Posts tonen met het label verdedigingsbeginself. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verdedigingsbeginself. Alle posts tonen

21 augustus 2014

Verdedigingsbeginsel + verlengen bewaringsmaatregel met 12 maanden + pas in beroep (uitspraak Raad van State)


ECLI:NL:RVS:2014:3159

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 15-08-2014
Datum publicatie 20-08-2014
Zaaknummer 201404550/1/V3

1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij, bezien in het licht van de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2012 in zaak nr. 201208906/1/V3, onvoldoende blijk ervan heeft gegeven de vreemdeling in de gelegenheid te hebben gesteld zijn bezwaren tegen het voornemen tot verlenging van de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden (hierna: het voornemen) naar voren te brengen.
Hiertoe voert de staatssecretaris onder meer aan dat hij de vreemdeling tijdens het vertrekgesprek van 24 april 2014 heeft geïnformeerd omtrent de redenen van zijn voornemen en hij de vreemdeling vervolgens in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze op dit voornemen naar voren te brengen.
1.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de voornoemde uitspraak van 14 december 2012 volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 18 december 2008 in zaak nr. C-349/07, Sopropé (ECLI:EU:C:2008:746) dat een bestuursorgaan alvorens jegens een bepaalde persoon een bezwarend besluit te nemen, die persoon gelegenheid moet geven daarover opmerkingen kenbaar te maken, hetgeen evenzeer is voorgeschreven in artikel 4:8 van de Awb.
Nu het verdedigingsbeginsel de staatssecretaris ertoe verplicht bij de totstandkoming van het besluit van 9 mei 2014 onder meer artikel 4:8 van de Awb in acht te nemen, houdt schending van dat artikel tevens een schending van het verdedigingsbeginsel in.
1.2. De staatssecretaris heeft de vreemdeling in het vertrekgesprek van 24 april 2014 geïnformeerd over zijn voornemen en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Nu de vreemdeling blijkens het verslag van het vertrekgesprek heeft aangevoerd dat zijn in Nederland verblijvende grootvader op sterven ligt, moet het ervoor worden gehouden dat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op het voornemen naar voren te brengen. Van een schending van artikel 4:8 van de Awb is derhalve geen sprake en om die reden bestaat er geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris het verdedigingsbeginsel heeft geschonden. Reeds hierom slaagt de grief.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 9 mei 2014 in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover die gelet op hetgeen hiervoor is overwogen nog bespreking behoeven.
3. Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, met het oog op de uitzetting, door onze minister in bewaring gesteld worden de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover thans van belang, duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.
Ingevolge het zesde lid kan de in het vijfde lid bedoelde termijn ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4. Voor zover de vreemdeling heeft betoogd dat ten onrechte aan het verlengingsbesluit ten grondslag is gelegd dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting, behoeft deze beroepsgrond geen bespreking. De rechtbank heeft onbestreden geoordeeld dat de staatssecretaris aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft mogen leggen dat de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen omdat de daartoe benodigde documentatie ontbreekt. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2012 in zaak nr. 201207408/1/V3 kan deze grond het verlengingsbesluit zelfstandig dragen, nu verlenging van de duur van de maatregel ingevolge artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000, mogelijk is indien aan één van de genoemde voorwaarden is voldaan.
5. De vreemdeling heeft voorts betoogd dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt.
5.1. Op 17 april 2014 is de vreemdeling bij de Surinaamse autoriteiten in persoon gepresenteerd. In het verlengingsbesluit staat dat de uitzetting wellicht meer tijd zal vergen, omdat de Surinaamse vertegenwoordiging op 17 april 2014 te kennen heeft gegeven dat de laissez passer aanvraag van de vreemdeling in behandeling is genomen. De staatssecretaris heeft laatstelijk op 8 mei 2014 gerappelleerd.
Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
De beroepsgrond faalt.
6. De vreemdeling heeft verder betoogd dat de staatssecretaris bij de belangenafweging voorafgaande aan het verlengingsbesluit ten onrechte niet heeft betrokken dat hij gehuwd is met een Nederlandse vrouw en drie Nederlandse kinderen heeft.
6.1. Zoals hiervoor onder 1.2. overwogen, moet het ervoor worden gehouden dat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op het voornemen naar voren te brengen. Bij deze gelegenheid heeft de vreemdeling niet aangevoerd dat de staatssecretaris van het verlengingsbesluit moest afzien omdat hij is gehuwd met een Nederlandse vrouw en drie Nederlandse kinderen heeft. Nu hij dit voor het eerst in beroep heeft gedaan, kon de staatssecretaris deze omstandigheden niet bij de belangenafweging voorafgaande aan het verlengingsbesluit betrekken. Dat deze omstandigheden ook uit het dossier zouden blijken maakt dit niet anders, aangezien het aan de vreemdeling is aan te voeren waarom deze omstandigheden van belang zijn voor de vraag of van het verlengingsbesluit moet worden afgezien.
De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3159



In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

05 augustus 2013

Raad van State stelt vragen aan Hof in Luxemburg over gevolgen van schending van Europeesrechtelijk verdedigingsbeginsel

​De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in twee hogerberoepszaken van vreemdelingen zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De procedure heeft betrekking op besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin de bewaring van de vreemdelingen met ten hoogste twaalf maanden is verlengd op grond van de Terugkeerrichtlijn.

Vragen

De Raad van State wil uitleg van het Hof over de gevolgen van schending van het algemene beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging, het zogenoemde verdedigingsbeginsel, dat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is opgenomen. De Raad van State wil van het Hof weten of een schending door de staatssecretaris van dit beginsel 'zonder meer en in alle gevallen meebrengt dat de bewaring moet worden opgeheven'. Als dat niet het geval is, wil de Raad van State van het Hof weten of het verdedigingsbeginsel zich verzet tegen de wijze waarop de Raad van State tot nu toe invulling heeft gegeven aan de belangenafweging bij zo'n gebrek. Hierbij wordt naast de ernst van de schending van dit beginsel en de daardoor geschonden belangen van de vreemdeling ook rekening gehouden met de belangen van de lidstaat die door de verlenging van de bewaring zijn gediend.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft eerder dit jaar in een fiscale zaak ook prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de gevolgen die de nationale rechter moet verbinden aan schending van het verdedigingsbeginsel. De Raad van State kan een antwoord op deze vragen – los nog van het verschil in context – niet afwachten, omdat spoedig moet worden beslist op de hoger beroepen van de vreemdelingen, die in bewaring zitten. De Raad van State heeft daarom aanleiding gezien om in deze zaken ook prejudiciële vragen te stellen en het Hof te verzoeken de vragen met spoed te beantwoorden.

Schorsing behandeling

De behandeling van de hogerberoepszaken bij de Raad van State wordt geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof in Luxemburg. Als het Hof de vragen met spoed beantwoordt, zijn deze antwoorden naar verwachting binnen drie tot vier maanden te verwachten. Daarna zal de Raad van State de behandeling van deze bewaringszaken voortzetten en uiteindelijk hierin een definitieve uitspraak doen.
Lees hier de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak met zaaknummers 201304861/1/T1 en 201305033/1/T1.

Bron: http://www.raadvanstate.nl/agenda/nieuws/tekst-nieuwsbericht.html?id=577&summary_only=&category_id=9

Al uit juli maar ik ontdek het nu pas




Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...