Posts tonen met het label huwelijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label huwelijk. Alle posts tonen

17 juli 2020

UITSPRAAK: Tja je bent Afghaan en bekeert je tot het Christendom en dan sluit je een Islamitisch huwelijk dat je erkend wilt zien in Nederland

Het is een bijzonder verhaal maar ook lezenswaardig vanwege de IPR (internationaal privaatrechtelijke aspecten) over de erkenning van huwelijken.

ECLI:NL:RBDHA:2020:6541

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 13-07-2020
Datum publicatie 15-07-2020
Zaaknummer AWB 19/9399
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/9399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop


Namens eiseres is op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. [referent] zal hierna wordt aangeduid als ‘referent’. Bij besluit van 26 april 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.

Daartegen heeft eiseres op 2 mei 2019 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 19 november 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Op 3 december 2019 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Eiser en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Verder is referent verschenen.

Beoordeling

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Referent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel die hem in december 2013, bij zijn derde asielaanvraag, is verleend op grond van zijn bekering tot het christendom. Eiseres stelt dat zij op 5 mei 2018 een islamitisch huwelijk met referent is aangegaan. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij met referent is gehuwd en dat ook aan de overige voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres en referent geen rechtsgeldig huwelijk hebben afgesloten. Eiseres is moslima en referent heeft een asielvergunning gekregen omdat hij zou zijn bekeerd tot het christendom. Volgens verweerder is in het Afghaans wetboek echter vastgelegd dat een moslima niet met een man mag trouwen die geen moslim is. Een islamitisch huwelijk tussen een christenman en een moslimvrouw is om die reden niet mogelijk en niet rechtsgeldig. Nu geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk is artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet van toepassing.
Afwijzing van de aanvraag levert volgens verweerder ook geen strijd op met artikel 8 van het EVRM. Eiseres en referent zouden elkaar immers via internet hebben leren kennen en contact hebben onderhouden via chat en telefoon. Verweerder acht de overgelegde Whatsapp-berichten echter summier en daaruit blijkt niet van een relationele verdieping. Eiseres en referent hebben elkaar ook nog nooit in persoon ontmoet. Ook bij het voltrekken van het islamitisch huwelijk was referent niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door een gemachtigde. Onder deze omstandigheden kan volgens verweerder niet worden gesproken van een partnerrelatie waaraan voldoende invulling wordt gegeven om te kunnen spreken van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
4. Eiseres betwist dat het gesloten huwelijk niet rechtsgeldig zou zijn. In artikel 10:31, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Dat hebben de Afghaanse autoriteiten in dit geval gedaan. Het huwelijk wordt op dit moment dus als geldig beschouwd. Aangenomen mag worden dat het huwelijk geldig blijft zolang een bevoegde autoriteit of rechter niet anderszins oordeelt. Het is niet aan verweerder om te oordelen over de rechtsgeldigheid van buitenlandse huwelijken. Verder merkt eiseres op dat vreemd recht, op grond van artikel 10:6 van het BW, niet mag worden toegepast voor zover dat in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Als het gesloten huwelijk naar Afghaans recht ongeldig zou zijn op grond van het geloof van de betrokken partners, is dat discriminatoir en in strijd met de Nederlandse openbare orde. Verweerder mag dan geen acht slaan op die ongeldigheid. Eiseres betoogt verder dat een islamitisch huwelijk voor haar en referent de enige mogelijkheid was om te trouwen. Eiseres komt uit een streng islamitische familie en zij mag slechts als gehuwde vrouw naar referent reizen. Haar familie weet ook niet dat referent christen is. Voor referent is het niet mogelijk om naar Afghanistan af te reizen en daar met haar samen te wonen.
5. De rechtbank stelt vast dat beoordeeld moet worden of er tussen eiseres en referent een naar Nederlands internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk gesloten is. Dit vereist op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het BW dat hun huwelijk naar het recht van Afghanistan rechtsgeldig is. Het feit dat er een huwelijksakte is opgesteld door Afghaanse autoriteiten, maakt dat het huwelijk, op grond van het bepaalde in artikel 10:31, vierde lid, van het BW, vermoed wordt rechtsgeldig te zijn. Verweerder heeft echter terecht opgemerkt dat dit slechts een vermoeden is dat weerlegd kan worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een in Afghanistan rechtsgeldig huwelijk. De door verweerder aangehaalde bepalingen van artikel 92 en 95 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek worden niet betwist. De rechtbank leidt uit de bewoordingen ‘shall be void’ in artikel 92 af dat het huwelijk tussen eiseres en referent niet rechtsgeldig, oftewel nietig is. Uit deze bepalingen kan niet worden afgeleid dat een dergelijk huwelijk rechtsgeldig is zolang er geen uitspraak van een bevoegde autoriteit is, waarin bepaald is dat het huwelijk niet rechtsgeldig is. Er is daarom sprake van een naar Afghaanse wetgeving niet rechtsgeldig huwelijk. Dat de Afghaanse autoriteiten daarvan niet op de hoogte zijn doet daar niet aan af, zeker nu bij hen niet bekend is dat referent christen is.
Het beroep van eiseres op het bepaalde in artikel 10:6 van het BW, omdat de reden waarom het huwelijk niet rechtsgeldig is naar Afghaans recht een discriminatoire regel is, slaagt evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat het feit dat het Afghaans recht op dit punt discriminatoir is, nog niet maakt dat een naar Afghaans recht niet rechtsgeldig huwelijk toch rechtsgeldig is.
5.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres evenmin in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres met enkel de overgelegde screenshots van WhatsAppberichten tussen haar en referent, onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk te stellen is aan een reƫel huwelijk tussen eiseres en referent. Daarom kan er, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden gesproken van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
6. Eiseres betoogt verder dat verweerder referent ten onrechte niet heeft gehoord tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet geschonden heeft door referent tijdens de bezwaarprocedure niet te horen. Uit het bezwaarschrift in samenhang met hetgeen in het primaire besluit is overwogen, was reeds duidelijk dat het bezwaar van eiseres ongegrond was.
7. Daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing


De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 13 juli 2020

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:6541

11 februari 2020

(Erkenning van) huwelijken uit Somaliland

Een Nederlander trouwt in Somaliland met een dame van daar en samen verhuizen ze naar Engeland waar meneer in een ziekenhuis werkt. Er reizen daar problemen met de erkenning van hun huwelijk omdat Somaliland geen officieel land is.

Ons internationaal privaatrecht is eigenlijk gewoon intern Nederlands recht en staat in boek 10 BW. En daar kunnen duidelijk verschillen zijn met de Engelse leer. Hier bij ons telt "Is het daar een erkent huwelijk dan is het hier ook", maar omdat deze uitspraak ook veel vertelt over de praktijk in Somaliland en hoe om te gaan met papieren van niet erkende staten heb ik deze hier toch opgenomen.



  1. This is an application for a declaration in relation to the marital status of the parties pursuant to section 55 of the Family Law Act 1986. The families of both MM and NA are of Somali origin. MM is a Dutch national who was born in Holland and has lived in the United Kingdom since 2001. He works at a local hospital. NA was born and raised in Somaliland and was living there prior to her marriage. The couple met in Somaliland in 2012 when MM was visiting and, after a period of courtship, they agreed to marry. On 7 March 2013 MM and NA attended a religious ceremony of marriage in Hargeisa. Later that day they held what they have referred to as a "marriage wedding" which was attended by many family and friends. Some ten days later they attended the local district court in Hargeisa where their marriage was validated and a formal marriage certificate issued. They have lived together as husband and wife ever since and, on 20 January 2016, NA gave birth to their daughter who is now 4 years old.

  2. Theirs is a very happy and settled relationship. They regard themselves as husband and wife. However, as a result of the need to complete various forms, an issue arose as to whether their marriage was entitled to formal recognition in this jurisdiction. Whilst they were both happy to undergo a further civil ceremony of marriage in a local register office, this option was not open to them as the registrar took the view that they may already be married to one another[1]. Thus it was that they applied to the court for a formal declaration as to whether or not their marriage was at its inception a valid marriage which subsisted as at the date of their application. Whilst NA is the respondent to these proceedings, there is no issue between these parties. They simply wish to secure declaratory relief for the purposes of clarifying their marital status in this jurisdiction where they have settled and made their family home. Because the case raises issues which may be relevant to the wider Somali diaspora living in England & Wales, this judgment will be published on an open (albeit anonymised) basis.
(...)

  1. here are various defects which may make a marriage invalid: see Clarkson & Hill's Conflict of Laws, 5th edition. The question may often be whether the parties complied with the proper formalities for the celebration of the marriage, or whether each was able to marry because of age or a close family connection to one another. The rules about whether or not a marriage is valid fall to be considered in two different ways. There are rules which concern formal validity and others which concern essential validity, or a party's personal capacity to marry. The former concern the manner in which a ceremony of marriage is undertaken (for example, ensuring the marriage itself is public and proof that it has taken place in accordance with local requirements). The latter relates to whether or not the marriage can take place at all between the two individuals concerned. Under English law formal validity is regulated by the domestic law of the country where the marriage is celebrated. This is often referred to as lex loci celebrationis. Essential validity, or capacity, has to be considered in the light of the domiciliary laws of the individual parties at the time of the marriage: see Rule 73 of The Conflicts of Laws, Dicey, Morris & Collins (15th edition) (Dicey).

  2. In order to answer the first question, I have to consider the evidence of the parties themselves together with that of the single joint expert instructed in this matter by the Attorney General.

  3. Each of MM and NA have provided written statements in relation to the circumstances surrounding their marriage. MM's family travelled to Hargeisa in Somaliland some three weeks before the wedding. The religious marriage ceremony was performed on 7 March 2013 followed by a "marriage wedding" on the same night attended and witnessed by his mother and sister (both nationals of the Netherlands), close family and friends. The marriage was governed by Islamic law and the formalities were undertaken by a local religious leader who had given public notice of his intention to conduct the marriage some four days earlier. Ten days later, on 17 March 2013, the parties attended at the local district court in Hargeisa to validate or "legalise" the marriage in order to obtain a formal marriage certificate. They were asked to bring with them two witnesses who had to be citizens of Somaliland. Two of NA's cousins were chosen to fulfil this role. Having formally sworn on the Quran that the marriage had taken place and was valid in terms of local requirements, the parties were issued with a formal marriage certificate, a copy of which has been filed with the court and sent to the single joint expert, Mr Jama. It is a formal document which bears the seal of the Hargeisa District Court which records the details of the parties, their witnesses and the fact that the law regulating the marriage is Sharia law. It has been signed by a judge who is identified on the face of the certificate. It is accompanied by a declaration of authenticity and formal registration from the Director General of the Ministry of Justice and Judicial Affairs, counter-signed by the Director General of the Ministry of Foreign Affairs & International Cooperation. On 3 March 2015 the Imam who performed the marriage ceremony on 7 March 2013 attested before a public notary that he was the individual celebrant who had married this couple.

  4. The expert evidence and evidence from the Foreign & Commonwealth Office
  5. Mr Guleid Jama of Xaqdoon Law Firm based in Hargeisa has provided the court with a report. Mr Jama has an array of impressive legal credentials. I am entirely satisfied that he is qualified to assist the court in relation to these matters in his capacity as an expert witness. As he explains, Somaliland was a British Protectorate before it gained independence on 26 June 1960. It swiftly entered into a union with the Italian colony of Somalia which achieved independence the following month in 1960. The central government of Somalia collapsed in 1991 after a protracted civil war. In that same year, Somaliland declared the restoration of independence from Somalia. As yet, it has not been recognised by the United Kingdom as a State and the UK government has not entered into any formal treaties with Somaliland or the government of Somaliland.

  6. I have also been provided with a witness statement from St John Gould who is employed by the Foreign & Commonwealth Office as Head of its East Africa Department, a post he has held since April 2019. As such he has responsibility for policy issues relating to Somaliland. Despite the absence of formal recognition as a State in its own right, Mr Gould has confirmed that the United Kingdom has regular political contact with the government of Somaliland and has entered into signed memoranda of understanding with it. As a result, the United Kingdom government has channels of engagement with the Somaliland judicial system in matters such as technical assistance and counter-terrorism. Mr Gould concludes his written evidence in this way:

  7. "5. Accordingly, whilst this is a question of judgement, I do not consider the recognition of certain private rights, such as the recognition of a Somaliland marriage, to imply greater political engagement with Somaliland than already takes place. Nor is it likely that the Foreign & Commonwealth Office would object to the recognition of a Somaliland marriage in a UK civil law case on the basis that the United Kingdom does not recognise Somaliland as a State."
  8. It was on this basis that the Foreign & Commonwealth Office confirmed in writing to the court through one of its senior lawyers that it did not wish to intervene formally in these proceedings.

  9. Returning to the expert evidence of Mr Jama, he has confirmed that:

  10. "6. After the declaration of independence, Somaliland established a formal judiciary system consisting of district courts, regional courts, appeal courts and Supreme Court. In 2001, a constitution was approved by the public in a referendum. Article 130(5) of the Constitution allows the application of laws that predate the declaration of Somaliland as long as these laws do not infringe fundamental freedoms and human rights and Sharia Law. Since the approval of the constitution, many laws were enacted by the Somaliland Parliament. But many more, including the Somali Civil Code and the Somali Penal Code, are still applicable in Somaliland.



    7. There are three systems that are used in Somaliland. These are the customary law, the formal law and the Sharia law. The customary law is a centuries-old system. In the emergence of a dispute, respected elders are assigned to hear the case. The decision of the elders becomes the law of the parties similar to the precedence in the common law system. If the same facts emerge between the same parties or members of the communities of the two parties involved in the earlier decisions, the latter judgment agrees with the previous verdict. It is such precedence [through which] the Somali customary law grows. Customary law is not written. It is oral and kept in the memory of the community members.
    8. Sharia is the Islamic law and its sources are the Quran (the Muslim holy book), the Sunna (the narrations of prophet Mohamed), consensus and analogy among others. The order and importance of sources are a controversial matter in the different schools of thought in Sunni Islam. But the Quran and the Sunna are seen as primary sources. Sunna is narrations (Hadith) recounted from the Prophet by his companions. Hadith remained unwritten in the early stages of Islam. It also includes actions made by the Prophet as narrated by his companions."
  11. Mr Jama goes on to explain that Somaliland does not have a separate body of family law. In personal matters such as marriage, divorce and inheritance, Sharia law is used to determine disputes. In accordance with the Judiciary Organization Act (No 24/2003), the local district courts exercise jurisdiction in relation to matters of personal law. District and regional courts are courts of first instance, and appeal lies to the regional appeal court located in the area where the lower court of first instance is situated. Because of the absence of any recognised family law system, the requirements in relation to the formation of marriage are based on the religious beliefs of the two parties to a marriage. Under Islamic (Sharia) law, marriage is a contractual agreement which makes the status of marriage binding on both contracting parties. Most marriages in Somaliland are administered by religious leaders who conduct the marriage ceremony in the presence of family members, friends and clan elders. The formalities can also be administered by a judge and it is not uncommon for the wedding celebration to take place after the marriage has been concluded. There are formalities which must be complied with before a marriage will be considered binding. Both parties must consent; there must be at least two witnesses; and consent must be obtained from the custodian ('wali') of the bride.

  12. The marriage itself, according to Mr Jama's evidence, achieves full legal validity on the date of the marriage contract regardless of whether or not there is in existence a formal certificate issued by a court. That certificate, where it has been obtained by the parties, is simply formal evidence of the validity of the marriage. In the case of a marriage administered by a religious leader, as in this case, it can be registered formally with the local district court by submitting an application. The certificate will be signed by a judge and an English copy can be provided by the Ministry of Justice.

  13. Having reviewed all the documents supplied to him, Mr Jama has confirmed that the certificate of marriage issued by the Hargeisa District Court is proof of a valid marriage celebrated on 7 March 2013 and one which is recognised as such under Somaliland law.

  14. On the basis of this evidence, I have no difficulty in finding that the applicant and the respondent are indeed validly married according to the law of Somaliland. That finding answers the first question and thus I turn now to the second question.


  1. First, there is no question in this case of the UK Government having specifically reserved to itself the right to determine what legal or executive acts can or cannot be undertaken by the legal and executive authorities in Somaliland. It has simply withheld formal recognition as an independent State to this self-declared territory in the Horn of Africa.

  2. Secondly, there is a wealth of authority from the highest courts in this jurisdiction confirming the existence of an exception to the non-recognition principle in the case of private and family rights. Over fifty years ago, Lord Wilberforce and Lord Reid confirmed its existence as an exception to the general rule in the Carl Zeiss case. Just over ten years later, Lord Denning considered that marriages and divorces fell within the exception in the Hesperides Hotels case. A decade later, Lord Donaldson said that he saw "great force" in the exception in Gur Corporation. Some ten years later the Special Commissioners confirmed that the exception could apply in cases involving matters of private law including the registration of births, marriages and death. In the field of English family law, Sumner J confirmed that recognition could be afforded to a foreign decree of divorce pronounced in an unrecognised State. There has been no subsequent challenge to that decision nor any obiter statement in a subsequent case which suggests that his Lordship's view was wrong and/or that he was not entitled to grant the declaratory relief which flowed from his decision in Emin. The only historical challenge came some thirty years earlier in the Adams case. Perhaps it is not without significance that Adams was decided in the same year that the International Court of Justice in the Hague, the principal judicial organ of the United Nations of which the United Kingdom is a member, handed down its decision in the Namibia case which gave its name to the Namibia exception.

  3. Thirdly, I am satisfied that marriage and its creation as a legal status falls within the category of 'private rights' which the exception has embraced in the authorities to which I have referred above. Regardless of the fact that Mr Jama in his evidence has described the formalities required under Sharia law as a contractual agreement and the certificate issued by the Hargeisa District Court as valid proof from the administrative authority of an effective marriage, I take the view that these acts can properly be regarded as essentially private in character regulating, as they do, the day to day affairs of the people and individuals resident within the territory in question: see the Kibris case, above.

  4. Fourthly, in my judgment a refusal to recognise the validity of this marriage would represent something of a legal anomaly. Given the development of English jurisprudence on this issue over the last fifty years, the English courts would be significantly out of step with other jurisdictions in terms of private international law were recognition of this marriage to be refused. In circumstances where I can see no good, far less compelling, reason to refuse recognition, I am quite satisfied that the applicant in this case is entitled to the declaratory relief which he seeks.

  5. I have reached that conclusion having taken full account of the evidence I have received on behalf of the UK Government from the Foreign & Commonwealth Office (FCO). That is an important safety valve to the exception to the non-recognition principle. As far as issues of policy are concerned, in this case I have the reassurance of the FCO through Mr St John Gould (who has been specifically authorised to provide it), that the Government would be unlikely to object to the recognition of a Somaliland marriage on the basis that it does not recognise Somaliland as a State. Mr Gould's own judgment (informed as it is by his role as Head of the relevant Government Department) is that the recognition of private rights in this way would not be contrary to public policy by implying greater political engagement with Somaliland than that which already takes place through diplomatic channels. Thus the 'one voice' doctrine is maintained. The FCO had advance notice of how the case was going to be argued before me but has chosen not to intervene.

  6. Accordingly, I propose to grant the declaration which is sought in this case: these parties, MM and NA, are validly married to one another. Their marriage was valid and subsisting as at the date of their application to this court and it is entitled to formal recognition according to the law of England & Wales.

  7. Human Rights considerations
  8. By way of postscript to my judgment, I heard submissions from Mr Nagpal in relation to whether or not it was necessary in this case to consider the implications of Human Rights legislation. Because I have decided that the considerable weight of domestic and international authority, coupled with the various citations in respect of the Namibia exception and the approval it has attracted from English appellate courts, is a sufficient foundation for granting the relief which has been sought, what follows is strictly obiter.

  9. Convention rights are to be interpreted in harmony with general principles of international law. That much is clear from the decision in Neulinger v Switzerland [2012] 54 EHRR 31. However, before any breach can be established, there must first be a finding that there has been a disproportionate interference with a relevant right. Articles 8 (respect for private and family life) and 12 (the right to marry and found a family) are the likely contenders as the relevant rights which may be engaged were recognition to have been refused in this case. Member States are entitled to prescribe the formalities required for marriage in individual States: see X v Federal Republic of Germany [No 6167/73] and Hamer v United Kingdom [7114/75], [1982] 4 EHRR 139 at pars 60 to 61. Further, the ability to register a marriage falls within Article 8: see Orlandi v Italy [2018] 26431/12; 26742/12; 44057/12 and 60088/12. These cases concerned same sex couples who had married outside Italy and who found themselves unable to register those marriages in Italy. Whilst they succeeded in establishing a violation of Article 8, the critical point in the case was their inability to secure any form of legal recognition of their status in Italy.

  10. I agree with Mr Nagpal that these parties would have a simple remedy were I to have refused to recognise their marriage as valid under English law. They could simply have presented themselves to a local Registrar together with the appropriate declaration of non-validity and married in a civil ceremony. In these circumstances, it is difficult to see how their Article 8 rights would have been infringed.

  11. For these reasons, I need say no more in this case about Convention rights. 
Voor de hele uitspraak kijk hier: http://www.bailii.org/ew/cases/EWHC/Fam/2020/93.html
en de toelichting hier: https://www.freemovement.org.uk/somaliland-marriages-are-valid/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=somaliland-marriages-are-valid&utm_source=Free+Movement&utm_campaign=3cb93d1888-RSS_EMAIL_CAMPAIGN_WEEKLY&utm_medium=email&utm_term=0_792133aa40-3cb93d1888-116334469&mc_cid=3cb93d1888&mc_eid=b72b4a153a

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Dagelijks nieuwe ZZP opdrachten op freelancespecialisten.nl

02 juli 2019

Question: Can I marry my illegal boyfriend and will that effect my own residence status?

Answer: First of all only marry someone when you love him and most importantly trust him. Some people really want a residence permit and are willing to do all to get it.
 
Do you live in The Netherlands as a ..... citizen? Because only when you are permanently living in The Netherlands can you marry here. You also need to find out if the Gemeente is willing to marry your lover as he will need documentation as a passport and a declaration of being single.
The fact that you two will marry changes nothing in regard to his or your legal stay here. He will still be illegal.
 
What he needs to do is return to his fatherland and apply for a mvv, a long time stay visa, as your husband. But he can also do that as your boyfriend. You will need to show that you have income out of a job or a pension over minimum wage and for at least a year. Otherwise he is not allowed to come.
 

Kind regards,

Wytzia

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

03 mei 2019

UITSPRAAK Raad van State: Ook na verbreking huwelijk kan gebrek aan inburgering verblijfsvergunning in de weg staan

Anton Kleijweg schreef:

"De Raad van State heeft recent een uitspraak gedaan die van belang is voor vreemdelingen en begeleiders van vreemdelingen. Ook als aan alle andere voorwaarden is voldaan mag na verbreking van het huwelijk/de relatie een vergunning voor voortgezet verblijf worden geweigerd aan vreemdelingen die niet beschikken over een inburgeringsdiploma, tenzij aantoonbaar in redelijkheid alles is gedaan om het diploma te behalen. Wanneer heeft de vreemdeling zich voldoende ingespannen om het inburgeringsdiploma te halen? Welke argumentatie men ook hanteert, uitgangspunt is dat men aantoonbaar een inburgeringscursus heeft gevolgd en heeft geprobeerd het examen te behalen. Elke vreemdeling die verblijf heeft of krijgt op grond van verblijf bij partner/echtgenoot moet daarom expliciet worden geadviseerd om meteen met de inburgeringscursus te beginnen en het examen af te leggen. Wel kunnen er andere redenen zijn om toch voortgezet verblijf te verlenen. Denk aan het door artikel 8 EVRM beschermde recht op gezins- en privƩleven. Een verstandige vreemdeling neemt geen enkel risico en burgert zo spoedig mogelijk in."

Het gaat om deze uitspraak van 26 april 2019: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@115125/201600860-2-v2/

Uitspraak van de rechtbank
4.    De rechtbank heeft overwogen dat het stellen van het inburgeringsvereiste in artikel 3.80a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) in overeenstemming is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verwijst naar het arrest van het Hof van 9 juli 2015, K en A, ECLI:EU:C:2015:453, waaruit volgt dat de Gezinsherenigingsrichtlijn toestaat dat een lidstaat van een derdelander verwacht dat hij met goed gevolg een inburgeringsexamen aflegt. Verder biedt artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn lidstaten de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan de verlening van een autonome verblijfstitel als bedoeld in artikel 15, eerste lid. Nederland was dan ook bevoegd het inburgeringsvereiste te stellen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat pas aanspraak op een verblijfsvergunning voortgezet verblijf ontstaat vanaf het tijdstip dat de aanvrager heeft aangetoond aan alle vereisten voor verlening van die vergunning te voldoen. De vreemdeling voldeed daaraan pas op 16 februari 2015. De staatssecretaris heeft de vergunning dan ook terecht verleend met ingang van deze datum, aldus de rechtbank.
Arrest van het Hof van 7 november 2018, C en A
5.    De voor deze zaak relevante overwegingen van het Hof in het arrest C en A zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Grieven
6.    De vreemdeling klaagt in de grieven dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn de mogelijkheid biedt om het inburgeringsvereiste als voorwaarde te stellen voor het verkrijgen van een autonome verblijfstitel. Zij betoogt dat dat niet volgt uit de tekst van artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Verder betoogt zij dat de rechtbank ten onrechte heeft verwezen naar het arrest K en A, omdat dat arrest betrekking heeft op inburgering in het buitenland in het kader van het uitoefenen van het recht op gezinshereniging en niet gaat over voortgezet verblijf na een rechtmatig verblijf van een periode van vijf jaar. Volgens de vreemdeling ontneemt het tegenwerpen van het inburgeringsvereiste het nuttig effect aan het recht op een autonome verblijfstitel. Verder betoogt zij dat de verblijfsvergunning voortgezet verblijf haar met ingang van 10 februari 2014 had moeten worden verleend, omdat zij op dat moment al vijf jaar rechtmatig in Nederland verbleef. Ook betoogt zij dat zij voor die datum al veel inspanningen had verricht om Nederlands te leren en verwijst zij naar de door haar in de besluitvormingsfase ingebrachte stukken.
Beoordeling grieven
6.1.    Uit de punten 49 tot en met 59 van het arrest C en A volgt dat de voorwaarden voor de verlening van een autonome verblijfstitel, als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn ook uit integratievoorwaarden mogen bestaan. Die voorwaarden mogen echter niet zo streng zijn dat zij een moeilijk te overkomen hindernis vormen om na vijf jaar op normale wijze een autonome verblijfstitel te verkrijgen (punt 52). De verplichting om met goed gevolg een inburgeringsexamen af te leggen, mag dan ook niet verder gaan dan nodig is om het doel van vergemakkelijking van de integratie van derdelanders te bereiken (punt 62). De kennis die nodig is om met goed gevolg een inburgeringsexamen af te leggen, moet overeenkomen met een basisniveau (punt 63).
6.2.    De Afdeling heeft in de verwijzingsuitspraak (onder 19) uiteengezet waaruit de inburgeringsvoorwaarden bestaan. Artikel 3.80a, eerste lid, van het Vb 2000 vereist dat de vreemdeling het inburgeringsexamen bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering heeft behaald. Om dat examen te kunnen behalen, moet een vreemdeling beschikken over mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen. Ook moet de vreemdeling over kennis van de Nederlandse samenleving beschikken op het niveau van bij ministeriĆ«le regeling vast te stellen eindtermen. Bij de taalvaardigheden gaat het om spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.
Hoewel het niveau van taalvaardigheid waarover de vreemdeling moet beschikken hoger ligt dan het niveau dat van een vreemdeling wordt verlangd bij een eerste toelating tot Nederland in het kader van gezinshereniging (zie de verwijzingsuitspraak onder 20), betreft het nog steeds een basisniveau binnen het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen. Ook het vereiste niveau van kennis van de Nederlandse maatschappij betreft een basisniveau. Dat volgt uit paragraaf 1.1 van hoofdstuk 1 van bijlage 5 behorende bij de Regeling inburgering. Daaruit volgt ook dat om de examenopgaven te kunnen begrijpen, luister- en/of leesvaardigheid vereist is op A2 niveau. Omdat een vreemdeling die in het kader van gezinshereniging is toegelaten pas na een rechtmatig verblijf van vijf jaar uit hoofde van gezinshereniging recht heeft op een autonome verblijfstitel, heeft de vreemdeling vijf jaar de tijd om het vereiste niveau van taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse maatschappij te bereiken.
6.3.    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank dan ook terecht overwogen dat, anders dan de vreemdeling in de grieven betoogt, het in artikel 3.80a, eerste lid, van het Vb 2000 neergelegde inburgeringsvereiste niet in strijd is met artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
6.4.    Echter, uit het arrest C en A volgt ook dat de nationale regeling er niet toe mag leiden dat iemand die heeft aangetoond de wil te hebben om het examen te behalen en heeft aangetoond inspanningen daarvoor te hebben verricht, toch wordt belet een autonome verblijfstitel te verkrijgen (punt 63). Daarbij moet ook rekening worden gehouden met bijzondere individuele omstandigheden die maken dat een vreemdeling niet in staat is aan het examen deel te nemen of dat met goed gevolg af te leggen (punten 63 en 64).
6.5.    De staatssecretaris heeft in zijn zienswijze naar aanleiding van het arrest C en A aangegeven dat hij zijn beslispraktijk gaat aanpassen, zodat rekening kan worden gehouden met de in het arrest genoemde omstandigheden. Naast de ontheffing op medische gronden of een vrijstelling vanwege bijvoorbeeld het hebben bereikt van de pensioengerechtigde leeftijd, kunnen volgens de staatssecretaris ook andere individuele omstandigheden zoals bijvoorbeeld leeftijd, gezondheidstoestand en financiĆ«le situatie aanleiding vormen om ontheffing te verlenen van het inburgeringsvereiste als de vreemdeling wegens die omstandigheden niet in staat is om aan (alle onderdelen van) het inburgeringsexamen deel te nemen of (alle onderdelen van) het examen met goed gevolg af te leggen. De staatssecretaris geeft aan dat als een vreemdeling zich beroept op ontheffing van het inburgeringsvereiste wegens bijzondere omstandigheden, hij een individuele afweging zal maken met inachtneming van de in het arrest C en A genoemde omstandigheden. De getoonde wil om voor (alle onderdelen) van het examen te slagen en de verrichte inspanningen spelen in die beoordeling een belangrijke rol. De staatssecretaris geeft aan dat hij daarom nogmaals zal beoordelen of de door de vreemdeling in deze zaak aangevoerde omstandigheden alsnog tot (eerdere) ontheffing van het inburgeringsvereiste kunnen leiden.
De staatssecretaris heeft die beoordeling weergegeven in zijn nader stuk van 29 januari 2019. Daarin wijst hij er op dat de vreemdeling in het kader van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voortgezet verblijf diverse brieven van DUO heeft overgelegd met uitslagen van examenonderdelen en certificaten van gepleegde inspanningen, maar dat zij pas bij brief van 16 februari 2015 een positief advies van DUO van 15 februari 2015 heeft overgelegd. Volgens de staatssecretaris blijkt uit het bericht van DUO dat de vreemdeling al op 16 november 2012 voldoende inspanningen had gepleegd om voor ontheffing van het inburgeringsvereiste in aanmerking te komen.
De vreemdeling heeft zich in haar zienswijze ten aanzien van het arrest C en A op het standpunt gesteld dat zij in ieder geval vanaf de datum van haar aanvraag (20 augus

15 april 2019

UITSPRAAK: visum voor bezoek huwelijk - verweerder komt weer niet op zitting opdagen en verliest daardoor zaak

Verzoeker wil naar Nederland komen om familie te bezoeken en een bruiloft bij te wonen. De aanvraag wordt afgewezen en verzoeker krijgt bericht dat de Visadienst drie maanden nodig heeft om op bezwaar te beslissen en dan is de bruiloft al geweest. Volgens verweerder in haar verweerschrift - want er wordt niet naar de zitting gekomen - had verzoeker veel eerder om een visum kunnen vragen. Nou heeft die dat twee maanden voor tijd gedaan en je kan het maar maximaal drie maanden van tevoren doen dus ik snap de Visadienst daar niet helemaal. Zeker omdat ze zelf de maximale termijn van drie maanden willen gebruiken voor een beschikking op bezwaar waardoor verzoeker NOOIT binnen die drie maanden en zijn aanvraag en zijn bezwaar kon zien worden behandeld.
Doordat verweerder niet op zitting is mist die de kans om uit te leggen waarom blijkbaar het dossier niet is gelezen. De rechtbank heeft een hoop stukken niet en uit de beschikking en het verweer lijkt ook op te maken dat die stukken die verzoeker op zitting laat zien als het dossier niet zijn gelezen. Kijk hier had verweerder nu wat kunnen betekenen op zitting!
Inderdaad heeft meneer zijn verzoek zo te zien goed onderbouwd. Waar was verweerder? Was er een goede verklaring waarom die dossierstukken niet waren meegenomen? Kon er niet nog snel worden beslist? Waarom de rechtbank onnodig werk bezorgen?

ECLI:NL:RBDHA:2019:3360

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 05-04-2019
Datum publicatie 10-04-2019
Zaaknummer awb 19/1911
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatienspoedvovo, spoedeisend belang, bijwonen bruiloft, ontbreken dossierstukken, geen inhoudelijk verweerschrift, niet verschenen, zelf voorzien, visum
VindplaatsenRechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/1911
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. S. Aboulouafa.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlenen van een visum kort verblijf afgewezen.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat een visum kort verblijf wordt afgegeven, dan wel dat verzoeker wordt aangemerkt als ware hij in het bezit van het gevraagde visum. Indien dat niet mogelijk is wordt gevraagd verweerder op te dragen vóór 8 april 2019, althans 13 april 2019, te beslissen op het bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2019. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft de visumaanvraag op 19 februari 2019 ingediend en verweerder heeft de aanvraag ontvangen op 22 februari 2019. Verzoeker wenst verblijf in Nederland voor een periode van 14 dagen voor het bijwonen van de bruiloft van zijn neef [naam 2] op 13 april 2019 en voor bezoek aan zijn familie.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een spoedeisend belang ontbreekt, omdat de visumaanvraag pas op 22 februari 2019 is ingediend, amper twee maanden vóór de bruiloft en mag worden aangenomen dat de datum van de bruiloft eerder bekend was. Dit dient daarom voor rekening en risico van verzoeker te komen. Het toewijzen van het verzoek als ware verzoeker in het bezit van een visum zou neerkomen op een impliciet gegrond verklaren van het bezwaarschrift omdat verweerder daarmee voor een voldongen feit wordt gesteld. Slechts indien sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang en sterk getwijfeld dient te worden aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is voor een dergelijke vergaande beslissing aanleiding. In dit geval is hiervan geen sprake.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van verzoeker in dit geval volgt uit de periode waarvoor verzoeker naar Nederland wenst te komen en de omstandigheid dat verweerder de termijn voor het beslissen op het bezwaar bij brief van 13 maart 2019 heeft verlengd tot twaalf weken na het verstrijken van de bezwaartermijn. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening niet alsnog een voornemen bekend gemaakt om vóór 8 april 2019, althans 13 april 2019, te beslissen op het bezwaar. Het moment waarop de aanvraag is ingediend kan van belang zijn bij de vraag naar de toewijsbaarheid van de gevraagde voorziening, maar leidt niet op voorhand tot het ontbreken van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker.
5. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond.
De relatie tussen verzoeker en de door hem opgegeven referent is niet aannemelijk gemaakt dan wel aangetoond middels objectiveerbare bewijsstukken. Verder heeft verzoeker niet aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis. Niet is aangetoond dat verzoeker vrijelijk en zelfstandig kan beschikken over het door de grensbewakingsautoriteiten als uitgangspunt gehanteerde richtbedrag per persoon per dag. Evenmin heeft verzoeker aannemelijk gemaakt dat hij tijdig, voor het verstrijken van het visum, het grondgebied van de lidstaten zal verlaten. In dat verband heeft verweerder overwogen dat de sociale en/of economische binding met het land van herkomst niet voldoende is aangetoond, dan wel zeer gering is gebleken. Niet is gebleken, dan wel aannemelijk gemaakt, dat verzoeker over een regelmatig en substantieel inkomen in het land van herkomst beschikt om zelfstandig in zijn levensonderhoud te voorzien.
6. De gemachtigde van verzoeker heeft in de gronden van bezwaar opgemerkt dat verzoeker de visumaanvraag heeft ingediend om familie, kennissen, referent en vrienden te bezoeken en om de bruiloft van zijn neef [naam 2] bij te wonen, ten bewijze waarvan hij een afschrift van de uitnodiging heeft overgelegd. In de gronden van het verzoek heeft de gemachtigde gewezen op de uitnodiging en garantstelling door [naam 3] . Ook heeft hij gewezen op een overgelegde bankverklaring, een werkgeversverklaring en bankafschriften en op de aanwezigheid van zijn familie en vriendenkring in Marokko.
7. De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting verschillende stukken overgelegd. Het betreft onder meer een werkgeversverklaring van [naam 4] inhoudende dat verzoeker daar vanaf 10 mei 2018 werkzaam is, een verklaring van deze werkgever over de hoogte van het salaris dat verzoeker ontvangt (3000 Dirham per maand), salarisspecificaties van verzoeker over de periode november 2018 tot en met januari 2019, een toestemmingsverklaring van de werkgever voor verzoekers verlof van 8 april 2019 tot 21 april 2019, inkomensgegevens van CNSS (Caisse Nationale de Securite Sociale) betreffende verzoeker vanaf december 2007, bankafschriften van Attijariwafa Bank / Tanger Branes Extension over de periode november 2018 tot en met januari 2019, een verklaring van deze bank van 15 februari 2019 over het saldo van de bankrekening van verzoeker (70.729 Dirham) en een garantverklaring ondertekend door referent [naam 3] , met als bijlagen diens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en salarisspecificaties over november 2018 tot en met januari 2019 (3578,22 Euro per maand), alsmede een verklaring van het Marokkaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken over de familierelatie tussen referent en verzoeker (cousin).
8. De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij genoemde stukken van verweerder heeft ontvangen als behorend bij de aanvraag en het bestreden besluit. De voorzieningenrechter stelt vast dat de hiervoor genoemde stukken geen deel uitmaken van de door verweerder aan de rechtbank toegezonden stukken. Verder wordt in het bestreden besluit, noch in het verweerschrift concreet ingegaan op de bij de aanvraag overgelegde stukken. Evenmin wordt bestreden dat de in het bezwaar- en verzoekschrift genoemde stukken bij de aanvraag zijn overgelegd.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker op de concrete tegenwerpingen van verweerder heeft gereageerd, ondersteund met documenten. Het bestreden besluit zal dan ook niet zonder nadere motivering kunnen worden gehandhaafd. Gelet op de specifieke door verzoeker overgelegde stukken kan daarbij niet op voorhand worden uitgesloten dat in bezwaar alsnog aan hem het gevraagde visum kan worden verleend.
10. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift, noch ter zitting uitgelaten over de inhoudelijke heroverweging van het bestreden besluit. Het ligt verder niet in de lijn der verwachting dat verweerder op tijd zal beslissen op het bezwaar van verzoeker. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat verzoeker tot na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar zal moeten worden behandeld als ware hij in het bezit van het gevraagde visum.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1024,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • - wijst het verzoek toe in die zin dat verzoeker wordt behandeld als ware hij in het bezit van een visum tot na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • - draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,-- aan verzoeker te vergoeden;
  • - veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1024,-- (duizendvierentwintigeuro), te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


 Vindplaats: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:3360







Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

07 september 2018

Uitspraak over nareis: is er sprake van een rechtsgeldig huwelijk? Is er sprake van een feitelijke gezinsband?


ECLI:NL:RBDHA:2018:10516

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 04-09-2018
Datum publicatie 05-09-2018
Zaaknummer AWB 17/16769
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Bodemzaak
Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
nareis - wel sprake van rechtsgeldig huwelijk, maar dusdanig tegenstrijdig verklaard dat feitelijke gezinsband niet is aangetoond
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
 
 
Wettelijk kader
4.1 Op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als rechtsgeldig erkend, indien dit huwelijk ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden aldaar rechtsgeldig is. Deze bepaling brengt met zich mee dat voor de vraag op welke datum eiseres en referent een (volgens internationaal privaatrecht) rechtsgeldig huwelijk zijn aangegaan, bepalend is op welke datum dit huwelijk volgens het Syrische recht als rechtsgeldig wordt aangemerkt.
4.2 Op grond van paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 verleent verweerder de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000, als de echtgenote of partner feitelijk behoort tot het gezin van de referent. De referent moet in Nederland aantonen dat zijn echtgenote of partner op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin behoort en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. De referent onderbouwt dit met documenten. De referent moet aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen verstrekken over het feitelijk behoren tot zijn gezin van echtgenote of partner, als de referent de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen. Verweerder verleent uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, onder a of b, van de Vw 2000, als het huwelijk of partnerschap al bestond voordat de referent Nederland is ingereisd.
Beoordeling door de rechtbank
De huwelijksdocumenten
5.1 De rechtbank ziet zich, gelet op de genoemde wets- en beleidsbepalingen, in de eerste plaats voor de vraag gesteld of ten tijde van de binnenkomst van referent in Nederland, op 3 september 2015, sprake was van een naar internationaal recht erkend huwelijk tussen hem en eiseres.
5.2 Uit het ambtsbericht blijkt dat inschrijving van het traditionele huwelijk vereist is om te kunnen spreken van een rechtsgeldig huwelijk. Eiseres en referent stellen dat zij eerst op 1 april 2014 in Libanon traditioneel/religieus gehuwd zijn, vervolgens op 1 mei 2015 in Damascus (zonder aanwezigheid van referent) dit huwelijk hebben laten registreren bij de religieuze rechtbank en dat dit huwelijk vervolgens op 7 maart 2016 is geregistreerd bij de burgerlijke stand.
5.3 In het familieboekje dat referent heeft overgelegd wordt als huwelijksdatum 1 mei 2015 genoemd. Deze datum correspondeert met het door eiseres en referent gestelde moment van registratie van het huwelijk door de religieuze rechtbank. In navolging van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, oordeelt de rechtbank dat het huwelijk van eiseres en referent op grond van het bepaalde in artikel 10:31 van het BW ook per die datum als een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk dient te worden aangemerkt. Het betoog van verweerder dat de rechtbank in de uitspraak van 4 januari 2018 een verkeerde uitleg heeft gegeven aan artikel 10:31, eerste lid, van het BW,en heeft miskend dat in de woorden ‘nadien rechtsgeldig is geworden’ besloten ligt dat de erkenning niet terugwerkt tot de datum waarop het huwelijk naar het toepasselijke buitenlandse recht rechtsgeldig is geworden, volgt de rechtbank niet.
5.4 Er was dus ten tijde van de binnenkomst van referent in Nederland, op 3 september 2015, sprake van een naar internationaal recht erkend huwelijk tussen referent en eiseres.
De verklaringen van eiseres en referent
6.1. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd door eiseres en referent. De verklaringen zijn zowel onderling tegenstrijdig als tegenstrijdig aan de gegevens die op de huwelijksdocumenten zijn geregistreerd.
6.2.1 Op het klantformulier en tijdens het aanmeldgehoor heeft referent verklaard niet te zijn gehuwd, niet samenwonend te zijn geweest en niet verloofd of beloofd te zijn. Hij noemt eiseres in het geheel niet als wordt gevraagd naar familie- en gezinsleden. Tijdens zijn eerste gehoor heeft referent eiseres wel genoemd. Als verklaring voor het eerder niet noemen van eiseres heeft referent gezegd dat eiseres en hij ruzie hadden en ten tijde van het aanmeldgehoor voornemens waren te scheiden en dat eiseres door de ruzie vanuit Libanon terug is gegaan naar Syriƫ. Sinds een week voor het eerste gehoor was hun contact hersteld. Eiseres heeft tijdens haar gehoor echter verklaard dat er nooit ruzie is geweest en dat ze nooit van plan zijn geweest om te scheiden. Eiseres verklaarde verder dat ze naar Syriƫ terug is gegaan omdat ze een aantal schoolvakken wilde afmaken.
6.2.2 Verder hebben referent en eiseres tegenstrijdig verklaard over hun eerste ontmoeting. Referent stelt dat dit in maart 2014 in Libanon was. Eiseres heeft verklaard dat dit in 2008 was. Vervolgens heeft referent verklaard dat het huwelijk religieus was en dat er een sheikh of imam aanwezig was. Eiseres heeft echter verklaard dat het huwelijk niet religieus was en dat er geen sheikh of imam aanwezig was maar alleen familie. Ten slotte heeft referent verklaard dat er geen contact is geweest van het moment van terugkeer van eiseres naar Syriƫ tot een week voor het eerste gehoor. Eiseres heeft daarentegen verklaard dat er alleen geen contact is geweest in de periode dat referent van Turkije naar Nederland vluchtte omdat hij toen geen beschikking had over een internetverbinding. Met betrekking tot voornoemde zeer tegenstrijdige verklaringen volgt de rechtbank verweerder in de stelling dat van dergelijke relevante zaken in de relatie verwacht mag worden dat er gelijkluidend over wordt verklaard.
6.3 De rechtbank oordeelt dat verweerder zich gelet op de tegenstrijdige verklaringen terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van een reƫel huwelijk en evenmin van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat de inhoud van de overgelegde familierechtelijke documenten niet strookt met wat referent heeft verklaard. Immers zou het huwelijk, anders dan zij hebben verklaard, blijkens de huwelijksakte hebben plaatsgevonden in Syriƫ en niet, zoals is verklaard, in Libanon. Ook is in de huwelijksverklaring van de rechtbank vastgelegd dat beide partijen zijn verschenen bij de registratie terwijl referent op dat moment al in Nederland was. De hieromtrent gegeven verklaring van referent, dat zijn ouders conform Syrisch recht automatisch gemachtigd waren om hem voor de rechtbank te vertegenwoordigen, kan, wat daar ook van zij, aan de genoemde tegenstrijdigheid niet afdoen.
6.4 In de uitspraak van 27 juni 20185 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat het bestaan van een echt bevonden huwelijksdocument de in de verklaringen geconstateerde tegenstrijdigheden niet kan wegnemen. Ondanks dat eiseres echt bevonden familierechtelijke documenten heeft overgelegd en er al sprake was van een rechtsgeldig huwelijk ten tijde van de inreis van referent in Nederland, heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat door de tegenstrijdige verklaringen die eiseres en referent hebben afgelegd de feitelijke gezinsband niet aannemelijk is gemaakt.
6.5 De ter zitting overgelegde stukken werpen geen ander licht op de vraag of er sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente. Ook het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, kan geen afbreuk doen aan wat hiervoor al is overwogen. Daarbij is van belang dat eiseres niet heeft gemotiveerd waarom er sprake is van een gelijke situatie als in de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus.
7. De rechtbank volgt verweerders standpunt dat het beroep op artikel 8 van het EVRM niet kan slagen aangezien uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat bij nareis asiel – buiten de gevallen genoemd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Vw 2000 (oud; nu artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, van de Vw 2000) – geen ruimte is voor een toets aan artikel 8 van het EVRM. Een beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM dient plaats te vinden in de procedure omtrent de verlening van een verblijfsvergunning regulier. Als eiseres van mening is dat aan haar op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf moet worden toegestaan, kan zij een daartoe strekkende reguliere aanvraag indienen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Verder volgt de rechtbank verweerder dat het beroep van eiseres op artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn niet kan slagen. Volgens deze bepaling kan een afwijzing van een verzoek om gezinshereniging niet enkel zijn gebaseerd op het ontbreken van bewijsstukken. De aanvraag van eiseres is echter niet afgewezen vanwege het ontbreken van bewijsstukken, aangezien er wel degelijk stukken zijn overgelegd en verweerder die stukken ook heeft beoordeeld en de afwijzing grotendeels is gebaseerd op de tegenstrijdige verklaringen van eiseres en referent en de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen en de overgelegde bewijsstukken. Gelet op voorgaande kan de beroepsgrond niet slagen.
9. Ook de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 7:3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, slaagt niet. Verweerder mag van het horen in de bezwaarfase afzien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen in het bezwaarschrift is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor, zodat het bezwaar terecht kennelijk ongegrond is verklaard.
Conclusie
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.


 Vindplaats uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:10516

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

30 augustus 2018

Werkt u veel met migranten en hebt u vragen over het inschrijven van buitenlandse aktes, internationale scheidingen, gezag over kinderen?


Deze dag is zowel voor professionals uit de advocatuur, bij de IND of de COA of een rechtbank, tolken, NT2 docenten als voor vrijwilligers bij Vluchtelingenwerk, studenten en andere belangstellenden interessant.
-1- Advocaat Roberto Groen neemt u mee door de kluwen van het internationaal familierecht. Hoe zit het met het inschrijven bij de Gemeente van buitenlandse aktes? Kunnen mensen met buitenlandse nationaliteiten in Nederland trouwen? Wat als asielzoekers gaan scheiden? Gezag over kinderen terwijl de andere ouder in het buitenland verblijft enzovoort. mr Groen is gespecialiseerd in het internationaal familierecht en zelf getrouwd met een Marokkaanse.
-2- Advocaat Anton Kleijweg gaat in op de ontwikkelingen rond verblijfsvergunningen voor ouders zonder verblijfsvergunning maar met een Nederlands kind zoals bijvoorbeeld het Chavez Vilchez arrest. Hij gaat ook de belastingen en toeslagen aspecten van deze verblijfsstatus bespreken. mr Kleijweg is een advocaat gespecialiseerd in het reguliere vreemdelingenrecht.
-3- Jurist en docent Wytzia Raspe gaat bespreken wat iemand kan doen die niet op tijd of helemaal niet slaagt voor zijn of haar inburgering. Welke juridische procedures zijn mogelijk? Kan ook een opleiding worden aansprakelijk gesteld? Na deze inleiding gaan we met elkaar in gesprek over de problemen die mensen tegenkomen op de werkvloer van de inburgering.
U hebt gratis entree tot het Drents museum waar onder meer een interessante expositie over de bakermat van de beschaving: Iran is op het moment. Het museum gaat open om 11.00 en sluit om 17.00. Dus u kunt voor en na de cursus het museum gaan verkennen.
De cursus is inclusief lunch en een certificaat van deelname. We gaan de Orde van Advocaten vragen om officiele studiepunten. Ook tolken mogen dit soort cursussen voor hun permanente opleiding gebruiken heb ik begrepen.
De prijs: 70 euro (55 euro voor studenten, gepensioneerden en mensen zonder baan)

 15 september 2018: 12.00-16.00 te Assen

Aanmelden kan hier: https://www.eventbrite.co.uk/e/studiemiddag-vreemdelingenrecht-en-inburgering-tickets-49642621417





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

04 maart 2018

Raad van State: Je hoeft niet bij elkaar in bed te slapen om een gezinsband te hebben (gaat hier om nareizen)


Instantie Raad van State
Datum uitspraak 21-02-2018
Datum publicatie 28-02-2018
Zaaknummer 201701811/1/V1
Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2017:756, Bekrachtiging/bevestiging


Overwegingen
1.    De vreemdeling met de Jordaanse nationaliteit beoogt verblijf bij zijn echtgenote met de Syrische nationaliteit (hierna: referente), houdster van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Niet in geschil is dat zij ruim veertig jaar zijn getrouwd, dat er vóór het vertrek uit SyriĆ« van referente en de twee jongste kinderen huwelijksproblemen waren en dat de vreemdeling en referente toen weliswaar in ƩƩn huis verbleven, maar gebruik maakten van afzonderlijke kamers. De staatssecretaris heeft de mvv geweigerd, omdat hij de feitelijke gezinsband tussen de vreemdeling en referente als verbroken beschouwt.
2.    De grieven van de staatssecretaris zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat hij niet draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de feitelijke gezinsband als verbroken moet worden beschouwd. Volgens de staatssecretaris heeft hij, ondanks het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk en het feitelijk samenwonen onder ƩƩn dak in het land van herkomst voorafgaand aan het vertrek van referente naar Nederland, draagkrachtig gemotiveerd dat de feitelijke gezinsband niettemin was verbroken, nu uit de gehoren tijdens de asielprocedure van referente naar voren is gekomen dat het huwelijk al twee jaren voor haar vertrek uit SyriĆ« was ontwricht.
2.1.    De omstandigheid dat de vreemdeling en referente bij vertrek van referente uit SyriĆ« waren getrouwd en onder ƩƩn dak woonden, is beginsel voldoende voor de conclusie dat tussen hen op dat moment een feitelijke gezinsband bestond. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het enkele feit dat de vreemdeling en referente tijdens hun echtelijke problemen gebruik hebben gemaakt van afzonderlijke slaapkamers, onvoldoende grondslag is voor de conclusie van de staatssecretaris dat de feitelijke gezinsband ten tijde van het vertrek van referente uit SyriĆ« als verbroken moest worden beschouwd. De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat, hoewel uit de gehoren van referente volgt dat er tussen haar en de vreemdeling grote spanningen bestonden, daaruit eveneens volgt dat die spanningen met name werden veroorzaakt door de oorlog, omdat zij het niet eens werden over de vraag of zij met hun kinderen voor hun eigen veiligheid het land moesten verlaten.
De grieven falen.
3.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Dit gaat over nareizen asiel. Toch ook wel leuk om deze uitspraak eens over te leggen als de IND weer eens stelt dat er sprake is van een schijnrelatie wanneer mensen apart slapen. Ik ken een echtpaar wat meer dan 50 jaar heel gelukkig is getrouwd maar elkaar dankzij oude blazen anders de hele nacht wakker maakt en mijn vriendje vroeger had een vader die zo hard snurkte dat zijn moeder soms in haar behandelkamer ging slapen.

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

19 februari 2018

Waarom het van mijn kant een beetje stil was de laatste paar weken

Bijna heel Nederland heeft wel platgelegen met wat ze in Engeland de Aussie flu noemen maar die is mijn huisje voorbij gegaan. Niet dat ik me nu werelds voelde met een kaak die ontstak en buik van slag, maar vergeleken bij de advocaten die nauwelijks konden praten aan de telefoon of de gemeenteambtenaren die dankzij hun flexplek elkaar allemaal hadden aangestoken, kwam ik er nog goed van af.

Nee de reden dat ik een beetje stil was en ook de komende dagen weer dien te zijn, is omdat ik studiemateriaal aan het ontwikkelen ben voor een HBO opleiding  "Europese studies". Het vak is een inleiding internationaal recht: internationaal publiekrecht, het recht van internationale organisaties, internationaal privaatrecht en strafrecht. Dat betekent dus een berg oude studieboeken opgegraven en een stapel nieuwe gekocht. Al lezend en schrijvend ben ik ook een aantal interessente dingen tegen gekomen voor de vreemdelingenrecht praktijk. Daar hoort u binnenkort over.

Hieronder plak ik de link naar de boeken die ik nu gebruik. Voor de vreemdelingenrechtadvocaat en de IND zou ik met name Shaw  over internationaal publiekrecht en Boom Basics Internationaal privaatrecht willen aanbevelen als een paar goede naslagwerken om te hebben. Strikwerda is heel moeilijk lezen. Het boek van Kipping en Beck-Soeliman is te veel een inleidend studieboek.

Waarom zou u dit in de vreemdelingenrechtpraktijk ook eens moeten inkijken? Denk aan verdragenrecht, aan internationaal namenrecht, erkenning van huwelijken, aan soft law.

Het overzicht heeft even tijd nodig om te laden. Heb even geduld aub want door de boeken via dit blog te kopen krijg ik een paar dubbeltjes commisie.












Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

19 december 2016

Wie kan hierbij helpen? Het huwelijk en de traan - de IND en de ambassade spreken elkaar tegen over paspoort


Een mevrouw die in Amerika woont en werkt is de ceremoniemeester op het huwelijksfeest van haar nicht (enige overgebleven familielid). Ze vraagt een visum aan en met een goede baan, man die in Amerika blijft, voldoet ze zo te zien aan alles. Zij heeft van de Amerikanen een verblijfsvergunning gehad omdat ze het slachtoffer was van mensenhandel maar heeft haar leven helemaal op de rails gekregen. Haar nichtje woont al ruim 20 jaar in Nederland.

Beide vrouwen verheugen zich.

Toch wordt het visum geweigerd maar om vreemde redenen.

Nu de spoedvovo dient komt de IND - vrijdag is het huwelijksfeest waar ze bij moet zijn - met "ze heeft een Somalisch paspoort en dat wordt niet erkend." Maar de Ambassade in Washington geeft net aan dat dat geen probleem hoeft te zijn.


En dat klinkt ook logisch. Je kunt namelijk een territoriaal beperkt visum krijgen, ze is zo uitzetbaar naar de VS en bovendien krijgen Somaliers hier in Nederland vrijstelling van het paspoortvereiste als ze Nederlander willen worden. Waar hebben we het dan over?

Heeft iemand van jullie hier wel eens mee te maken gehad? Ik vind dit zo erg. Heb je allebei een burgeroorlog overleeft en gaat het goed met je en dan net een paar maand voordat mevrouw Amerikaan kan worden komt er dit opeens uit de hoek. En zal dat nichtje trouwen met een grote Turkse familie om zich heen en niemand van haar kant.

Zowel consulaat als nu de ambassade hebben er geen enkel probleem mee. Blijkbaar RSO wel.En dat terwijl je als Somaliƫrs zonder paspoort mag naturaliseren tot Nederlander.

Ik vind het zo erg voor die twee vrouwen.

Dus bent u de staatssecretaris, iemand anders die knopen mag doorhakken help aub. Hetzelfde geldt voor het doen van goede suggesties.






groeten,

Wytzia





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

01 januari 2014

Dat iemand getrouwd blijft wil niet zeggen dat gezinsband blijft bestaan (uitspraak Raad van State)

Een Somalische dame wil een mvv om haar asielzoeker echtgenoot na te mogen reizen maar alhoewel ze nog steeds getrouwd zijn hebben ze sinds 2004 niet meer samengewoond. De rechtsvraag is hier of zij toch voor Nareis als gezinslid in aanmerking komt

ECLI:NL:RVS:2013:2681

Instantie: Raad van State
Datum uitspraak: 24-12-2013
Datum publicatie: 30-12-2013
Zaaknummer: 201210978/1/V1
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 1 november 2011 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen afgewezen.

3. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan een vreemdeling die als echtgenoot of als minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
4. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2006 in zaak nr. 200603951/1 dient de staatssecretaris een mvv-aanvraag in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 te beoordelen aan de hand van die bepaling.
5. Volgens paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), zoals die ten tijde van belang luidde, dienen de gezinsleden, om voor verblijf in aanmerking te komen, tot aan het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst feitelijk te hebben behoord tot diens gezin. De bewijslast omtrent het in het land van herkomst feitelijk tot het gezin behoord hebben, ligt bij de hoofdpersoon. Hiervan dient in beginsel - indicatief - bewijs te worden overgelegd. Indien dit niet mogelijk is, dienen hierover aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen te worden verstrekt.
Dat er door betrokkenen in het buitenland is samengewoond is een belangrijke indicatie om vast te kunnen stellen dat er ook feitelijk sprake is van een gezinsband. Het niet hebben samengewoond is geen absolute afwijzingsgrond, men moet echter wel een aannemelijke verklaring hebben voor de omstandigheid dat men weliswaar (traditioneel) gehuwd was, maar dat er geen sprake was of kon zijn van daadwerkelijke samenwoning.
6. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2011 in zaak nr. 201005131/1/V2, dient het standpunt van de staatssecretaris of een vreemdeling in het land van herkomst feitelijk tot het gezin van de referent heeft behoord, terughoudend te worden getoetst. Uit deze uitspraak volgt voorts dat bij de beoordeling of de vreemdeling feitelijk behoort tot het gezin van de referent de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van referent uit het land van herkomst als uitgangspunt dient te worden genomen.
7. De vreemdeling klaagt in grief 1 dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat haar feitelijke gezinsband met de referent sinds het vertrek van de referent uit Somaliƫ in 2004 is verbroken, en dat deze na zijn terugkeer op 7 mei 2010 niet is hersteld. De vreemdeling voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de referent weliswaar van 2004 tot 7 mei 2010 wegens zijn studie in Bangladesh heeft gewoond, maar dat zij in die periode gehuwd zijn gebleven, zodat hun feitelijke gezinsband toen niet is verbroken. Volgens de vreemdeling volgt dat uit hoofdstuk VI van het "Handbook on procedures and criteria for determining refugee status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees" van de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: het UNHCR Handbook), de preambule en artikel 9, tweede lid, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251 met rectificatie in PB 2012 L 71; hierna: de richtlijn) en paragraaf B2/10.2.1 van de Vc 2000. Zij wijst er in dat verband voorts op dat zij tijdens het verblijf van de referent in Bangladesh telefonisch en per e-mail contact hebben gehouden en dat de referent haar kleding stuurde. Tot slot voert zij aan dat, voor zover hun feitelijke gezinsband in die periode is verbroken, deze nadien is hersteld, aangezien de referent haar na zijn terugkeer in Somaliƫ heeft opgezocht en zij de intentie hadden weer te gaan samenwonen.
7.1. Uit Hoofdstuk VI van het UNHCR Handbook, waaraan de wetgever met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft beoogd uitvoering te geven, kan niet worden afgeleid dat de enkele omstandigheid dat de vreemdeling met de referent gehuwd is gebleven, met zich brengt dat tussen hen een feitelijke gezinsband is blijven bestaan. Het beroep van de vreemdeling op de richtlijn faalt, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2008 in zaak nr. 200705142/1. Evenzeer faalt haar beroep op paragraaf B2/10.2.1 van de Vc 2000, nu deze paragraaf ten tijde van belang geen beleid bevatte dat betrekking had op mvv-aanvragen in het kader van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
De staatssecretaris heeft aan zijn standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen de vreemdeling en de referent is verbroken ten grondslag gelegd dat de referent heeft verklaard dat hij van 2004 tot 2010 in Bangladesh verbleef, terwijl de vreemdeling in Somaliƫ bij haar ouders woonde, en dat zij gedurende die periode weliswaar telefonisch en per e-mail contact met elkaar onderhielden, maar elkaar nooit hebben opgezocht. Voorts heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hun feitelijke gezinsband niet is hersteld. Hij heeft daarbij betrokken dat de referent heeft verklaard dat hij na zijn terugkeer in Somaliƫ op 7 mei 2010 bij zijn ouders is ingetrokken en niet met de vreemdeling is gaan samenwonen, en dat hij zonder medeweten van de vreemdeling op 10 mei 2010 elders in Somaliƫ is ondergedoken. Tot slot heeft de staatssecretaris van belang geacht dat de referent heeft verklaard dat hij na zijn aankomst in Nederland contact heeft opgenomen met zijn moeder, maar niet met de vreemdeling. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris zich aldus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gezinsband tussen de vreemdeling en de referent is verbroken en daarna niet is hersteld.
De grief faalt.


In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...