Rechtspraak: Dicht verblijfsgaten tijdens de vreemdelingenrechtelijkeprocedure want anders kan je er later onrepareerbare last mee krijgen bij naturalisatie (uitspraak Raad van State)
ECLI:NL:RVS:2013:1749
Ingevolge artikel 10 kan de Kroon, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) mogen gedurende de periode van vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het naturalisatieverzoek én gedurende de periode vanaf de indiening daarvan tot en met de beslissing daarop geen zogenaamde 'verblijfsgaten' voorkomen. Een verblijfsgat leidt tot onderbreking van de termijn. Na de onderbreking begint opnieuw een termijn van vijf jaar te lopen.
Volgens de toelichting op artikel 10 van de RWN kunnen er in uitzonderlijke gevallen belangen zijn die prevaleren boven het handhaven van de wettelijke voorwaarden voor naturalisatie. Het moet gaan om gevallen waarin met de naturalisatie van de verzoeker een Nederlands belang is gediend. Ook in gevallen van ernstig ambtelijk verzuim of om humanitaire redenen kan de staatssecretaris afwijken van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Bij ambtelijk verzuim valt te denken aan gevallen waarbij de Nederlandse overheid onjuiste informatie heeft verstrekt of nalatig is geweest, waardoor de verzoeker het Nederlanderschap niet heeft verkregen. De onjuiste informatie moet zijn verstrekt door een daartoe bevoegde ambtenaar werkzaam bij de daartoe bevoegde instantie. Volgens de Handleiding moet van artikel 10 terughoudend gebruik worden gemaakt. De staatssecretaris zal een beroep daarop niet honoreren als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Uitzonderingen zijn alleen toegestaan indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen.
(....)
6.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zijn de naturalisatieprocedure en de verblijfsrechtelijke procedure op de voet van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) gescheiden procedures. Vragen over toelating horen in beginsel in een procedure op de voet van de Vw 2000 thuis. Het had dan ook op de weg van [appellante] gelegen om, indien zij het niet eens was met de ingangsdatum van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, een rechtsmiddel aan te wenden tegen het besluit van 17 augustus 2006. [appellante] wordt niet gevolgd in haar betoog dat zij in dat geval geen procesbelang zou hebben gehad. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2007 in zaak nr. 200705643/1.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verblijfsgat in rechte vaststaat en [appellante] ten tijde van het verzoek dus niet voldeed aan het in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN neergelegde vereiste van tenminste vijf jaren toelating en hoofdverblijf.
(....)
Dat [appellante] sinds 2003 in Nederland verblijft, kan gelet op hetgeen is overwogen onder 7.1 niet tot de conclusie leiden dat zich een uitzonderlijk geval voordoet als bedoeld in artikel 10 van de RWN. Wat betreft de door [appellante] gestelde omstandigheid dat zij sinds juni 2011 voldoet aan de vereisten voor verlening van het Nederlanderschap, wordt verwezen naar de Handleiding, die vermeldt dat de staatssecretaris een beroep op artikel 10 van de RWN niet honoreert als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Verder is de omstandigheid dat, naar [appellante] stelt, het verblijfsgat is ontstaan door huiselijk geweld, geen in de Handleiding vermelde humanitaire reden die de staatssecretaris noopte tot afwijking van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Gelet hierop heeft de rechtbank [appellante] ook in zoverre terecht niet in haar betoog gevolgd.
.
- Instantie Raad van State
- Datum uitspraak 30-10-2013
- Datum publicatie 30-10-2013
- Zaaknummer 201302587/1/V6
- http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2013:1749
Ingevolge artikel 10 kan de Kroon, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, in bijzondere gevallen het Nederlanderschap verlenen met afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) mogen gedurende de periode van vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het naturalisatieverzoek én gedurende de periode vanaf de indiening daarvan tot en met de beslissing daarop geen zogenaamde 'verblijfsgaten' voorkomen. Een verblijfsgat leidt tot onderbreking van de termijn. Na de onderbreking begint opnieuw een termijn van vijf jaar te lopen.
Volgens de toelichting op artikel 10 van de RWN kunnen er in uitzonderlijke gevallen belangen zijn die prevaleren boven het handhaven van de wettelijke voorwaarden voor naturalisatie. Het moet gaan om gevallen waarin met de naturalisatie van de verzoeker een Nederlands belang is gediend. Ook in gevallen van ernstig ambtelijk verzuim of om humanitaire redenen kan de staatssecretaris afwijken van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Bij ambtelijk verzuim valt te denken aan gevallen waarbij de Nederlandse overheid onjuiste informatie heeft verstrekt of nalatig is geweest, waardoor de verzoeker het Nederlanderschap niet heeft verkregen. De onjuiste informatie moet zijn verstrekt door een daartoe bevoegde ambtenaar werkzaam bij de daartoe bevoegde instantie. Volgens de Handleiding moet van artikel 10 terughoudend gebruik worden gemaakt. De staatssecretaris zal een beroep daarop niet honoreren als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Uitzonderingen zijn alleen toegestaan indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen.
(....)
6.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zijn de naturalisatieprocedure en de verblijfsrechtelijke procedure op de voet van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) gescheiden procedures. Vragen over toelating horen in beginsel in een procedure op de voet van de Vw 2000 thuis. Het had dan ook op de weg van [appellante] gelegen om, indien zij het niet eens was met de ingangsdatum van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, een rechtsmiddel aan te wenden tegen het besluit van 17 augustus 2006. [appellante] wordt niet gevolgd in haar betoog dat zij in dat geval geen procesbelang zou hebben gehad. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2007 in zaak nr. 200705643/1.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het verblijfsgat in rechte vaststaat en [appellante] ten tijde van het verzoek dus niet voldeed aan het in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN neergelegde vereiste van tenminste vijf jaren toelating en hoofdverblijf.
(....)
Dat [appellante] sinds 2003 in Nederland verblijft, kan gelet op hetgeen is overwogen onder 7.1 niet tot de conclusie leiden dat zich een uitzonderlijk geval voordoet als bedoeld in artikel 10 van de RWN. Wat betreft de door [appellante] gestelde omstandigheid dat zij sinds juni 2011 voldoet aan de vereisten voor verlening van het Nederlanderschap, wordt verwezen naar de Handleiding, die vermeldt dat de staatssecretaris een beroep op artikel 10 van de RWN niet honoreert als de verzoeker binnen afzienbare tijd voldoet aan de reguliere wettelijke voorwaarden. Verder is de omstandigheid dat, naar [appellante] stelt, het verblijfsgat is ontstaan door huiselijk geweld, geen in de Handleiding vermelde humanitaire reden die de staatssecretaris noopte tot afwijking van de geldende voorwaarden voor naturalisatie. Gelet hierop heeft de rechtbank [appellante] ook in zoverre terecht niet in haar betoog gevolgd.
.
Reacties