UITSPRAAK: Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst.
ECLI:NL:RBDHA:2020:1007
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 27-02-2020
- Datum publicatie 02-03-2020
- Zaaknummer AWB - 19 / 3508
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie Aanvraag verblijfsvergunning wegens huiselijk geweld is afgewezen. Eiseres kan zich onttrekken aan huiselijk geweld door terug te gaan naar haar land van herkomst. Beroep ongegrond.
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
4.1.
Verweerder verleent een verblijfsvergunning op grond van
artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het
Vreemdelingenbesluit 2000 aan de vreemdeling die slachtoffer is geworden
of dreigt te worden van huiselijk geweld. Verweerder heeft voor
toepassing hiervan cumulatieve voorwaarden gesteld in paragraaf B8/2.1.
van de Vreemdelingencirculaire 2000. In geschil is de voorwaarde onder
punt 4. onder de kop ‘huiselijk geweld’: het slachtoffer kan zich niet
onttrekken aan het huiselijk geweld door vestiging in het land van
herkomst. Volgens het beleid moet naast geweld of dreiging in Nederland
ook in het land van herkomst een dreiging aanwezig zijn. Hiervoor moet
aannemelijk worden gemaakt dat van de familieleden die in het land van
herkomst wonen, dreiging uitgaat.
4.2.
Eiseres heeft in beroep stukken overgelegd omtrent haar
onmogelijkheid zich te vestigen in haar land van herkomst. De rechtbank
overweegt dat de bestuursrechter in een beroepsprocedure toetst naar de
stand van zaken ten tijde van het bestreden besluit. De bestuursrechter
mag geen rekening houden met feiten en omstandigheden die verweerder
niet heeft kunnen betrekken in zijn beoordeling (ex tunc-toetsing).
Eiseres betoogt dat de stukken moeten worden meegenomen daar zij dienen
als nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt.
4.3.
De rechtbank volgt dit betoog van eiseres niet. Het is vaste
jurisprudentie – onder meer de uitspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juli 2014
(ECLI:NL:RVS:2014:2900) – dat een nadere onderbouwing niet in de weg
staat van het indienen van stukken in beroep. De stukken mogen echter
niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken indien de
stukken nieuwe informatie bevatten waar verweerder geen rekening mee
heeft kunnen houden. De stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd
zien toe op haar broers en haar zus in Marokko, het overlijden van de
moeder van eiseres en een deskundigenbericht met een algemene en op
eiseres toegespitste conclusie. Nu deze stukken niet eerder zijn
ingediend en verweerder geen rekening heeft kunnen houden met de inhoud
ervan, heeft verweerder de stukken niet kunnen betrekken in zijn
besluitvorming en laat de rechtbank om deze reden de stukken in zijn
beoordeling buiten beschouwing. De rechtbank overweegt hierbij dat
verweerder eiseres erop heeft gewezen om bewijsstukken te overleggen in
het aanvraagformulier, de herstelverzuimbrief van 29 augustus 2018 en
het primaire besluit. Desalniettemin heeft zij haar standpunten voor het
eerst in beroep met stukken onderbouwd. De stukken zien niet op een
nadere onderbouwing van eerder ingenomen standpunten, maar zijn een
eerste onderbouwing.
4.4.
Gelet hierop, heeft eiseres haar stellingen niet met stukken
onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk
heeft gemaakt dat zij zich niet in Marokko kan vestigen. Eiseres voldoet
niet aan de voorwaarden voor de aanvraag.
5. De rechtbank ziet gezien de betrokken belangen en in het
kader van finale geschilbeslechting aanleiding om een inhoudelijke
beoordeling te geven over de overgelegde stukken.
5.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat haar familie als mogelijke
‘oplossing’ zelfmoord aanraadt. Ook heeft blijkens het
deskundigenbericht haar familie in Marokko haar beschuldigd van
respectloos en oneerbaar gedrag en aangegeven dat ze de familie te
schande heeft gemaakt. Ter onderbouwing hiervan is (een vertaling van)
een verklaring onder ede van haar twee broers en één zus overgelegd,
waarin het volgende staat:
“Dit gezegd
hebbende, weten wij met zekerheid, om redenen van haar veiligheid
ingeval zij uitgewezen mocht worden, dat zij bij niemand onderdak zal
krijgen en wij zijn ervan overtuigd dat zij in dit geval haar
verstandelijke vermogens zal verliezen en zelfmoord pleegt, als enige
middel om zich van haar nachtmerries te bevrijden. Wij hopen dat dit
niet gaat gebeuren, als de Nederlandse autoriteiten deze humanitaire
zaak in overwegingen nemen.”
5.2.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring niet volgt dat
haar familie haar aanraadt om zelfmoord te plegen of haar beschuldigt
van respectloos en oneerbaar gedrag. De verklaring schetst een beeld van
mogelijke gevolgen als eiseres geen onderdak zou krijgen, maar toont
geen dreigement vanuit de familieleden. Tevens volgt uit de verklaring
niet dat de familie haar weigert te ondersteunen maar juist dat ze hopen
dat eiseres niet wordt gedreven tot het plegen van zelfmoord.
5.3.
Ten aanzien van het deskundigenbericht overweegt de rechtbank
dat het deskundigenbericht een weergave is van de eigen verklaringen van
eiseres. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige het
verhaal van eiseres enkel van commentaar voorziet en niet dat haar
verhaal is geverifieerd of door de deskundig is bevestigd. De geschetste
situatie in het rapport is niet met stukken onderbouwd of volgt de
rechtbank gelet op de verklaring onder ede niet. Evenmin zijn de
gevolgen die de deskundige aan de geschetste situatie verbindt met
stukken onderbouwd. De enkele stelling dat de deskundige veel
onderzoekservaring en wetenschappelijke publicaties heeft, is
onvoldoende.
5.4.
De overige stukken zien op het huiselijk geweld in Nederland en
behoeven geen bespreking nu het niet in geschil is. De rechtbank
overweegt dat uit de overgelegde stukken niet volgt dat vanuit de
familie van eiseres een dreiging uitgaat noch dat familieleden haar niet
kunnen of willen opvangen. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd en
aannemelijk gemaakt dat er in Marokko een dreiging aanwezig is en dat
eventueel de autoriteiten haar niet kunnen beschermen tegen de dreiging.
Conclusie
6. Verweerder heeft het bestreden besluit op juiste gronden genomen. Het beroep is ongegrond. 7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1007
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Reacties