Posts tonen met het label scheiding. Alle posts tonen
Posts tonen met het label scheiding. Alle posts tonen

03 mei 2019

UITSPRAAK Raad van State: Ook na verbreking huwelijk kan gebrek aan inburgering verblijfsvergunning in de weg staan

Anton Kleijweg schreef:

"De Raad van State heeft recent een uitspraak gedaan die van belang is voor vreemdelingen en begeleiders van vreemdelingen. Ook als aan alle andere voorwaarden is voldaan mag na verbreking van het huwelijk/de relatie een vergunning voor voortgezet verblijf worden geweigerd aan vreemdelingen die niet beschikken over een inburgeringsdiploma, tenzij aantoonbaar in redelijkheid alles is gedaan om het diploma te behalen. Wanneer heeft de vreemdeling zich voldoende ingespannen om het inburgeringsdiploma te halen? Welke argumentatie men ook hanteert, uitgangspunt is dat men aantoonbaar een inburgeringscursus heeft gevolgd en heeft geprobeerd het examen te behalen. Elke vreemdeling die verblijf heeft of krijgt op grond van verblijf bij partner/echtgenoot moet daarom expliciet worden geadviseerd om meteen met de inburgeringscursus te beginnen en het examen af te leggen. Wel kunnen er andere redenen zijn om toch voortgezet verblijf te verlenen. Denk aan het door artikel 8 EVRM beschermde recht op gezins- en privéleven. Een verstandige vreemdeling neemt geen enkel risico en burgert zo spoedig mogelijk in."

Het gaat om deze uitspraak van 26 april 2019: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@115125/201600860-2-v2/

Uitspraak van de rechtbank
4.    De rechtbank heeft overwogen dat het stellen van het inburgeringsvereiste in artikel 3.80a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) in overeenstemming is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verwijst naar het arrest van het Hof van 9 juli 2015, K en A, ECLI:EU:C:2015:453, waaruit volgt dat de Gezinsherenigingsrichtlijn toestaat dat een lidstaat van een derdelander verwacht dat hij met goed gevolg een inburgeringsexamen aflegt. Verder biedt artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn lidstaten de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan de verlening van een autonome verblijfstitel als bedoeld in artikel 15, eerste lid. Nederland was dan ook bevoegd het inburgeringsvereiste te stellen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat pas aanspraak op een verblijfsvergunning voortgezet verblijf ontstaat vanaf het tijdstip dat de aanvrager heeft aangetoond aan alle vereisten voor verlening van die vergunning te voldoen. De vreemdeling voldeed daaraan pas op 16 februari 2015. De staatssecretaris heeft de vergunning dan ook terecht verleend met ingang van deze datum, aldus de rechtbank.
Arrest van het Hof van 7 november 2018, C en A
5.    De voor deze zaak relevante overwegingen van het Hof in het arrest C en A zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Grieven
6.    De vreemdeling klaagt in de grieven dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn de mogelijkheid biedt om het inburgeringsvereiste als voorwaarde te stellen voor het verkrijgen van een autonome verblijfstitel. Zij betoogt dat dat niet volgt uit de tekst van artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Verder betoogt zij dat de rechtbank ten onrechte heeft verwezen naar het arrest K en A, omdat dat arrest betrekking heeft op inburgering in het buitenland in het kader van het uitoefenen van het recht op gezinshereniging en niet gaat over voortgezet verblijf na een rechtmatig verblijf van een periode van vijf jaar. Volgens de vreemdeling ontneemt het tegenwerpen van het inburgeringsvereiste het nuttig effect aan het recht op een autonome verblijfstitel. Verder betoogt zij dat de verblijfsvergunning voortgezet verblijf haar met ingang van 10 februari 2014 had moeten worden verleend, omdat zij op dat moment al vijf jaar rechtmatig in Nederland verbleef. Ook betoogt zij dat zij voor die datum al veel inspanningen had verricht om Nederlands te leren en verwijst zij naar de door haar in de besluitvormingsfase ingebrachte stukken.
Beoordeling grieven
6.1.    Uit de punten 49 tot en met 59 van het arrest C en A volgt dat de voorwaarden voor de verlening van een autonome verblijfstitel, als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn ook uit integratievoorwaarden mogen bestaan. Die voorwaarden mogen echter niet zo streng zijn dat zij een moeilijk te overkomen hindernis vormen om na vijf jaar op normale wijze een autonome verblijfstitel te verkrijgen (punt 52). De verplichting om met goed gevolg een inburgeringsexamen af te leggen, mag dan ook niet verder gaan dan nodig is om het doel van vergemakkelijking van de integratie van derdelanders te bereiken (punt 62). De kennis die nodig is om met goed gevolg een inburgeringsexamen af te leggen, moet overeenkomen met een basisniveau (punt 63).
6.2.    De Afdeling heeft in de verwijzingsuitspraak (onder 19) uiteengezet waaruit de inburgeringsvoorwaarden bestaan. Artikel 3.80a, eerste lid, van het Vb 2000 vereist dat de vreemdeling het inburgeringsexamen bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering heeft behaald. Om dat examen te kunnen behalen, moet een vreemdeling beschikken over mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal op ten minste het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen. Ook moet de vreemdeling over kennis van de Nederlandse samenleving beschikken op het niveau van bij ministeriële regeling vast te stellen eindtermen. Bij de taalvaardigheden gaat het om spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.
Hoewel het niveau van taalvaardigheid waarover de vreemdeling moet beschikken hoger ligt dan het niveau dat van een vreemdeling wordt verlangd bij een eerste toelating tot Nederland in het kader van gezinshereniging (zie de verwijzingsuitspraak onder 20), betreft het nog steeds een basisniveau binnen het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen. Ook het vereiste niveau van kennis van de Nederlandse maatschappij betreft een basisniveau. Dat volgt uit paragraaf 1.1 van hoofdstuk 1 van bijlage 5 behorende bij de Regeling inburgering. Daaruit volgt ook dat om de examenopgaven te kunnen begrijpen, luister- en/of leesvaardigheid vereist is op A2 niveau. Omdat een vreemdeling die in het kader van gezinshereniging is toegelaten pas na een rechtmatig verblijf van vijf jaar uit hoofde van gezinshereniging recht heeft op een autonome verblijfstitel, heeft de vreemdeling vijf jaar de tijd om het vereiste niveau van taalvaardigheid en kennis van de Nederlandse maatschappij te bereiken.
6.3.    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank dan ook terecht overwogen dat, anders dan de vreemdeling in de grieven betoogt, het in artikel 3.80a, eerste lid, van het Vb 2000 neergelegde inburgeringsvereiste niet in strijd is met artikel 15, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
6.4.    Echter, uit het arrest C en A volgt ook dat de nationale regeling er niet toe mag leiden dat iemand die heeft aangetoond de wil te hebben om het examen te behalen en heeft aangetoond inspanningen daarvoor te hebben verricht, toch wordt belet een autonome verblijfstitel te verkrijgen (punt 63). Daarbij moet ook rekening worden gehouden met bijzondere individuele omstandigheden die maken dat een vreemdeling niet in staat is aan het examen deel te nemen of dat met goed gevolg af te leggen (punten 63 en 64).
6.5.    De staatssecretaris heeft in zijn zienswijze naar aanleiding van het arrest C en A aangegeven dat hij zijn beslispraktijk gaat aanpassen, zodat rekening kan worden gehouden met de in het arrest genoemde omstandigheden. Naast de ontheffing op medische gronden of een vrijstelling vanwege bijvoorbeeld het hebben bereikt van de pensioengerechtigde leeftijd, kunnen volgens de staatssecretaris ook andere individuele omstandigheden zoals bijvoorbeeld leeftijd, gezondheidstoestand en financiële situatie aanleiding vormen om ontheffing te verlenen van het inburgeringsvereiste als de vreemdeling wegens die omstandigheden niet in staat is om aan (alle onderdelen van) het inburgeringsexamen deel te nemen of (alle onderdelen van) het examen met goed gevolg af te leggen. De staatssecretaris geeft aan dat als een vreemdeling zich beroept op ontheffing van het inburgeringsvereiste wegens bijzondere omstandigheden, hij een individuele afweging zal maken met inachtneming van de in het arrest C en A genoemde omstandigheden. De getoonde wil om voor (alle onderdelen) van het examen te slagen en de verrichte inspanningen spelen in die beoordeling een belangrijke rol. De staatssecretaris geeft aan dat hij daarom nogmaals zal beoordelen of de door de vreemdeling in deze zaak aangevoerde omstandigheden alsnog tot (eerdere) ontheffing van het inburgeringsvereiste kunnen leiden.
De staatssecretaris heeft die beoordeling weergegeven in zijn nader stuk van 29 januari 2019. Daarin wijst hij er op dat de vreemdeling in het kader van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voortgezet verblijf diverse brieven van DUO heeft overgelegd met uitslagen van examenonderdelen en certificaten van gepleegde inspanningen, maar dat zij pas bij brief van 16 februari 2015 een positief advies van DUO van 15 februari 2015 heeft overgelegd. Volgens de staatssecretaris blijkt uit het bericht van DUO dat de vreemdeling al op 16 november 2012 voldoende inspanningen had gepleegd om voor ontheffing van het inburgeringsvereiste in aanmerking te komen.
De vreemdeling heeft zich in haar zienswijze ten aanzien van het arrest C en A op het standpunt gesteld dat zij in ieder geval vanaf de datum van haar aanvraag (20 augus

30 augustus 2018

Werkt u veel met migranten en hebt u vragen over het inschrijven van buitenlandse aktes, internationale scheidingen, gezag over kinderen?


Deze dag is zowel voor professionals uit de advocatuur, bij de IND of de COA of een rechtbank, tolken, NT2 docenten als voor vrijwilligers bij Vluchtelingenwerk, studenten en andere belangstellenden interessant.
-1- Advocaat Roberto Groen neemt u mee door de kluwen van het internationaal familierecht. Hoe zit het met het inschrijven bij de Gemeente van buitenlandse aktes? Kunnen mensen met buitenlandse nationaliteiten in Nederland trouwen? Wat als asielzoekers gaan scheiden? Gezag over kinderen terwijl de andere ouder in het buitenland verblijft enzovoort. mr Groen is gespecialiseerd in het internationaal familierecht en zelf getrouwd met een Marokkaanse.
-2- Advocaat Anton Kleijweg gaat in op de ontwikkelingen rond verblijfsvergunningen voor ouders zonder verblijfsvergunning maar met een Nederlands kind zoals bijvoorbeeld het Chavez Vilchez arrest. Hij gaat ook de belastingen en toeslagen aspecten van deze verblijfsstatus bespreken. mr Kleijweg is een advocaat gespecialiseerd in het reguliere vreemdelingenrecht.
-3- Jurist en docent Wytzia Raspe gaat bespreken wat iemand kan doen die niet op tijd of helemaal niet slaagt voor zijn of haar inburgering. Welke juridische procedures zijn mogelijk? Kan ook een opleiding worden aansprakelijk gesteld? Na deze inleiding gaan we met elkaar in gesprek over de problemen die mensen tegenkomen op de werkvloer van de inburgering.
U hebt gratis entree tot het Drents museum waar onder meer een interessante expositie over de bakermat van de beschaving: Iran is op het moment. Het museum gaat open om 11.00 en sluit om 17.00. Dus u kunt voor en na de cursus het museum gaan verkennen.
De cursus is inclusief lunch en een certificaat van deelname. We gaan de Orde van Advocaten vragen om officiele studiepunten. Ook tolken mogen dit soort cursussen voor hun permanente opleiding gebruiken heb ik begrepen.
De prijs: 70 euro (55 euro voor studenten, gepensioneerden en mensen zonder baan)

 15 september 2018: 12.00-16.00 te Assen

Aanmelden kan hier: https://www.eventbrite.co.uk/e/studiemiddag-vreemdelingenrecht-en-inburgering-tickets-49642621417





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

16 januari 2017

Cursus: Marokkaans recht in familie- en vreemdelingenzaken***

Marokkaans recht in familie- en vreemdelingenzaken***
Datum:
09 februari 2017

In deze cursus wordt u onderwezen in (de achtergronden van) het Marokkaanse familierecht en nationaliteitsrecht, voor zover relevant voor uw rechtspraktijk. Denk bijvoorbeeld aan familierechtelijke complicaties bij terugkeer naar Marokko, aan de Marokkaanse regelgeving inzake huwelijk (o.a. polygamie), echtscheiding, gezag en omgang en aan de zorg voor kinderen op basis van kafala.

Docenten
mr. S. (Samira) Bouddount, advocaat te Weesp en prof.mr. F.J.A. (Frans) van der Velden, emeritus hoogleraar Vrije Universiteit

Datum, tijd en locatie
Donderdag 9 februari 2017, 12.00 tot 17.15 (12.00 uur inloop met lunch 12.30 uur aanvang),
Utrecht, Cursus- en Vergadercentrum Domstad, Koningsbergerstraat 9

Doelgroep
De cursus richt zich op advocaten, rechtshulpverleners, leden van de rechterlijke macht, gemeenten en andere belangstellenden die zich in de praktijk bezig houden met het vreemdelingenrecht en/ of het familierecht.

Kosten
€ 360 voor leden van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken
€ 440 voor niet-leden, excl. btw, incl. lunch en digitale reader

Niveau
*** / Specialisatie

Punten
4 PO NOvA





Wellicht is mijn boekenblog ook interessant: http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/l  Onder andere met een heleboel boeken over Marokko

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

28 juli 2016

Artikel over huiselijk geweld, het verblijfsrecht van derdelanders onder EU-regelgeving en NA-judgement door professor Steve Peers


Domestic violence and free movement of EU citizens: a shameful CJEU ruling



Steve Peers
EU laws on the free movement of EU citizens don’t give non-EU citizens rights in their own name. Rather, non-EU citizens can only gain rights under those laws if they have a family link with an EU citizen. This creates an obvious problem in cases of domestic violence committed by an EU citizen against a non-EU citizen family member. If the non-EU family member breaks the family link in order to flee the violence, there could be a risk of expulsion. So the victims might stay with their abusers due to a fear of removal from the country, which might include separation from their children.
However, there are provisions of EU law that mitigate this risk. It has long been the position (since the CJEU judgment in Diatta) that non-EU citizens can remain in the same country as their EU citizen spouse following a separation. Their position only changes after divorce.
Upon divorce, the EU citizens’ Directive (which sets out most of the rules governing EU citizens who moved to another Member State) provides specific protection. As a general rule, they can remain if the marriage has lasted three years, including one year in the host State. They can also stay if they have custody of the children, or access to them in the host State. Finally, they can also stay if ‘this is warranted by particularly difficult circumstances, such as having been a victim of domestic violence while the marriage…was subsisting’. In any of these cases, they can later get permanent residence status.
The recent judgment in NA was the first time the Court of Justice has interpreted the specific rule on domestic violence cases. It follows last year’s judgment in Singh, where the Court first interpreted the general rule about divorce. Both cases raised the same underlying issue: what happens if the EU citizen leaves the host State before the divorce is finalised? Does that departure immediately end the non-EU citizen’s status under the citizens’ Directive, trumping the retention of their residence that would otherwise apply during their separation and (probably) their subsequent divorce from their spouse?  
According to the Court of Justice, it does. This reasoning was an unconvincing interpretation of the general rule in Singh, and it is a particularly unconvincing interpretation of the special rule on domestic violence victims, taking insufficient account of the social context of this rule. While the victim in NA was able to rely on other provisions of EU law, not all victims will be able to. The Court of Justice should therefore rethink its position if the case arises – particularly in light of the EU’s planned signature of the Istanbul Convention on violence against women.
The judgment

The case concerned the status of a Pakistani woman who moved to the UK with her German husband. (The judgment will no longer be relevant to the UK if the country leaves the EU without an agreement on the continued free movement of people. However, it will still be relevant to other Member States). Her husband worked in the UK, and the couple had two daughters, both of whom are German citizens. She left the household due to domestic violence, and her husband left the country shortly after that, before any divorce proceedings began. She subsequently sought permanent residence status in the UK.
Did she retain rights under the citizens’ Directive? As noted above, the Court said she did not. It simply followed Singh, ruling that rights for the non-EU family member ended the moment the EU citizen left the country, unless divorce proceedings had begun beforehand. It gave three reasons. First, the wording of the relevant clause referred only to divorce. Second, the context was the ‘exceptional’ case where a non-EU citizen retained a right to stay despite no longer being a ‘family member’ of an EU citizen living in the same Member State. Third, the Court referred to the ‘aims’ of the law. In its view, the EU legislature had declined to make provision for cases where the EU citizen had departed the Member State, and the original proposal referred to possible ‘blackmail accompanied by threats of divorce’, with ‘safeguards’ only ‘necessary…in the event of final divorce’, as the right of residence is ‘not at all affected’ by a ‘de facto separation’.  
So she had no rights under the citizens’ Directive. However, the Court then examined two other arguments for her stay. First, the Regulation on free movement of workers says that the children of EU workers are entitled to access education. The Court had previously ruled that this entailed a right for the children to stay even if the worker had left, along with a corollary right for the parent caring for them to stay as well. The UK court questioned whether this rule applied even if (as in this case) the children only started school after the worker had left the country; the Court of Justice confirmed prior case law that it did. It was sufficient that the children were resident at some point while one parent was working in that Member State.
Finally, the Court examined a two-fold argument for NA’s right to stay on the basis of the EU Treaties. The first leg of this argument invoked Ruiz Zambrano, the well-known 2011 CJEU judgment which said that non-EU family members of EU citizen children who had not moved within the EU could derive a right to stay based on their children’s rights as EU citizens not to be deprived of the benefits of their EU citizenship. But the Court said that Zambrano was irrelevant to NA, since it only applied as a default, where no EU legislation could protect the legal status of the person concerned.
The second leg invoked the general right of free movement of EU citizens set out in the Treaties. But the Court ruled that the Treaty right was subject to secondary legislation. Applying the citizens’ Directive, NA’s EU citizen children could stay if they had ‘sufficient resources’, which could be derived from a parent. There was then a corollary right for a parent to stay with them – reaffirming case law going back to the Court’s well-known Chen and Zhu judgment.
Comments

In this case, Ms NA got to stay in the country – but that wasn’t actually the issue. She was seeking rather the right to permanent residence, but at first sight she will not obtain that. That right applies to a family member who retains a right of residence under the citizens’ Directive following divorce (among other cases). But it’s not clear if it applies to those who are resident only as a corollary to their children under the Directive. And it certainly does not apply to those who are only resident on the basis of the Regulation on free movement of workers, rather than the Directive: the Court said as much in its Alarape judgment.
The bigger problem with this judgment is the scope it opens to Member States to remove the victims of domestic violence from their territory. Ms NA only got the right to stay on the basis of her care for the children, not as a victim of domestic violence. So a victim without children would not have such protection. Also, rather arbitrarily, a victim whose husband had been self-employed, rather than a worker, would not benefit from the free movement of workers Regulation (see the Czop judgment). Moreover, the Court skipped over the point that her second child had not yet been born at the time when her husband left the country. The judgment would not help those victims whose children had been abducted by the husband when he returned to his home State, or who did not have parental responsibility for the children.
The logic of the Court’s analysis is deeply flawed. First, it isn’t self-evident that the rule on divorce is trumped in the event of separation: the EU legislature simply didn’t explain which rule takes precedence in that case. Secondly, the numbers of non-EU citizens with the right to stay will still remain ‘exceptional’, even if it is extended to cover also the (hopefully) small numbers of cases where an EU citizen perpetrates domestic violence against a non-EU citizen and then leaves the country before divorce proceedings start.
Thirdly, the Court’s analysis of the aims of the EU legislation is clearly absurd. True, the right of residence is ‘not at all affected’ by a ‘de facto separation’ – as long as the EU citizen spouse remains in the country. If the EU citizen spouse leaves, according to the Court’s own interpretation, the right of residence isn’t just ‘affected’ – it instantly vanishes entirely. So in that case ‘safeguards’ would be ‘necessary’. Otherwise there could be ‘blackmail accompanied by threats’ of departure, rather than divorce. Did the EU legislature really intend to make that fine distinction: it’s terrible to threaten a non-EU spouse in one case, but perfectly acceptable in the other? Does the humanity of our response to domestic violence rest on that technicality?
This analysis is shared by the Advocate-General’s opinion, which notes that the loss of status ‘could be used as a means of exerting pressure…to wear the victim down psychologically and, in any event, to engender fear of the perpetrator’. The Court’s interpretation could also complicate criminal proceedings, and deprive the victim’s derived right of its effectiveness. Overall that interpretation is ‘manifestly contrary to the objective of legal protection pursued by’ the citizens’ Directive.
Two final points on the broader context. First, the Istanbul Convention on violence against women, which the Commission has proposed that the EU sign, provides for a right of residence in domestic violence cases (see Article 59). There’s no reference to any distinction based on whether the perpetrator has left the country or not. Neither is there any such reference in the explanatory memorandum to the Convention. And why the hell should there be? Who cares where the perpetrator is, in this context? The sole purpose of the Convention – like the relevant clause in the citizens’ Directive – is obviously to help the victim.
Secondly, let’s examine the law from the perspective of the actual victim in this case. She could have preserved her position by bringing divorce proceedings before her husband left the country. But she had just fled her home, five months pregnant with an eleven-month old child. She may well have faced problems relating to work, benefits or accommodation. And on top of all this, the Court of Justice gives the nod to the Home Office to question her immigration status.
With all due respect, this is one of the most shameful judgments in the Court’s long history. It should be revisited at the earliest opportunity, in particular if the EU has concluded the Istanbul Convention in the meantime.

 The original post you can find here: http://eulawanalysis.blogspot.nl/2016/07/domestic-violence-and-free-movement-of.html

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Sale kinderkleding

Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

31 augustus 2015

Prejudiciele vragen gesteld aan Europese Hof over 2004/38 en Zambrano

Pending Case NA (C-115/15): Four Questions For CJEU

Involving a myriad of intriguing issues, the EU law tale of a Pakistani lady called Nazia Ahmed (NA) has been reported as [2013] UKUT 89 (IAC), [2014] EWCA Civ 995 and [2015] EWCA Civ 140. These days her case is simply known as Pending Case NA (C-115/15) and may hold the key to unlocking numerous doors in EU law.

Lees het uitgebreide artikel geschreven door een Brits/Pakistaanse jurist hier:  https://asadakhan.wordpress.com/2015/08/26/pending-case-na-c-11515-four-questions-for-cjeu/

De gestelde vragen zijn:


In this judgment, the Court of Appeal referred the following question to the CJEU:
Must a third country national ex-spouse of an EU citizen be able to show that their former spouse was exercising treaty rights in the host member state at the time of their divorce in order to retain a right of residence under article 13(2) of Directive 2004/38/EC?
 (....)
 
In light of the above issues, Lord Dyson MR, Sullivan and Sharp LJJ referred these three further questions to the CJEU:
(1) Does an EU citizen have a right to reside in a host member state under articles 20 and 21 of the TFEU in circumstances where the only state within the EU in which the citizen is entitled to reside is his state of nationality, but there is a finding of fact by a competent tribunal that the removal of the citizen from the host member state to his state of nationality would breach his rights under article 8 of the ECHR or article 7 of the CFR?
(2) If the EU citizen in (1) (above) is a child, does the parent having sole care of that child have a derived right of residence in the host member state if the child would have to accompany the parent on removal of the parent from the host member state?
(3) Does a child have a right to reside in the host member state pursuant to article 12 of Regulation 1612/68 EEC (now article 10 of Regulation 492/2011/EU) if the child’s EU citizen parent, who has been employed in the host member state, has ceased to reside in the host member state before the child enters education in that state?




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...