01 januari 2014

Dat iemand getrouwd blijft wil niet zeggen dat gezinsband blijft bestaan (uitspraak Raad van State)

Een Somalische dame wil een mvv om haar asielzoeker echtgenoot na te mogen reizen maar alhoewel ze nog steeds getrouwd zijn hebben ze sinds 2004 niet meer samengewoond. De rechtsvraag is hier of zij toch voor Nareis als gezinslid in aanmerking komt

ECLI:NL:RVS:2013:2681

Instantie: Raad van State
Datum uitspraak: 24-12-2013
Datum publicatie: 30-12-2013
Zaaknummer: 201210978/1/V1
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 1 november 2011 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen afgewezen.

3. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan een vreemdeling die als echtgenoot of als minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
4. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2006 in zaak nr. 200603951/1 dient de staatssecretaris een mvv-aanvraag in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 te beoordelen aan de hand van die bepaling.
5. Volgens paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), zoals die ten tijde van belang luidde, dienen de gezinsleden, om voor verblijf in aanmerking te komen, tot aan het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst feitelijk te hebben behoord tot diens gezin. De bewijslast omtrent het in het land van herkomst feitelijk tot het gezin behoord hebben, ligt bij de hoofdpersoon. Hiervan dient in beginsel - indicatief - bewijs te worden overgelegd. Indien dit niet mogelijk is, dienen hierover aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen te worden verstrekt.
Dat er door betrokkenen in het buitenland is samengewoond is een belangrijke indicatie om vast te kunnen stellen dat er ook feitelijk sprake is van een gezinsband. Het niet hebben samengewoond is geen absolute afwijzingsgrond, men moet echter wel een aannemelijke verklaring hebben voor de omstandigheid dat men weliswaar (traditioneel) gehuwd was, maar dat er geen sprake was of kon zijn van daadwerkelijke samenwoning.
6. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2011 in zaak nr. 201005131/1/V2, dient het standpunt van de staatssecretaris of een vreemdeling in het land van herkomst feitelijk tot het gezin van de referent heeft behoord, terughoudend te worden getoetst. Uit deze uitspraak volgt voorts dat bij de beoordeling of de vreemdeling feitelijk behoort tot het gezin van de referent de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van referent uit het land van herkomst als uitgangspunt dient te worden genomen.
7. De vreemdeling klaagt in grief 1 dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat haar feitelijke gezinsband met de referent sinds het vertrek van de referent uit Somalië in 2004 is verbroken, en dat deze na zijn terugkeer op 7 mei 2010 niet is hersteld. De vreemdeling voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de referent weliswaar van 2004 tot 7 mei 2010 wegens zijn studie in Bangladesh heeft gewoond, maar dat zij in die periode gehuwd zijn gebleven, zodat hun feitelijke gezinsband toen niet is verbroken. Volgens de vreemdeling volgt dat uit hoofdstuk VI van het "Handbook on procedures and criteria for determining refugee status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees" van de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: het UNHCR Handbook), de preambule en artikel 9, tweede lid, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251 met rectificatie in PB 2012 L 71; hierna: de richtlijn) en paragraaf B2/10.2.1 van de Vc 2000. Zij wijst er in dat verband voorts op dat zij tijdens het verblijf van de referent in Bangladesh telefonisch en per e-mail contact hebben gehouden en dat de referent haar kleding stuurde. Tot slot voert zij aan dat, voor zover hun feitelijke gezinsband in die periode is verbroken, deze nadien is hersteld, aangezien de referent haar na zijn terugkeer in Somalië heeft opgezocht en zij de intentie hadden weer te gaan samenwonen.
7.1. Uit Hoofdstuk VI van het UNHCR Handbook, waaraan de wetgever met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft beoogd uitvoering te geven, kan niet worden afgeleid dat de enkele omstandigheid dat de vreemdeling met de referent gehuwd is gebleven, met zich brengt dat tussen hen een feitelijke gezinsband is blijven bestaan. Het beroep van de vreemdeling op de richtlijn faalt, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2008 in zaak nr. 200705142/1. Evenzeer faalt haar beroep op paragraaf B2/10.2.1 van de Vc 2000, nu deze paragraaf ten tijde van belang geen beleid bevatte dat betrekking had op mvv-aanvragen in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
De staatssecretaris heeft aan zijn standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen de vreemdeling en de referent is verbroken ten grondslag gelegd dat de referent heeft verklaard dat hij van 2004 tot 2010 in Bangladesh verbleef, terwijl de vreemdeling in Somalië bij haar ouders woonde, en dat zij gedurende die periode weliswaar telefonisch en per e-mail contact met elkaar onderhielden, maar elkaar nooit hebben opgezocht. Voorts heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hun feitelijke gezinsband niet is hersteld. Hij heeft daarbij betrokken dat de referent heeft verklaard dat hij na zijn terugkeer in Somalië op 7 mei 2010 bij zijn ouders is ingetrokken en niet met de vreemdeling is gaan samenwonen, en dat hij zonder medeweten van de vreemdeling op 10 mei 2010 elders in Somalië is ondergedoken. Tot slot heeft de staatssecretaris van belang geacht dat de referent heeft verklaard dat hij na zijn aankomst in Nederland contact heeft opgenomen met zijn moeder, maar niet met de vreemdeling. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich aldus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gezinsband tussen de vreemdeling en de referent is verbroken en daarna niet is hersteld.
De grief faalt.


In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...