Situatie van vrouwen in Congo (DRC) zo verslechterd dat herhaalse asielaanvragen op basis daarvan niet met 4:6 Awb moegn worden afgedaan
LJN: BK5481, Raad van State , 200902411/1/V2
Datum uitspraak: 30-11-2009
Datum publicatie: 07-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / situatie vrouwen in DRC / nova
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / situatie vrouwen in DRC / nova
Uit het ambtsbericht blijkt dat de situatie voor vrouwen in de DRC, ten opzichte van de situatie aldaar ten tijde van het eerdere besluit van 16 juni 2006 zodanig is verslechterd dat niet op voorhand is uitgesloten dat deze verslechterde situatie kan afdoen aan het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op toelating op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Aldus is, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zodat het besluit van 4 maart 2009 wat betreft de weigering de vreemdeling een verblijfsvergunning op voormelde grond te verlenen, reeds daarom kan worden getoetst. De vraag of WBV 2007/35 een voor de vreemdeling relevante wijziging van het recht is, behoeft derhalve geen bespreking meer. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 4 maart 2009 op het standpunt gesteld dat de vreemdeling aannemelijk dient te maken dat zij te vrezen heeft voor seksuele geweldpleging in de DRC en dat, nu haar asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden, geen sprake is van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid. De staatssecretaris heeft aldus niet onderkend dat met voormelde verslechterde situatie voor vrouwen in de DRC sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zodat hij had moeten beoordelen of deze hem noopten tot het heroverwegen van het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op de weigering de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht overwogen dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft afgewezen. Deze grieven falen.
Bron: rechtspraak.nl
Let op de eerdere aanvraag moet wel al eerder zijn behandeld dan het ambtsbericht van mei 2007 want anders is er geen sprake van nova (zie uitspraak LJN: BK5473, Raad van State , 200807606/1)
Hoewel in het ambtsbericht van juli 2008 een aantal details en voorbeelden worden genoemd die in het ambtsbericht van mei 2007 niet voorkomen, kan daaruit niet worden afgeleid dat de positie van vrouwen in de DRC ten tijde van belang ten opzichte van die op 7 februari 2007 verder is verslechterd. In het ambtsbericht van mei 2007 wordt immers ook reeds vermeld dat vrouwen in de DRC een ondergeschikte positie innemen en dat verkrachting volgens UNICEF epidemische vormen heeft aangenomen. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat niet op voorhand uitgesloten is dat het aldus aangevoerde kan afdoen aan het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op toelating op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000
Datum uitspraak: 30-11-2009
Datum publicatie: 07-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / situatie vrouwen in DRC / nova
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / situatie vrouwen in DRC / nova
Uit het ambtsbericht blijkt dat de situatie voor vrouwen in de DRC, ten opzichte van de situatie aldaar ten tijde van het eerdere besluit van 16 juni 2006 zodanig is verslechterd dat niet op voorhand is uitgesloten dat deze verslechterde situatie kan afdoen aan het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op toelating op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Aldus is, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zodat het besluit van 4 maart 2009 wat betreft de weigering de vreemdeling een verblijfsvergunning op voormelde grond te verlenen, reeds daarom kan worden getoetst. De vraag of WBV 2007/35 een voor de vreemdeling relevante wijziging van het recht is, behoeft derhalve geen bespreking meer. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 4 maart 2009 op het standpunt gesteld dat de vreemdeling aannemelijk dient te maken dat zij te vrezen heeft voor seksuele geweldpleging in de DRC en dat, nu haar asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden, geen sprake is van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid. De staatssecretaris heeft aldus niet onderkend dat met voormelde verslechterde situatie voor vrouwen in de DRC sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zodat hij had moeten beoordelen of deze hem noopten tot het heroverwegen van het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op de weigering de vreemdeling een verblijfsvergunning te verlenen op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht overwogen dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft afgewezen. Deze grieven falen.
Bron: rechtspraak.nl
Let op de eerdere aanvraag moet wel al eerder zijn behandeld dan het ambtsbericht van mei 2007 want anders is er geen sprake van nova (zie uitspraak LJN: BK5473, Raad van State , 200807606/1)
Hoewel in het ambtsbericht van juli 2008 een aantal details en voorbeelden worden genoemd die in het ambtsbericht van mei 2007 niet voorkomen, kan daaruit niet worden afgeleid dat de positie van vrouwen in de DRC ten tijde van belang ten opzichte van die op 7 februari 2007 verder is verslechterd. In het ambtsbericht van mei 2007 wordt immers ook reeds vermeld dat vrouwen in de DRC een ondergeschikte positie innemen en dat verkrachting volgens UNICEF epidemische vormen heeft aangenomen. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat niet op voorhand uitgesloten is dat het aldus aangevoerde kan afdoen aan het eerdere besluit, in zoverre dat ziet op toelating op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000
Reacties