Uitzetting Palestijnen naar Libanon mogelijk (uitspraak Raad van State)
LJN: BN3392, Raad van State , 201005631/1/V3
Datum uitspraak: 03-08-2010
Datum publicatie: 06-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / Palestijnen uit Libanon / zicht op uitzetting
Bij brief van 28 mei 2010 heeft de minister de rechtbank bericht, voor zover hier van belang, dat voor Palestijnen door de Libanese vertegenwoordiging in 2009 enkele laissez passer-akkoorden zijn gegeven. De rechtbank heeft niet onderkend dat uit de aldus door de minister verstrekte informatie genoegzaam blijkt dat de Libanese autoriteiten voor Palestijnen afkomstig uit Libanon laissez passer afgeven en dat, nu dat het geval is, er geen grond is voor het oordeel dat geen zicht op uitzetting bestaat indien de desbetreffende vreemdeling volledige en juiste informatie verstrekt en het door hen te verrichten onderzoek niet frustreert. Nu de vreemdeling geen, hem persoonlijk betreffende, concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de minister het op voorhand uitgesloten heeft moeten achten dat het onderzoek door de Libanese autoriteiten binnen een redelijke termijn tot afgifte van een reisdocument kan leiden, bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister er van had moeten uitgaan dat reëel zicht op uitzetting voor de vreemdeling ontbreekt.
Datum uitspraak: 03-08-2010
Datum publicatie: 06-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / Palestijnen uit Libanon / zicht op uitzetting
Bij brief van 28 mei 2010 heeft de minister de rechtbank bericht, voor zover hier van belang, dat voor Palestijnen door de Libanese vertegenwoordiging in 2009 enkele laissez passer-akkoorden zijn gegeven. De rechtbank heeft niet onderkend dat uit de aldus door de minister verstrekte informatie genoegzaam blijkt dat de Libanese autoriteiten voor Palestijnen afkomstig uit Libanon laissez passer afgeven en dat, nu dat het geval is, er geen grond is voor het oordeel dat geen zicht op uitzetting bestaat indien de desbetreffende vreemdeling volledige en juiste informatie verstrekt en het door hen te verrichten onderzoek niet frustreert. Nu de vreemdeling geen, hem persoonlijk betreffende, concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de minister het op voorhand uitgesloten heeft moeten achten dat het onderzoek door de Libanese autoriteiten binnen een redelijke termijn tot afgifte van een reisdocument kan leiden, bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister er van had moeten uitgaan dat reëel zicht op uitzetting voor de vreemdeling ontbreekt.
Reacties