Interessante uitspraak over gerechtvaardigd vertrouwen in een zaak waar de IND een verblijfsvergunning weigerde omdat de Visadienst foutief een mvv had verstrekt. (Raad van State)
LJN: BN4037, Raad van State , 200904213/1/V2
Datum uitspraak: 05-08-2010
Datum publicatie: 16-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd / mvv / gerechtvaardigd vertrouwen
Op 8 mei 2006 hebben de ouders van de vreemdeling een verzoek om advies voor afgifte van een mvv ingediend met als doel dat de vreemdeling bij hen gaat verblijven op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Bij brief van 29 september 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken bericht dat indien door de vreemdeling een aanvraag om een mvv wordt ingediend deze in beginsel wordt ingewilligd. De vreemdeling is op 4 april 2007 met een mvv Nederland ingereisd en heeft op 24 april 2007 de onderhavige aanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft zich in het in het besluit ingelaste voornemen van 10 oktober 2007, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een afgeleide verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, omdat de vreemdeling niet als partner of als meerderjarig kind zodanig afhankelijk is van een vreemdeling die een verblijfstitel heeft verkregen op basis van één van de gronden a tot en met d van voormeld artikel, dat hij om die reden behoort tot het gezin van die vreemdeling en omdat hij het verzoek om een mvv eerst zes maanden na het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan de overige gezinsleden heeft ingediend. In de hiervoor genoemde brief van 29 september 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken bericht dat hij, gelet op de overgelegde gegevens en bescheiden, van oordeel is dat aan de toelatingsvoorwaarden is voldaan en dat indien door de vreemdeling een aanvraag om een mvv wordt ingediend deze in beginsel zal worden verleend indien zich geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten. Nu de vreemdeling met een mvv Nederland is ingereisd, moet, gelet op de inhoud van voornoemde brief van 29 september 2006, worden aangenomen dat ten tijde van het verlenen daarvan is onderzocht en vastgesteld dat aan de ter zake van het beoogde verblijfsdoel gestelde voorwaarden is voldaan en dat er geen andere redenen waren die zich verzetten tegen verlening van de gevraagde mvv. Gelet daarop mocht de vreemdeling er op vertrouwen dat hem bij gelijkblijvende omstandigheden een verblijfsvergunning voor het doel waarvoor de mvv is afgegeven zou worden verleend. Dat zou in een geval als het onderhavige anders zijn indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de verlening van de mvv. Nu daarvan uit het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen niet blijkt en daarin slechts feiten en omstandigheden zijn tegengeworpen die reeds bekend waren of bekend konden zijn ten tijde van het verlenen van de mvv, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dat de aanvraag een verblijfsvergunning asiel betreft, maakt dit niet anders. Ook een vreemdeling die, zoals in dit geval, verblijf beoogt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, heeft op grond van paragraaf van de Vc 2000 de mogelijkheid om daartoe eerst een mvv aan te vragen. De grieven falen. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 05-08-2010
Datum publicatie: 16-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd / mvv / gerechtvaardigd vertrouwen
Op 8 mei 2006 hebben de ouders van de vreemdeling een verzoek om advies voor afgifte van een mvv ingediend met als doel dat de vreemdeling bij hen gaat verblijven op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Bij brief van 29 september 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken bericht dat indien door de vreemdeling een aanvraag om een mvv wordt ingediend deze in beginsel wordt ingewilligd. De vreemdeling is op 4 april 2007 met een mvv Nederland ingereisd en heeft op 24 april 2007 de onderhavige aanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft zich in het in het besluit ingelaste voornemen van 10 oktober 2007, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een afgeleide verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, omdat de vreemdeling niet als partner of als meerderjarig kind zodanig afhankelijk is van een vreemdeling die een verblijfstitel heeft verkregen op basis van één van de gronden a tot en met d van voormeld artikel, dat hij om die reden behoort tot het gezin van die vreemdeling en omdat hij het verzoek om een mvv eerst zes maanden na het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan de overige gezinsleden heeft ingediend. In de hiervoor genoemde brief van 29 september 2006 heeft de minister van Buitenlandse Zaken bericht dat hij, gelet op de overgelegde gegevens en bescheiden, van oordeel is dat aan de toelatingsvoorwaarden is voldaan en dat indien door de vreemdeling een aanvraag om een mvv wordt ingediend deze in beginsel zal worden verleend indien zich geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten. Nu de vreemdeling met een mvv Nederland is ingereisd, moet, gelet op de inhoud van voornoemde brief van 29 september 2006, worden aangenomen dat ten tijde van het verlenen daarvan is onderzocht en vastgesteld dat aan de ter zake van het beoogde verblijfsdoel gestelde voorwaarden is voldaan en dat er geen andere redenen waren die zich verzetten tegen verlening van de gevraagde mvv. Gelet daarop mocht de vreemdeling er op vertrouwen dat hem bij gelijkblijvende omstandigheden een verblijfsvergunning voor het doel waarvoor de mvv is afgegeven zou worden verleend. Dat zou in een geval als het onderhavige anders zijn indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de verlening van de mvv. Nu daarvan uit het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen niet blijkt en daarin slechts feiten en omstandigheden zijn tegengeworpen die reeds bekend waren of bekend konden zijn ten tijde van het verlenen van de mvv, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dat de aanvraag een verblijfsvergunning asiel betreft, maakt dit niet anders. Ook een vreemdeling die, zoals in dit geval, verblijf beoogt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, heeft op grond van paragraaf van de Vc 2000 de mogelijkheid om daartoe eerst een mvv aan te vragen. De grieven falen. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
rechtspraak.nl
Reacties