27 augustus 2010

Indicatoren art. 3.106 Vb 2000 en categoriale bescherming: Hoe werkt dat? (uitspraak ABRRvS)

LJN: BN4820, Raad van State , 201001390/1/V3


Datum uitspraak: 17-08-2010
Datum publicatie: 23-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afghanistan / categoriale bescherming / indicatoren art. 3.106 Vb 2000

Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 april 2005 in zaak nr. 200500646/1; www.raadvanstate.nl), is niet voorgeschreven welk relatief gewicht aan de in artikel 3.106 van het Vb 2000 neergelegde indicatoren moet worden toegekend. Gelet daarop en gelet op de beoordelingsvrijheid die de staatssecretaris bij de aanwending – in overleg met de Tweede Kamer der Staten Generaal – van zijn uitsluitend door het nationale recht beheerste bevoegdheid tot het voeren van een beleid van categoriale bescherming toekomt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris niet in redelijkheid aan de afstemming van zijn beleid op het beleid in de omringende EU-landen doorslaggevende betekenis kan toekennen. Dit neemt echter niet weg dat de staatssecretaris ook de overige in artikel 3.106 van het Vb 2000 genoemde indicatoren in zijn beoordeling dient te betrekken. Bij de beoordeling van het beroep heeft de rechtbank met toepassing van artikel 83 van de Vw 2000 rekening gehouden met de door de vreemdeling overgelegde persberichten over Afghanistan en het ambtsbericht over dat land van maart 2009. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 2.7.3. is weergegeven, heeft de staatssecretaris bij brief van 21 augustus 2009 er blijk van gegeven kennis te hebben genomen van de inhoud van voormelde stukken, doch hij heeft daarin geen aanleiding gezien zijn beleid te wijzigen. De staatssecretaris behoefde bij de door hem aan de hand van artikel 3.106 van het Vb 2000 te verrichten beoordeling niet, zoals de rechtbank heeft geoordeeld, nader aan te geven welk gewicht hij daarbij aan de overige in dat artikel genoemde indicatoren heeft gehecht. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2003 in zaak nr. 200302726/1; www.raadvanstate.nl), laat de beoordelingsvrijheid die de staatssecretaris bij de aanwending van zijn bevoegdheid tot het voeren van een categoriaal beschermingsbeleid toekomt, niet toe dat hij in rechte gehouden wordt geacht om – al dan niet naar aanleiding van hetgeen door de vreemdeling is aangevoerd – gespecificeerd te motiveren op welke wijze de in artikel 3.106 van het Vb 2000 neergelegde indicatoren door hem in zijn beoordeling zijn betrokken. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De rechtbank heeft in het door de staatssecretaris op de voet van artikel 83, derde lid, van de Vw 2000 ingenomen standpunt ter zake van de door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden als vermeld in 2.7.3. dan ook ten onrechte grond gevonden voor het oordeel dat het besluit van 10 maart 2009, voor zover daarbij een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 is geweigerd, onzorgvuldig tot stand is gekomen en een kenbare motivering ontbeert. De grief slaagt.


Bron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...