27 augustus 2010

IND hoeft vreemdeling geen terugkeervisum te geven om bij de behandeling van zijn zaak bij de vreemdelingenkamer aanwezig te kunnen zijn (uitspraak rechtbank)

LJN: BN4701,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/5424 BESLU

Datum uitspraak: 10-08-2010
Datum publicatie: 23-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: voorlopige voorziening, artikel 15 Paspoortwet, artikel 6 EVRM.

Bij besluit van 23 juni 2010 heeft verweerder geweigerd om verzoekster een laissez passer te verstrekken voor het bijwonen van een zitting van de rechtbank. De voorzieningenrechter (rechter) constateert dat verzoekster heeft verzocht om een laissez-passer, en begrijpt dat daarmede gedoeld wordt op het nooddocument bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet. De rechter constateert voorts dat verzoekster gelet op de wettelijke bepalingen, zoals door verweerder ook in het bestreden besluit aangehaald, niet kan worden aangemerkt als iemand die zich tijdelijk op het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden. Verzoekster heeft evenwel aangevoerd dat aan haar, gelet op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daaruit voortvloeiende verplichting van de verdragsluitende staten tot facilitering van de effectieve uitoefening van deze rechten, de toegang tot Nederland moet worden geboden, in het bijzonder om het recht op aanwezigheid bij de behandeling van de eigen zaak te waarborgen. De rechter volgt verzoekster hierin niet, nu artikel 6 EVRM niet van toepassing is op procedures waarin wordt beslist over de toelating van vreemdelingen. Een dergelijke procedure betreft immers niet de vaststelling van de civielrechtelijke rechten van verzoekster. De rechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 5 oktober 2000 (LJN: AD 4680). Naar het voorlopig oordeel van de rechter was verweerder mitsdien bevoegd om de gevraagde verstrekking te weigeren.

Inhoudsindicatie: voorlopige voorziening, artikel 15 Paspoortwet, artikel 6 EVRM. Bij besluit van 23 juni 2010 heeft verweerder geweigerd om verzoekster een laissez passer te verstrekken voor het bijwonen van een zitting van de rechtbank. De voorzieningenrechter (rechter) constateert dat verzoekster heeft verzocht om een laissez-passer, en begrijpt dat daarmede gedoeld wordt op het nooddocument bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet. De rechter constateert voorts dat verzoekster gelet op de wettelijke bepalingen, zoals door verweerder ook in het bestreden besluit aangehaald, niet kan worden aangemerkt als iemand die zich tijdelijk op het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden. Verzoekster heeft evenwel aangevoerd dat aan haar, gelet op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daaruit voortvloeiende verplichting van de verdragsluitende staten tot facilitering van de effectieve uitoefening van deze rechten, de toegang tot Nederland moet worden geboden, in het bijzonder om het recht op aanwezigheid bij de behandeling van de eigen zaak te waarborgen. De rechter volgt verzoekster hierin niet, nu artikel 6 EVRM niet van toepassing is op procedures waarin wordt beslist over de toelating van vreemdelingen. Een dergelijke procedure betreft immers niet de vaststelling van de civielrechtelijke rechten van verzoekster. De rechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 5 oktober 2000 (LJN: AD 4680). Naar het voorlopig oordeel van de rechter was verweerder mitsdien bevoegd om de gevraagde verstrekking te weigeren.

Bron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...