Het is een bijzonder verhaal maar ook lezenswaardig vanwege de IPR (internationaal privaatrechtelijke aspecten) over de erkenning van huwelijken.
ECLI:NL:RBDHA:2020:6541
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 13-07-2020
- Datum publicatie 15-07-2020
- Zaaknummer AWB 19/9399
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9399
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres,
(gemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F. Schoot).Procesverloop
Namens eiseres is op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor
een machtiging tot voorlopig verblijf, met als doel ‘Verblijf als
familie- of gezinslid bij [referent] ’. [referent] zal hierna wordt
aangeduid als ‘referent’. Bij besluit van 26 april 2019 heeft verweerder
deze aanvraag afgewezen.
Daartegen heeft eiseres op 2 mei 2019 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 november 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 3 december 2019 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020.
Eiser en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Verder
is referent verschenen.
Beoordeling
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.2. Referent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel die hem in december 2013, bij zijn derde asielaanvraag, is verleend op grond van zijn bekering tot het christendom. Eiseres stelt dat zij op 5 mei 2018 een islamitisch huwelijk met referent is aangegaan. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij met referent is gehuwd en dat ook aan de overige voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres en referent geen rechtsgeldig huwelijk hebben afgesloten. Eiseres is moslima en referent heeft een asielvergunning gekregen omdat hij zou zijn bekeerd tot het christendom. Volgens verweerder is in het Afghaans wetboek echter vastgelegd dat een moslima niet met een man mag trouwen die geen moslim is. Een islamitisch huwelijk tussen een christenman en een moslimvrouw is om die reden niet mogelijk en niet rechtsgeldig. Nu geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk is artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet van toepassing.
Afwijzing van de aanvraag levert volgens verweerder ook geen strijd op met artikel 8 van het EVRM. Eiseres en referent zouden elkaar immers via internet hebben leren kennen en contact hebben onderhouden via chat en telefoon. Verweerder acht de overgelegde Whatsapp-berichten echter summier en daaruit blijkt niet van een relationele verdieping. Eiseres en referent hebben elkaar ook nog nooit in persoon ontmoet. Ook bij het voltrekken van het islamitisch huwelijk was referent niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door een gemachtigde. Onder deze omstandigheden kan volgens verweerder niet worden gesproken van een partnerrelatie waaraan voldoende invulling wordt gegeven om te kunnen spreken van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
4. Eiseres betwist dat het gesloten huwelijk niet rechtsgeldig zou zijn. In artikel 10:31, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Dat hebben de Afghaanse autoriteiten in dit geval gedaan. Het huwelijk wordt op dit moment dus als geldig beschouwd. Aangenomen mag worden dat het huwelijk geldig blijft zolang een bevoegde autoriteit of rechter niet anderszins oordeelt. Het is niet aan verweerder om te oordelen over de rechtsgeldigheid van buitenlandse huwelijken. Verder merkt eiseres op dat vreemd recht, op grond van artikel 10:6 van het BW, niet mag worden toegepast voor zover dat in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Als het gesloten huwelijk naar Afghaans recht ongeldig zou zijn op grond van het geloof van de betrokken partners, is dat discriminatoir en in strijd met de Nederlandse openbare orde. Verweerder mag dan geen acht slaan op die ongeldigheid. Eiseres betoogt verder dat een islamitisch huwelijk voor haar en referent de enige mogelijkheid was om te trouwen. Eiseres komt uit een streng islamitische familie en zij mag slechts als gehuwde vrouw naar referent reizen. Haar familie weet ook niet dat referent christen is. Voor referent is het niet mogelijk om naar Afghanistan af te reizen en daar met haar samen te wonen.
5. De rechtbank stelt vast dat beoordeeld moet worden of er tussen eiseres en referent een naar Nederlands internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk gesloten is. Dit vereist op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het BW dat hun huwelijk naar het recht van Afghanistan rechtsgeldig is. Het feit dat er een huwelijksakte is opgesteld door Afghaanse autoriteiten, maakt dat het huwelijk, op grond van het bepaalde in artikel 10:31, vierde lid, van het BW, vermoed wordt rechtsgeldig te zijn. Verweerder heeft echter terecht opgemerkt dat dit slechts een vermoeden is dat weerlegd kan worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een in Afghanistan rechtsgeldig huwelijk. De door verweerder aangehaalde bepalingen van artikel 92 en 95 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek worden niet betwist. De rechtbank leidt uit de bewoordingen ‘shall be void’ in artikel 92 af dat het huwelijk tussen eiseres en referent niet rechtsgeldig, oftewel nietig is. Uit deze bepalingen kan niet worden afgeleid dat een dergelijk huwelijk rechtsgeldig is zolang er geen uitspraak van een bevoegde autoriteit is, waarin bepaald is dat het huwelijk niet rechtsgeldig is. Er is daarom sprake van een naar Afghaanse wetgeving niet rechtsgeldig huwelijk. Dat de Afghaanse autoriteiten daarvan niet op de hoogte zijn doet daar niet aan af, zeker nu bij hen niet bekend is dat referent christen is.
Het beroep van eiseres op het bepaalde in artikel 10:6 van het BW, omdat de reden waarom het huwelijk niet rechtsgeldig is naar Afghaans recht een discriminatoire regel is, slaagt evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat het feit dat het Afghaans recht op dit punt discriminatoir is, nog niet maakt dat een naar Afghaans recht niet rechtsgeldig huwelijk toch rechtsgeldig is.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het
standpunt heeft gesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres
evenmin in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Daartoe overweegt de
rechtbank dat eiseres met enkel de overgelegde screenshots van
WhatsAppberichten tussen haar en referent, onvoldoende heeft aangetoond
dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk te
stellen is aan een reëel huwelijk tussen eiseres en referent. Daarom kan
er, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden gesproken van
familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
6. Eiseres betoogt verder dat verweerder referent ten onrechte niet heeft gehoord tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet geschonden heeft door referent tijdens de bezwaarprocedure niet te horen. Uit het bezwaarschrift in samenhang met hetgeen in het primaire besluit is overwogen, was reeds duidelijk dat het bezwaar van eiseres ongegrond was.
7. Daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Eiseres betoogt verder dat verweerder referent ten onrechte niet heeft gehoord tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet geschonden heeft door referent tijdens de bezwaarprocedure niet te horen. Uit het bezwaarschrift in samenhang met hetgeen in het primaire besluit is overwogen, was reeds duidelijk dat het bezwaar van eiseres ongegrond was.
7. Daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 13 juli 2020
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:6541
Geen opmerkingen:
Een reactie posten