07 augustus 2010

Huiselijk geweld in Turkije levert niet zo maar asiel op (uitspraak Raad van State)

LJN: BN3386, Raad van State , 201000726/1/V3


Datum uitspraak: 29-07-2010
Datum publicatie: 06-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Turkije / geweld tegen vrouwen / bescherming autoriteiten / arrest Opuz tegen Turkije
Blijkens het algemeen ambtsbericht inzake Turkije van de minister van Buitenlandse Zaken van april 2008 hebben de Turkse autoriteiten circulaires uitgestuurd naar gouverneurs, rechters en openbare aanklagers met als doel het verbeteren van dienstverlening aan slachtoffers van geweld, is de implementatie van een circulaire van de premier in gang gezet om eerwraak en huiselijk geweld te bestrijden, zijn er voortdurend campagnes door de overheid, de media, non-gouvernementele organisaties en United Nations Development Programme om geweld tegen vrouwen te bestrijden en wordt in de training van politie en dienstplichtige militairen aandacht besteed aan het thema geweld tegen vrouwen. Gelet daarop bestaat er geen grond voor het oordeel dat in Turkije in het algemeen geen bescherming wordt geboden tegen huiselijk geweld. Uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat zij in 2002 bij de politie driemaal melding heeft gemaakt van huiselijk geweld, dat de politie daar de eerste tweemaal niet tegen is opgetreden en dat de politie naar aanleiding van de derde melding bij haar thuis is geweest en haar ex-echtgenoot toen het woord heeft gevoerd. Niet blijkt dat de vreemdeling nadien, voorafgaand aan haar vertrek uit haar land van herkomst op 17 januari 2007, nog op enigerlei wijze heeft getracht de bescherming van de politie of andere (hogere) autoriteiten te verkrijgen. In dit verband is van belang dat de vreemdeling in 2006 is uitgeweken naar Ankara, maar zich ook toen niet, ondanks dat zij, naar zij stelt, voorafgaand aan haar vertrek stelselmatig is mishandeld door haar ex-echtgenoot, heeft gemeld bij de autoriteiten om daarvan aangifte te doen, ook niet nadat haar ex-echtgenoot haar daar zou hebben getraceerd. Nu de vreemdeling tot aan haar vertrek nimmer meer de bescherming van de autoriteiten heeft verzocht kan, mede in aanmerking genomen dat de ex-echtgenoot eerder door de Turkse autoriteiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en elf maanden wegens het tegen de vreemdeling gebruikte geweld en een geldboete heeft gekregen wegens tijdens zijn detentie tegen haar geuite bedreigingen en in aanmerking genomen dat in Turkije blijkens eerdergenoemd ambtsbericht in toenemende mate aandacht is voor huiselijk geweld, niet worden geoordeeld dat het vragen om bescherming bij voorbaat zinloos moest worden geacht. Het arrest van het EHRM van 9 juni 2009 in de zaak Opuz tegen Turkije, nr. 33401/02, RJ&D ECHR 2009, geeft geen aanleiding daarover anders te oordelen, nu uit dat arrest blijkt dat de Turkse autoriteiten weliswaar in een concreet geval van huiselijk geweld geen dan wel onvoldoende bescherming hebben geboden, maar daaruit kan, mede gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, niet de conclusie getrokken worden dat het ook voor de vreemdeling bij voorbaat zinloos zou zijn geweest de autoriteiten om bescherming te vragen.


Bron: rechtspraak.nl

Toelichting: wanneer iemand asiel aanvraag vanwege vrees voor derden niet zijnde de overheid van het land van herkomst dan zal dot pas tot verblijfsverlening leiden als die persoon kan aantonen dat de overheid niet wil of niet kan beschermen tegen die derde. Logisch gevolg is dat het een vereiste is dat je eerst de hulp van het eigen land moet hebben ingeroepen. Dat is alleen anders wanneer op voorhand duidelijk is dat dit zinloos of gevaarlijk is.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...