichzelf en haar drie kinderen beschikt over
voldoende middelen van bestaan in de zin van artikel 7, eerste lid,
aanhef en onder b, van de richtlijn.
10.Eiseres
heeft ter onderbouwing van haar aanvraag een bankverklaring van 29 juli
2013 overgelegd, waarop, omgerekend, een bedrag van € 8067,62 staat
vermeld. Eiseres stelt dat zij hiermee, en door hulp van haar zussen in
Nederland en alimentatie van de Spaanse vader van de kinderen, over
voldoende middelen van bestaan beschikt.
11.Volgens
vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State (onder meer de uitspraak van 13 december 2011 in zaak nr.
201102012/1/V2) biedt de mededeling van de Europese Commissie aan het
Parlement en de Raad van 2 juli 2009 betreffende richtsnoeren voor een
betere omzetting en toepassing van richtlijn 2004/38/EG (COM(2009) 313
definitief; hierna: de richtsnoeren) een handvat voor de interpretatie
van richtlijn 2004/38/EG.
12.
In
paragraaf 2.3.1. van de richtsnoeren wordt, voor zover thans van
belang, vermeld dat het begrip ‘toereikende bestaansmiddelen’ moet
worden uitgelegd met inachtneming van het doel van de richtlijn,
namelijk het vrij verkeer vergemakkelijken, zonder dat de begunstigden
van het verblijfsrecht een onredelijke belasting vormen voor het
socialebijstandsstelsel van het gastland. Voorts wordt hierin vermeld
dat de lidstaten, krachtens artikel 8, lid 4, direct noch indirect een
vast bedrag aan bestaansmiddelen mogen vaststellen dat zij als
"toereikend" beschouwen, en dat zou gelden als een
plafond waaronder het verblijfsrecht automatisch kan worden geweigerd. De autoriteiten van de lidstaten moeten rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. De nationale autoriteiten mogen zo nodig het bestaan van de middelen, de rechtmatigheid ervan, alsook het bedrag en de beschikbaarheid ervan, verifiëren. Het hoeft niet om periodieke inkomsten te gaan, het kan ook gaan om een opgebouwd kapitaal. De bewijsmiddelen om aan te tonen dat er voldoende bestaansmiddelen zijn, mogen niet worden beperkt (zie het arrest van 25 mei 2000, C-424/98, Commissie tegen Italië, punt 37).
plafond waaronder het verblijfsrecht automatisch kan worden geweigerd. De autoriteiten van de lidstaten moeten rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. De nationale autoriteiten mogen zo nodig het bestaan van de middelen, de rechtmatigheid ervan, alsook het bedrag en de beschikbaarheid ervan, verifiëren. Het hoeft niet om periodieke inkomsten te gaan, het kan ook gaan om een opgebouwd kapitaal. De bewijsmiddelen om aan te tonen dat er voldoende bestaansmiddelen zijn, mogen niet worden beperkt (zie het arrest van 25 mei 2000, C-424/98, Commissie tegen Italië, punt 37).
13.Verweerder
heeft overwogen dat eiseres blijkens de bankverklaring van 29 juli 2013
omgerekend over € 8067,62 beschikte. Hiermee beschikte zij volgens
verweerder niet over voldoende middelen van bestaan, nu het eigen
vermogen onvoldoende hoog is om aan de gestelde maandelijkse
bijstandsnorm voor gezinnen te voldoen. Niet gebleken is dat het
spaargeld maandelijks tot beschikking van eiseres staat en toereikend
is. Tevens is niet onderbouwd dat eiseres daadwerkelijk alimentatie van
de vader van de kinderen en steun van haar familie ontvangt, aldus
verweerder.
14.De
rechtbank is, gelet op voornoemde richtsnoeren, van oordeel dat
verweerder onvoldoende heeft onderzocht of eiseres over onvoldoende
bestaansmiddelen beschikt. Een vast bedrag aan bestaansmiddelen, zoals
de gestelde maandelijkse bijstandsnorm, mag immers niet worden gesteld
en de bestendigheid van de middelen evenmin. Daarnaast is niet gebleken
dat verweerder rekening heeft gehouden met de gestelde persoonlijke
omstandigheden van eiseres te weten dat zij door haar zussen wordt
onderhouden en de vader van de kinderen alimentatie betaald. Anders dan
verweerder is de rechtbank van oordeel dat vanwege de gestelde
persoonlijke omstandigheden, die eiseres tijdens een zitting nader
mondeling toe kon lichten, geen sprake was van een kennelijk ongegrond
bezwaar. Verweerder heeft dan ook ten onrechte afgezien van het horen
van eiseres. De stelling van eiseres dat de hoorplicht in bezwaar
geschonden is slaagt.
15.Gelet
op het voorgaande is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit
worden vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 (onderzoeksplicht) en
7:2 (hoorplicht) van de Algemene wet bestuursrecht.
16.Er
is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op
voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht
vastgesteld op € 487,- (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per
punt van € 487,- en een wegingsfactor 1 ).
Zie hier de uitspraak http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:11638
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties