Posts tonen met het label huiselijk geweld. Alle posts tonen
Posts tonen met het label huiselijk geweld. Alle posts tonen

05 november 2020

Webinar: Violence Against Women & Children -- vreemdelingenrecht en strafrechtelijke aspecten (Engelstalig en gratis)

 

 

 

 


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Turkish history disguised as a novel: The Mapmaker's Daughter by Katherine Nouri Hughes (Iraqi American author)
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2020/06/turkish-history-disguised-as-novel.html

05 maart 2020

UITSPRAAK: Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst.

ECLI:NL:RBDHA:2020:1007

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 27-02-2020
Datum publicatie 02-03-2020
Zaaknummer AWB - 19 / 3508
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst. Beroep ongegrond.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
4.1. Verweerder verleent een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan de vreemdeling die slachtoffer is geworden of dreigt te worden van huiselijk geweld. Verweerder heeft voor toepassing hiervan cumulatieve voorwaarden gesteld in paragraaf B8/2.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000. In geschil is de voorwaarde onder punt 4. onder de kop ‘huiselijk geweld’: het slachtoffer kan zich niet onttrekken aan het huiselijk geweld door vestiging in het land van herkomst. Volgens het beleid moet naast geweld of dreiging in Nederland ook in het land van herkomst een dreiging aanwezig zijn. Hiervoor moet aannemelijk worden gemaakt dat van de familieleden die in het land van herkomst wonen, dreiging uitgaat.
4.2. Eiseres heeft in beroep stukken overgelegd omtrent haar onmogelijkheid zich te vestigen in haar land van herkomst. De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter in een beroepsprocedure toetst naar de stand van zaken ten tijde van het bestreden besluit. De bestuursrechter mag geen rekening houden met feiten en omstandigheden die verweerder niet heeft kunnen betrekken in zijn beoordeling (ex tunc-toetsing). Eiseres betoogt dat de stukken moeten worden meegenomen daar zij dienen als nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt.
4.3. De rechtbank volgt dit betoog van eiseres niet. Het is vaste jurisprudentie – onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2900) – dat een nadere onderbouwing niet in de weg staat van het indienen van stukken in beroep. De stukken mogen echter niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken indien de stukken nieuwe informatie bevatten waar verweerder geen rekening mee heeft kunnen houden. De stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd zien toe op haar broers en haar zus in Marokko, het overlijden van de moeder van eiseres en een deskundigenbericht met een algemene en op eiseres toegespitste conclusie. Nu deze stukken niet eerder zijn ingediend en verweerder geen rekening heeft kunnen houden met de inhoud ervan, heeft verweerder de stukken niet kunnen betrekken in zijn besluitvorming en laat de rechtbank om deze reden de stukken in zijn beoordeling buiten beschouwing. De rechtbank overweegt hierbij dat verweerder eiseres erop heeft gewezen om bewijsstukken te overleggen in het aanvraagformulier, de herstelverzuimbrief van 29 augustus 2018 en het primaire besluit. Desalniettemin heeft zij haar standpunten voor het eerst in beroep met stukken onderbouwd. De stukken zien niet op een nadere onderbouwing van eerder ingenomen standpunten, maar zijn een eerste onderbouwing.
4.4. Gelet hierop, heeft eiseres haar stellingen niet met stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich niet in Marokko kan vestigen. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor de aanvraag.
5. De rechtbank ziet gezien de betrokken belangen en in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding om een inhoudelijke beoordeling te geven over de overgelegde stukken.
5.1. Eiseres heeft aangevoerd dat haar familie als mogelijke ‘oplossing’ zelfmoord aanraadt. Ook heeft blijkens het deskundigenbericht haar familie in Marokko haar beschuldigd van respectloos en oneerbaar gedrag en aangegeven dat ze de familie te schande heeft gemaakt. Ter onderbouwing hiervan is (een vertaling van) een verklaring onder ede van haar twee broers en één zus overgelegd, waarin het volgende staat:
“Dit gezegd hebbende, weten wij met zekerheid, om redenen van haar veiligheid ingeval zij uitgewezen mocht worden, dat zij bij niemand onderdak zal krijgen en wij zijn ervan overtuigd dat zij in dit geval haar verstandelijke vermogens zal verliezen en zelfmoord pleegt, als enige middel om zich van haar nachtmerries te bevrijden. Wij hopen dat dit niet gaat gebeuren, als de Nederlandse autoriteiten deze humanitaire zaak in overwegingen nemen.”
5.2. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring niet volgt dat haar familie haar aanraadt om zelfmoord te plegen of haar beschuldigt van respectloos en oneerbaar gedrag. De verklaring schetst een beeld van mogelijke gevolgen als eiseres geen onderdak zou krijgen, maar toont geen dreigement vanuit de familieleden. Tevens volgt uit de verklaring niet dat de familie haar weigert te ondersteunen maar juist dat ze hopen dat eiseres niet wordt gedreven tot het plegen van zelfmoord.
5.3. Ten aanzien van het deskundigenbericht overweegt de rechtbank dat het deskundigenbericht een weergave is van de eigen verklaringen van eiseres. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige het verhaal van eiseres enkel van commentaar voorziet en niet dat haar verhaal is geverifieerd of door de deskundig is bevestigd. De geschetste situatie in het rapport is niet met stukken onderbouwd of volgt de rechtbank gelet op de verklaring onder ede niet. Evenmin zijn de gevolgen die de deskundige aan de geschetste situatie verbindt met stukken onderbouwd. De enkele stelling dat de deskundige veel onderzoekservaring en wetenschappelijke publicaties heeft, is onvoldoende.
5.4. De overige stukken zien op het huiselijk geweld in Nederland en behoeven geen bespreking nu het niet in geschil is. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken niet volgt dat vanuit de familie van eiseres een dreiging uitgaat noch dat familieleden haar niet kunnen of willen opvangen. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat er in Marokko een dreiging aanwezig is en dat eventueel de autoriteiten haar niet kunnen beschermen tegen de dreiging.
Conclusie
6. Verweerder heeft het bestreden besluit op juiste gronden genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1007

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

18 januari 2019

Goed krantenartikel over de vraag wanneer iemand asiel zou kunnen krijgen vanwege huiselijk geweld (Met inleiding)

In het asielrecht werkt het zo dat iemand alleen een status op grond van de Vluchtelingenverdrag kan krijgen als diegene objectieve gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege ras, nationaliteit, religie, politieke overtuigingen of het behoren tot een specifieke sociale groep. Als die vervolging niet door de overheid gebeurd maar door andere inwoners van het land - "derden" - dan wordt diegene die bang is geacht de hulp van de eigen overheid in te roepen en niet op een vliegtuig te stappen en elders hulp te gaan vragen. Maar als je aannemelijk kunt maken dat je eigen overheid je niet kunt of wilt beschermen dan kan je hukp vragen van een ander land en zo in aanmerking komen voor een asielstatus.

In het navolgende artikel wordt ingegaan op de zaak van de Saoedische tiener die deze week asiel kreeg in Canada na in Thailand gestrand te zijn. Je ziet hier dat het niet alleen om huiselijk geweld draait maar ook om het afzweren van een godsdienst. In het verre verleden werd na de val van de shah de situatie van vrouwen in het nieuwe streng Islamitische Iran niet gezien als "behorend bij een sociale groep".




Analyse Rahaf al-Qunun

Gewelddadige Saoedische familie? Niet vanzelf een grond voor asiel

Kan de Saoedische tiener ­Al-Qunun rekenen op asiel wegens bedreiging door haar familie? Veel immigratiediensten zien huiselijk geweld als privékwestie.
De Saoedische vrouw Rahaf Mohammed al-Qunun maandag in Bangkok. Beeld AP

Is huiselijk geweld een grond voor asiel? Die vraag is aan de orde, nu Rahaf Mohammed al-Qunun asiel heeft aangevraagd in Canada en inmiddels gekregen, zo heeft premier Justin Trudeau vrijdagavond be­vestigd. Volgens de Thaise immigratiedienst is zij vrijdag op het vliegtuig gestapt.

 Lees hier verder in de Volkskrant: https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/gewelddadige-saoedische-familie-niet-vanzelf-een-grond-voor-asiel~baa0138e/?

Sale Januari 2019


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

28 juli 2016

Artikel over huiselijk geweld, het verblijfsrecht van derdelanders onder EU-regelgeving en NA-judgement door professor Steve Peers


Domestic violence and free movement of EU citizens: a shameful CJEU ruling



Steve Peers
EU laws on the free movement of EU citizens don’t give non-EU citizens rights in their own name. Rather, non-EU citizens can only gain rights under those laws if they have a family link with an EU citizen. This creates an obvious problem in cases of domestic violence committed by an EU citizen against a non-EU citizen family member. If the non-EU family member breaks the family link in order to flee the violence, there could be a risk of expulsion. So the victims might stay with their abusers due to a fear of removal from the country, which might include separation from their children.
However, there are provisions of EU law that mitigate this risk. It has long been the position (since the CJEU judgment in Diatta) that non-EU citizens can remain in the same country as their EU citizen spouse following a separation. Their position only changes after divorce.
Upon divorce, the EU citizens’ Directive (which sets out most of the rules governing EU citizens who moved to another Member State) provides specific protection. As a general rule, they can remain if the marriage has lasted three years, including one year in the host State. They can also stay if they have custody of the children, or access to them in the host State. Finally, they can also stay if ‘this is warranted by particularly difficult circumstances, such as having been a victim of domestic violence while the marriage…was subsisting’. In any of these cases, they can later get permanent residence status.
The recent judgment in NA was the first time the Court of Justice has interpreted the specific rule on domestic violence cases. It follows last year’s judgment in Singh, where the Court first interpreted the general rule about divorce. Both cases raised the same underlying issue: what happens if the EU citizen leaves the host State before the divorce is finalised? Does that departure immediately end the non-EU citizen’s status under the citizens’ Directive, trumping the retention of their residence that would otherwise apply during their separation and (probably) their subsequent divorce from their spouse?  
According to the Court of Justice, it does. This reasoning was an unconvincing interpretation of the general rule in Singh, and it is a particularly unconvincing interpretation of the special rule on domestic violence victims, taking insufficient account of the social context of this rule. While the victim in NA was able to rely on other provisions of EU law, not all victims will be able to. The Court of Justice should therefore rethink its position if the case arises – particularly in light of the EU’s planned signature of the Istanbul Convention on violence against women.
The judgment

The case concerned the status of a Pakistani woman who moved to the UK with her German husband. (The judgment will no longer be relevant to the UK if the country leaves the EU without an agreement on the continued free movement of people. However, it will still be relevant to other Member States). Her husband worked in the UK, and the couple had two daughters, both of whom are German citizens. She left the household due to domestic violence, and her husband left the country shortly after that, before any divorce proceedings began. She subsequently sought permanent residence status in the UK.
Did she retain rights under the citizens’ Directive? As noted above, the Court said she did not. It simply followed Singh, ruling that rights for the non-EU family member ended the moment the EU citizen left the country, unless divorce proceedings had begun beforehand. It gave three reasons. First, the wording of the relevant clause referred only to divorce. Second, the context was the ‘exceptional’ case where a non-EU citizen retained a right to stay despite no longer being a ‘family member’ of an EU citizen living in the same Member State. Third, the Court referred to the ‘aims’ of the law. In its view, the EU legislature had declined to make provision for cases where the EU citizen had departed the Member State, and the original proposal referred to possible ‘blackmail accompanied by threats of divorce’, with ‘safeguards’ only ‘necessary…in the event of final divorce’, as the right of residence is ‘not at all affected’ by a ‘de facto separation’.  
So she had no rights under the citizens’ Directive. However, the Court then examined two other arguments for her stay. First, the Regulation on free movement of workers says that the children of EU workers are entitled to access education. The Court had previously ruled that this entailed a right for the children to stay even if the worker had left, along with a corollary right for the parent caring for them to stay as well. The UK court questioned whether this rule applied even if (as in this case) the children only started school after the worker had left the country; the Court of Justice confirmed prior case law that it did. It was sufficient that the children were resident at some point while one parent was working in that Member State.
Finally, the Court examined a two-fold argument for NA’s right to stay on the basis of the EU Treaties. The first leg of this argument invoked Ruiz Zambrano, the well-known 2011 CJEU judgment which said that non-EU family members of EU citizen children who had not moved within the EU could derive a right to stay based on their children’s rights as EU citizens not to be deprived of the benefits of their EU citizenship. But the Court said that Zambrano was irrelevant to NA, since it only applied as a default, where no EU legislation could protect the legal status of the person concerned.
The second leg invoked the general right of free movement of EU citizens set out in the Treaties. But the Court ruled that the Treaty right was subject to secondary legislation. Applying the citizens’ Directive, NA’s EU citizen children could stay if they had ‘sufficient resources’, which could be derived from a parent. There was then a corollary right for a parent to stay with them – reaffirming case law going back to the Court’s well-known Chen and Zhu judgment.
Comments

In this case, Ms NA got to stay in the country – but that wasn’t actually the issue. She was seeking rather the right to permanent residence, but at first sight she will not obtain that. That right applies to a family member who retains a right of residence under the citizens’ Directive following divorce (among other cases). But it’s not clear if it applies to those who are resident only as a corollary to their children under the Directive. And it certainly does not apply to those who are only resident on the basis of the Regulation on free movement of workers, rather than the Directive: the Court said as much in its Alarape judgment.
The bigger problem with this judgment is the scope it opens to Member States to remove the victims of domestic violence from their territory. Ms NA only got the right to stay on the basis of her care for the children, not as a victim of domestic violence. So a victim without children would not have such protection. Also, rather arbitrarily, a victim whose husband had been self-employed, rather than a worker, would not benefit from the free movement of workers Regulation (see the Czop judgment). Moreover, the Court skipped over the point that her second child had not yet been born at the time when her husband left the country. The judgment would not help those victims whose children had been abducted by the husband when he returned to his home State, or who did not have parental responsibility for the children.
The logic of the Court’s analysis is deeply flawed. First, it isn’t self-evident that the rule on divorce is trumped in the event of separation: the EU legislature simply didn’t explain which rule takes precedence in that case. Secondly, the numbers of non-EU citizens with the right to stay will still remain ‘exceptional’, even if it is extended to cover also the (hopefully) small numbers of cases where an EU citizen perpetrates domestic violence against a non-EU citizen and then leaves the country before divorce proceedings start.
Thirdly, the Court’s analysis of the aims of the EU legislation is clearly absurd. True, the right of residence is ‘not at all affected’ by a ‘de facto separation’ – as long as the EU citizen spouse remains in the country. If the EU citizen spouse leaves, according to the Court’s own interpretation, the right of residence isn’t just ‘affected’ – it instantly vanishes entirely. So in that case ‘safeguards’ would be ‘necessary’. Otherwise there could be ‘blackmail accompanied by threats’ of departure, rather than divorce. Did the EU legislature really intend to make that fine distinction: it’s terrible to threaten a non-EU spouse in one case, but perfectly acceptable in the other? Does the humanity of our response to domestic violence rest on that technicality?
This analysis is shared by the Advocate-General’s opinion, which notes that the loss of status ‘could be used as a means of exerting pressure…to wear the victim down psychologically and, in any event, to engender fear of the perpetrator’. The Court’s interpretation could also complicate criminal proceedings, and deprive the victim’s derived right of its effectiveness. Overall that interpretation is ‘manifestly contrary to the objective of legal protection pursued by’ the citizens’ Directive.
Two final points on the broader context. First, the Istanbul Convention on violence against women, which the Commission has proposed that the EU sign, provides for a right of residence in domestic violence cases (see Article 59). There’s no reference to any distinction based on whether the perpetrator has left the country or not. Neither is there any such reference in the explanatory memorandum to the Convention. And why the hell should there be? Who cares where the perpetrator is, in this context? The sole purpose of the Convention – like the relevant clause in the citizens’ Directive – is obviously to help the victim.
Secondly, let’s examine the law from the perspective of the actual victim in this case. She could have preserved her position by bringing divorce proceedings before her husband left the country. But she had just fled her home, five months pregnant with an eleven-month old child. She may well have faced problems relating to work, benefits or accommodation. And on top of all this, the Court of Justice gives the nod to the Home Office to question her immigration status.
With all due respect, this is one of the most shameful judgments in the Court’s long history. It should be revisited at the earliest opportunity, in particular if the EU has concluded the Istanbul Convention in the meantime.

 The original post you can find here: http://eulawanalysis.blogspot.nl/2016/07/domestic-violence-and-free-movement-of.html

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Sale kinderkleding

Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

19 november 2013

WERELD: HUMAN RIGHTS WATCH Yemen: Review Saudi Woman’s Refugee Claim (en hoe dat volgens het Vluchtelingenverdrag dan zit)

Don’t Deport Before UN Agency Considers Threat to Life
NOVEMBER 19, 2013
With a woman’s safety at stake, the Yemeni authorities should allow UNHCR to interview her. Many Saudi women have a very real fear of violence and worse if they marry a man who isn’t their family’s choice.
Sarah Leah Whitson, Middle East and North Africa director
(Sanaa) – Yemeni authorities should not return a Saudi woman to her country without considering her claim that the Saudi government will not protect her against life-threatening family violence. The government should halt any deportation order against her and allow the Office of the United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) to interview her in detention to review her asylum claim.

Huda al-Niran, 22, fled from Saudi Arabia to Yemen with a Yemeni man her family refused to let her marry, so that they could marry in Yemen, her lawyer, Abdulraqib al-Qadi, told Human Rights Watch. She fears physical harm from her family members, whom she said have beaten her in the past, if she is returned to Saudi Arabia. Several Yemeni government sources told Human Rights Watch that the Saudi government is exerting political pressure on Yemen to return her.

“With a woman’s safety at stake, the Yemeni authorities should allow UNHCR to interview her,” saidSarah Leah Whitson, Middle East and North Africa director. “Many Saudi women have a very real fear of violence and worse if they marry a man who isn’t their family’s choice.”

On October 3, 2013, Yemeni authorities arrested al-Niran and Arafat Radfan, her Yemeni partner, at the al-Twal border and took them to the Immigration Authority in Sanaa, after her family reported that she had been abducted by three Yemeni men, according to Al Masdar Online, a Yemeni media outlet. Radfan was transferred to a detention center in Sanaa, pending his trial for assisting al-Niran’s illegal entry into Yemen. Prosecutors also charged al-Niran with illegal entry, and have sought deportation orders from Sanaa’s Southwest Court, which has held at least four hearings to review the motions.

On October 21, the Human Rights Ministry forwarded al-Niran’s letter seeking asylum to UNHCR in Sanaa, asking it to assist al-Niran in processing her asylum claim. The Human Rights Ministry said that it believed sending her back to Saudi Arabia would put her life at risk.

On October 29, though, the Human Rights Ministry sent a letter to the Interior Ministry saying that the Immigration Authority had prevented UNHCR from interviewing al-Niran. The Human Rights Ministry sought the interior minister’s assistance in allowing an interview to determine her asylum status. The Interior Ministry had not given the agency permission.

Yemen became a party to the 1951 Refugee Convention and its 1967 Protocol in 1980. The Refugee Convention prohibits the return of any refugee to a place where their life or freedom would be threatened. A refugee is someone who has left their country and has a well-founded fear of being persecuted, including on the basis of membership in a particular social group. UNHCR’s governing Executive Committee formally concluded in 1985 that countries may interpret “social group” to include women who face harsh or inhuman treatment for having transgressed their society’s norms.

The Universal Declaration of Human Rights, which is considered reflective of customary international law, states in article 14 that everyone has the right to seek asylum from persecution.
Under Saudi Arabia’s discriminatory male guardianship system, the government effectively treats women as permanent legal minors and prevents them from, for example, obtaining passports, traveling abroad, or choosing whom to marry without consent of a legal male guardian.

Women in Saudi Arabia who defy strict codes of morality or guardianship rules have in some cases faced violence from male family members, which have ranged from beatings and torture to murder. Both men and women can also face criminal cases for “parental disobedience.” A new law criminalizing domestic abuse recently passed by the Saudi Arabian authorities does not detail specific enforcement mechanisms to ensure prompt investigations of abuse allegations or prosecution of those who commit abuses.

http://www.hrw.org/news/2013/11/19/yemen-review-saudi-woman-s-refugee-claim



In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

05 november 2013

Rechtspraak: Dicht verblijfsgaten tijdens de vreemdelingenrechtelijkeprocedure want anders kan je er later onrepareerbare last mee krijgen bij naturalisatie (uitspraak Raad van State)

ECLI:NL:RVS:2013:1749

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 30-10-2013
Datum publicatie 30-10-2013
Zaaknummer 201302587/1/V6
 
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2013:1749 
 
 
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, komt voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 slechts in aanmerking de verzoeker die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toelating en hoofdverblijf heeft.
Ingevolge artikel 10 kan de Kroon, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) mogen gedurende de periode van vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het naturalisatieverzoek én gedurende de periode vanaf de indiening daarvan tot en met de beslissing daarop geen zogenaamde 'verblijfsgaten' voorkomen. Een verblijfsgat leidt tot onderbreking van de termijn. Na de onderbreking begint opnieuw een termijn van vijf jaar te lopen.
Volgens de toelichting op artikel 10 van de RWN kunnen er in uitzonderlijke gevallen belangen zijn die prevaleren boven het handhaven van de wettelijke voorwaarden voor naturalisatie. Het moet gaan om gevallen waarin met de naturalisatie van de verzoeker een Nederlands belang is gediend. Ook in gevallen van ernstig ambtelijk verzuim of om humanitaire redenen kan de staatssecretaris afwijken van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Bij ambtelijk verzuim valt te denken aan gevallen waarbij de Nederlandse overheid onjuiste informatie heeft verstrekt of nalatig is geweest, waardoor de verzoeker het Nederlanderschap niet heeft verkregen. De onjuiste informatie moet zijn verstrekt door een daartoe bevoegde ambtenaar werkzaam bij de daartoe bevoegde instantie. Volgens de Handleiding moet van artikel 10 terughoudend gebruik worden gemaakt. De staatssecretaris zal een beroep daarop niet honoreren als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Uitzonderingen zijn alleen toegestaan indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen.
 (....)


6.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zijn de naturalisatieprocedure en de verblijfsrechtelijke procedure op de voet van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) gescheiden procedures. Vragen over toelating horen in beginsel in een procedure op de voet van de Vw 2000 thuis. Het had dan ook op de weg van [appellante] gelegen om, indien zij het niet eens was met de ingangsdatum van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, een rechtsmiddel aan te wenden tegen het besluit van 17 augustus 2006. [appellante] wordt niet gevolgd in haar betoog dat zij in dat geval geen procesbelang zou hebben gehad. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2007 in zaak nr. 200705643/1.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verblijfsgat in rechte vaststaat en [appellante] ten tijde van het verzoek dus niet voldeed aan het in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN neergelegde vereiste van tenminste vijf jaren toelating en hoofdverblijf.
(....)

 Dat [appellante] sinds 2003 in Nederland verblijft, kan gelet op hetgeen is overwogen onder 7.1 niet tot de conclusie leiden dat zich een uitzonderlijk geval voordoet als bedoeld in artikel 10 van de RWN. Wat betreft de door [appellante] gestelde omstandigheid dat zij sinds juni 2011 voldoet aan de vereisten voor verlening van het Nederlanderschap, wordt verwezen naar de Handleiding, die vermeldt dat de staatssecretaris een beroep op artikel 10 van de RWN niet honoreert als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Verder is de omstandigheid dat, naar [appellante] stelt, het verblijfsgat is ontstaan door huiselijk geweld, geen in de Handleiding vermelde humanitaire reden die de staatssecretaris noopte tot afwijking van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Gelet hierop heeft de rechtbank [appellante] ook in zoverre terecht niet in haar betoog gevolgd.
.

07 augustus 2010

Huiselijk geweld in Turkije levert niet zo maar asiel op (uitspraak Raad van State)

LJN: BN3386, Raad van State , 201000726/1/V3


Datum uitspraak: 29-07-2010
Datum publicatie: 06-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Turkije / geweld tegen vrouwen / bescherming autoriteiten / arrest Opuz tegen Turkije
Blijkens het algemeen ambtsbericht inzake Turkije van de minister van Buitenlandse Zaken van april 2008 hebben de Turkse autoriteiten circulaires uitgestuurd naar gouverneurs, rechters en openbare aanklagers met als doel het verbeteren van dienstverlening aan slachtoffers van geweld, is de implementatie van een circulaire van de premier in gang gezet om eerwraak en huiselijk geweld te bestrijden, zijn er voortdurend campagnes door de overheid, de media, non-gouvernementele organisaties en United Nations Development Programme om geweld tegen vrouwen te bestrijden en wordt in de training van politie en dienstplichtige militairen aandacht besteed aan het thema geweld tegen vrouwen. Gelet daarop bestaat er geen grond voor het oordeel dat in Turkije in het algemeen geen bescherming wordt geboden tegen huiselijk geweld. Uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat zij in 2002 bij de politie driemaal melding heeft gemaakt van huiselijk geweld, dat de politie daar de eerste tweemaal niet tegen is opgetreden en dat de politie naar aanleiding van de derde melding bij haar thuis is geweest en haar ex-echtgenoot toen het woord heeft gevoerd. Niet blijkt dat de vreemdeling nadien, voorafgaand aan haar vertrek uit haar land van herkomst op 17 januari 2007, nog op enigerlei wijze heeft getracht de bescherming van de politie of andere (hogere) autoriteiten te verkrijgen. In dit verband is van belang dat de vreemdeling in 2006 is uitgeweken naar Ankara, maar zich ook toen niet, ondanks dat zij, naar zij stelt, voorafgaand aan haar vertrek stelselmatig is mishandeld door haar ex-echtgenoot, heeft gemeld bij de autoriteiten om daarvan aangifte te doen, ook niet nadat haar ex-echtgenoot haar daar zou hebben getraceerd. Nu de vreemdeling tot aan haar vertrek nimmer meer de bescherming van de autoriteiten heeft verzocht kan, mede in aanmerking genomen dat de ex-echtgenoot eerder door de Turkse autoriteiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en elf maanden wegens het tegen de vreemdeling gebruikte geweld en een geldboete heeft gekregen wegens tijdens zijn detentie tegen haar geuite bedreigingen en in aanmerking genomen dat in Turkije blijkens eerdergenoemd ambtsbericht in toenemende mate aandacht is voor huiselijk geweld, niet worden geoordeeld dat het vragen om bescherming bij voorbaat zinloos moest worden geacht. Het arrest van het EHRM van 9 juni 2009 in de zaak Opuz tegen Turkije, nr. 33401/02, RJ&D ECHR 2009, geeft geen aanleiding daarover anders te oordelen, nu uit dat arrest blijkt dat de Turkse autoriteiten weliswaar in een concreet geval van huiselijk geweld geen dan wel onvoldoende bescherming hebben geboden, maar daaruit kan, mede gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, niet de conclusie getrokken worden dat het ook voor de vreemdeling bij voorbaat zinloos zou zijn geweest de autoriteiten om bescherming te vragen.


Bron: rechtspraak.nl

Toelichting: wanneer iemand asiel aanvraag vanwege vrees voor derden niet zijnde de overheid van het land van herkomst dan zal dot pas tot verblijfsverlening leiden als die persoon kan aantonen dat de overheid niet wil of niet kan beschermen tegen die derde. Logisch gevolg is dat het een vereiste is dat je eerst de hulp van het eigen land moet hebben ingeroepen. Dat is alleen anders wanneer op voorhand duidelijk is dat dit zinloos of gevaarlijk is.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...