05 maart 2020

UITSPRAAK: Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst.

ECLI:NL:RBDHA:2020:1007

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 27-02-2020
Datum publicatie 02-03-2020
Zaaknummer AWB - 19 / 3508
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst. Beroep ongegrond.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
4.1. Verweerder verleent een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vreemdelingenbesluit 2000 aan de vreemdeling die slachtoffer is geworden of dreigt te worden van huiselijk geweld. Verweerder heeft voor toepassing hiervan cumulatieve voorwaarden gesteld in paragraaf B8/2.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000. In geschil is de voorwaarde onder punt 4. onder de kop ‘huiselijk geweld’: het slachtoffer kan zich niet onttrekken aan het huiselijk geweld door vestiging in het land van herkomst. Volgens het beleid moet naast geweld of dreiging in Nederland ook in het land van herkomst een dreiging aanwezig zijn. Hiervoor moet aannemelijk worden gemaakt dat van de familieleden die in het land van herkomst wonen, dreiging uitgaat.
4.2. Eiseres heeft in beroep stukken overgelegd omtrent haar onmogelijkheid zich te vestigen in haar land van herkomst. De rechtbank overweegt dat de bestuursrechter in een beroepsprocedure toetst naar de stand van zaken ten tijde van het bestreden besluit. De bestuursrechter mag geen rekening houden met feiten en omstandigheden die verweerder niet heeft kunnen betrekken in zijn beoordeling (ex tunc-toetsing). Eiseres betoogt dat de stukken moeten worden meegenomen daar zij dienen als nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt.
4.3. De rechtbank volgt dit betoog van eiseres niet. Het is vaste jurisprudentie – onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2900) – dat een nadere onderbouwing niet in de weg staat van het indienen van stukken in beroep. De stukken mogen echter niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken indien de stukken nieuwe informatie bevatten waar verweerder geen rekening mee heeft kunnen houden. De stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd zien toe op haar broers en haar zus in Marokko, het overlijden van de moeder van eiseres en een deskundigenbericht met een algemene en op eiseres toegespitste conclusie. Nu deze stukken niet eerder zijn ingediend en verweerder geen rekening heeft kunnen houden met de inhoud ervan, heeft verweerder de stukken niet kunnen betrekken in zijn besluitvorming en laat de rechtbank om deze reden de stukken in zijn beoordeling buiten beschouwing. De rechtbank overweegt hierbij dat verweerder eiseres erop heeft gewezen om bewijsstukken te overleggen in het aanvraagformulier, de herstelverzuimbrief van 29 augustus 2018 en het primaire besluit. Desalniettemin heeft zij haar standpunten voor het eerst in beroep met stukken onderbouwd. De stukken zien niet op een nadere onderbouwing van eerder ingenomen standpunten, maar zijn een eerste onderbouwing.
4.4. Gelet hierop, heeft eiseres haar stellingen niet met stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich niet in Marokko kan vestigen. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor de aanvraag.
5. De rechtbank ziet gezien de betrokken belangen en in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding om een inhoudelijke beoordeling te geven over de overgelegde stukken.
5.1. Eiseres heeft aangevoerd dat haar familie als mogelijke ‘oplossing’ zelfmoord aanraadt. Ook heeft blijkens het deskundigenbericht haar familie in Marokko haar beschuldigd van respectloos en oneerbaar gedrag en aangegeven dat ze de familie te schande heeft gemaakt. Ter onderbouwing hiervan is (een vertaling van) een verklaring onder ede van haar twee broers en één zus overgelegd, waarin het volgende staat:
“Dit gezegd hebbende, weten wij met zekerheid, om redenen van haar veiligheid ingeval zij uitgewezen mocht worden, dat zij bij niemand onderdak zal krijgen en wij zijn ervan overtuigd dat zij in dit geval haar verstandelijke vermogens zal verliezen en zelfmoord pleegt, als enige middel om zich van haar nachtmerries te bevrijden. Wij hopen dat dit niet gaat gebeuren, als de Nederlandse autoriteiten deze humanitaire zaak in overwegingen nemen.”
5.2. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring niet volgt dat haar familie haar aanraadt om zelfmoord te plegen of haar beschuldigt van respectloos en oneerbaar gedrag. De verklaring schetst een beeld van mogelijke gevolgen als eiseres geen onderdak zou krijgen, maar toont geen dreigement vanuit de familieleden. Tevens volgt uit de verklaring niet dat de familie haar weigert te ondersteunen maar juist dat ze hopen dat eiseres niet wordt gedreven tot het plegen van zelfmoord.
5.3. Ten aanzien van het deskundigenbericht overweegt de rechtbank dat het deskundigenbericht een weergave is van de eigen verklaringen van eiseres. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige het verhaal van eiseres enkel van commentaar voorziet en niet dat haar verhaal is geverifieerd of door de deskundig is bevestigd. De geschetste situatie in het rapport is niet met stukken onderbouwd of volgt de rechtbank gelet op de verklaring onder ede niet. Evenmin zijn de gevolgen die de deskundige aan de geschetste situatie verbindt met stukken onderbouwd. De enkele stelling dat de deskundige veel onderzoekservaring en wetenschappelijke publicaties heeft, is onvoldoende.
5.4. De overige stukken zien op het huiselijk geweld in Nederland en behoeven geen bespreking nu het niet in geschil is. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken niet volgt dat vanuit de familie van eiseres een dreiging uitgaat noch dat familieleden haar niet kunnen of willen opvangen. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat er in Marokko een dreiging aanwezig is en dat eventueel de autoriteiten haar niet kunnen beschermen tegen de dreiging.
Conclusie
6. Verweerder heeft het bestreden besluit op juiste gronden genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1007

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...