ECLI:NL:RVS:2014:3159
- Instantie Raad van State
- Datum uitspraak 15-08-2014
- Datum publicatie 20-08-2014
- Zaaknummer 201404550/1/V3
1.
In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten
onrechte heeft geoordeeld dat hij, bezien in het licht van de uitspraak
van de Afdeling van 14 december 2012 in zaak nr. 201208906/1/V3,
onvoldoende blijk ervan heeft gegeven de vreemdeling in de gelegenheid
te hebben gesteld zijn bezwaren tegen het voornemen tot verlenging van
de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden (hierna: het
voornemen) naar voren te brengen.
Hiertoe
voert de staatssecretaris onder meer aan dat hij de vreemdeling tijdens
het vertrekgesprek van 24 april 2014 heeft geïnformeerd omtrent de
redenen van zijn voornemen en hij de vreemdeling vervolgens in de
gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze op dit voornemen naar voren te
brengen.
1
.1. Zoals de Afdeling
eerder heeft overwogen in de voornoemde uitspraak van 14 december 2012
volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 18 december 2008 in
zaak nr. C-349/07, Sopropé (ECLI:EU:C:2008:746) dat een bestuursorgaan
alvorens jegens een bepaalde persoon een bezwarend besluit te nemen, die
persoon gelegenheid moet geven daarover opmerkingen kenbaar te maken,
hetgeen evenzeer is voorgeschreven in artikel 4:8 van de Awb.
Nu
het verdedigingsbeginsel de staatssecretaris ertoe verplicht bij de
totstandkoming van het besluit van 9 mei 2014 onder meer artikel 4:8 van
de Awb in acht te nemen, houdt schending van dat artikel tevens een
schending van het verdedigingsbeginsel in.
1.2.
De staatssecretaris heeft de vreemdeling in het vertrekgesprek van 24
april 2014 geïnformeerd over zijn voornemen en de daaraan ten grondslag
gelegde feiten en omstandigheden. Nu de vreemdeling blijkens het verslag
van het vertrekgesprek heeft aangevoerd dat zijn in Nederland
verblijvende grootvader op sterven ligt, moet het ervoor worden gehouden
dat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op het
voornemen naar voren te brengen. Van een schending van artikel 4:8 van
de Awb is derhalve geen sprake en om die reden bestaat er geen grond
voor het oordeel dat de staatssecretaris het verdedigingsbeginsel heeft
geschonden. Reeds hierom slaagt de grief.
2.
Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient
te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen,
zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 9
mei 2014 in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen
beroepsgronden, voor zover die gelet op hetgeen hiervoor is overwogen
nog bespreking behoeven.
3.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de
Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan, indien het belang van de
openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op
de uitzetting, door onze minister in bewaring gesteld worden de
vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover thans van belang, duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.
Ingevolge
het zesde lid kan de in het vijfde lid bedoelde termijn ten hoogste met
nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle
redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen op grond
dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe
benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4.
Voor zover de vreemdeling heeft betoogd dat ten onrechte aan het
verlengingsbesluit ten grondslag is gelegd dat hij niet meewerkt aan
zijn uitzetting, behoeft deze beroepsgrond geen bespreking.
De rechtbank
heeft onbestreden geoordeeld dat de staatssecretaris aan het
verlengingsbesluit ten grondslag heeft mogen leggen dat de uitzetting,
alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen
omdat de daartoe benodigde documentatie ontbreekt. Zoals volgt uit de
uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2012 in zaak nr.
201207408/1/V3 kan deze grond het verlengingsbesluit zelfstandig dragen,
nu verlenging van de duur van de maatregel ingevolge artikel 59, zesde
lid, van de Vw 2000, mogelijk is indien aan één van de genoemde
voorwaarden is voldaan.
5. De vreemdeling heeft voorts betoogd dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt.
5.1.
Op 17 april 2014 is de vreemdeling bij de Surinaamse autoriteiten in
persoon gepresenteerd. In het verlengingsbesluit staat dat de uitzetting
wellicht meer tijd zal vergen, omdat de Surinaamse vertegenwoordiging
op 17 april 2014 te kennen heeft gegeven dat de laissez passer aanvraag
van de vreemdeling in behandeling is genomen. De staatssecretaris heeft
laatstelijk op 8 mei 2014 gerappelleerd.
Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
De beroepsgrond faalt.
6.
De vreemdeling heeft verder betoogd dat de staatssecretaris bij de
belangenafweging voorafgaande aan het verlengingsbesluit ten onrechte
niet heeft betrokken dat hij gehuwd is met een Nederlandse vrouw en drie
Nederlandse kinderen heeft.
6.1.
Zoals hiervoor onder 1.2. overwogen, moet het ervoor worden gehouden
dat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op het
voornemen naar voren te brengen.
Bij deze gelegenheid heeft de
vreemdeling niet aangevoerd dat de staatssecretaris van het
verlengingsbesluit moest afzien omdat hij is gehuwd met een Nederlandse
vrouw en drie Nederlandse kinderen heeft. Nu hij dit voor het eerst in
beroep heeft gedaan, kon de staatssecretaris deze omstandigheden niet
bij de belangenafweging voorafgaande aan het verlengingsbesluit
betrekken. Dat deze omstandigheden ook uit het dossier zouden blijken
maakt dit niet anders, aangezien het aan de vreemdeling is aan te voeren
waarom deze omstandigheden van belang zijn voor de vraag of van het
verlengingsbesluit moet worden afgezien.
De hele uitspraak staat hier:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3159
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak.
Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.